ECLI:NL:OGAACMB:2020:23

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
16 maart 2020
Publicatiedatum
7 mei 2020
Zaaknummer
AUA201902407
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen onjuiste uitbetaling van overwerkuren door de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie

In deze zaak heeft klaagster, werkzaam als strafdeurwaarder bij het Openbaar Ministerie, bezwaar gemaakt tegen de uitbetaling van overwerkuren die zij in 2017 en 2018 heeft gewerkt. Klaagster ontving bij haar salaris van juni 2019 een bedrag van Afl. 7.925,27 voor 695 overwerkuren, maar betwistte dit bedrag. Zij stelde dat zij recht had op een uitbetaling van Afl. 15.538,75, omdat de uitbetaling op een fout berustte. De verweerder, de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie, heeft erkend dat de uitbetaling niet correct was en dat klaagster recht had op een hoger bedrag van Afl. 15.381,06. De zaak werd behandeld op 3 februari 2020, waarbij beide partijen vertegenwoordigd waren door hun gemachtigden. De rechter heeft geoordeeld dat het bezwaar gegrond is, omdat de verweerder heeft erkend dat de uitbetaling niet correct was. De rechter heeft de verweerder veroordeeld om binnen drie maanden na de uitspraak de beloning voor overwerk opnieuw vast te stellen en de proceskosten van klaagster te vergoeden.

Uitspraak

Uitspraak van 16 maart 2020
GAZA nr. AUA201902407

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar van:

[Klaagster],

wonend in Aruba,
KLAAGSTER
gemachtigde: mr. E. Duijneveld,
gericht tegen:

De Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. C.L. Geerman (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Klaagster heeft bij bezwaarschrift van 19 juli 2019 bezwaar gemaakt tegen de uitbetaling van de door haar in 2017 en 2018 gewerkte overuren bij haar salaris van juni 2019.
Op 27 januari 2020 heeft verweerder een contramemorie bij het gerecht ingediend.
De zaak is op 3 februari 2020 ter zitting behandeld, alwaar zijn verschenen klaagster bijgestaan door haar gemachtigde voornoemd, en verweerder vertegenwoordigd door zijn gemachtigde voornoemd.
Uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Het wettelijk kader
1. Artikel 27, eerste lid, van de Landsverordening materieel ambtenarenrechter bepaalt dat indien het dienstbelang het onvermijdelijk maakt, dat aan een ambtenaar werk wordt opgedragen buiten de vastgestelde werktijden, hem op de in het derde lid bepaalde voet door de betrokken minister een beloning wordt toegekend, met dien verstande, dat arbeid, welke gedurende korter dan vijftien minuten aansluitend op de normale werktijd wordt verricht, niet als overwerk wordt aangemerkt
.
De feiten
2.1
Klaagster is werkzaam bij het Openbaar Ministerie als strafdeurwaarder.
2.2
Bij brief van 29 januari 2019 heeft klaagster aan verweerder verzocht om uitbetaling van 695 overwerkuren in 2017 en 2018.
2.3
Bij het salaris van juni 2019 is aan klaagster in verband met overwerkuren in 2017 en 2018 het bedrag van Afl. 7.925,27 uitbetaald.
Standpunten van partijen
3.1
Klaagster kan zich niet verenigen met het aan haar bij het salaris van juni 2019 uitbetaalde bedrag aan overwerkuren en voert daartoe aan dat zij in totaal 695 overuren heeft gewerkt, waarvoor zij in totaal een bedrag ad Afl. 15.538,75 uitbetaald had dienen te krijgen. Verweerder heeft 100% aan overwerkuren uitbetaald, terwijl klaagster recht heeft op 200%.
3.2
Verweerder heeft erkend dat de uitbetaling op een fout berust en dat klaagster voor de gewerkte overuren aanspraak maakt op een bedrag van Afl. 15.381,06. Verweerder heeft verder te kennen gegeven dat het verschil tussen het bedrag waar klaagster aanspraak op maakt en het bedrag dat klaagster heeft ontvangen op korte termijn, met het salaris van februari 2020, aan klaagster zal worden betaald.
De beoordeling
4.1
Reeds omdat verweerder heeft erkend dat het aan klaagster bij het salaris van juni 2019 aan overwerkuren voor 2017 en 2018 uitbetaalde bedrag niet correct is, en dat deze onjuistheid binnenkort gecorrigeerd zal worden, kan de in de salarisslip van juni 2019 tot uitdrukking komende toekenning van een beloning voor overwerk in 2017 en 2018 niet in stand blijven. Het bezwaar is derhalve gegrond.
4.2
Verweerder zal worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.

DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het bezwaar gegrond;
- vernietigt de in de salarisslip van juni 2019 tot uitdrukking komende toekenning van een beloning voor overwerk;
- bepaalt dat verweerder binnen drie maanden na dagtekening van deze uitspraak de beloning voor overwerk in 2017 en 2018 voor klaagster opnieuw vaststelt, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de door klaagster gemaakte proceskosten, die worden begroot op Afl. 700,- aan gemachtigdensalaris.
Deze uitspraak is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, ambtenarenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 16 maart 2020 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: Binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: Binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.