ECLI:NL:OGAACMB:2020:41

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
6 april 2020
Publicatiedatum
11 mei 2020
Zaaknummer
AUA201901680
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de inschaling van een ambtenaar in het kader van bevorderingseisen en bezwaarprocedure

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 6 april 2020 uitspraak gedaan over het bezwaar van klaagster, die zich niet kon verenigen met het landsbesluit van 27 maart 2019. Dit besluit hield in dat klaagster met ingang van 2 maart 2017 werd ontheven uit de functie van interieurverzorgster en werd geplaatst in de functie van medewerker algemene ondersteuning, zonder bevordering naar de functie van schrijver. Klaagster stelde dat zij recht had op bevordering naar schaal 2, dienstjaar 11, en voerde aan dat haar relevante werkervaring niet was meegewogen. Verweerder, de Gouverneur van Aruba, verdedigde het besluit door te stellen dat klaagster niet voldeed aan de vereisten voor bevordering, met name het ontbreken van een MAVO-diploma.

Het gerecht heeft de ontvankelijkheid van het bezwaar beoordeeld en vastgesteld dat klaagster haar bezwaarschrift tijdig had ingediend. Vervolgens zijn de feiten en standpunten van beide partijen besproken. Klaagster was werkzaam bij het Korps Politie Aruba en had eerder verschillende functies bekleed. Het gerecht oordeelde dat de verweerder terecht had besloten om geen uitzondering te maken op de bevorderingsvereisten, aangezien klaagster niet voldeed aan de diploma-eisen. Het beleid van verweerder werd als redelijk beschouwd, en de stelling van klaagster dat haar werkervaring niet was meegewogen, werd verworpen.

De uitspraak concludeerde dat het bezwaar ongegrond was, en klaagster werd in haar inschaling bevestigd. De rechter gaf instructies voor het indienen van een hoger beroep, waarbij de termijn en procedure werden uiteengezet. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor ambtenaren om te voldoen aan de gestelde diploma-eisen voor bevordering en de rol van het beleid in dergelijke beslissingen.

Uitspraak

Uitspraak van 6 april 2020
GAZA nr. AUA201901680

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar van:

[Klaagster],

wonend in Aruba,
KLAAGSTER,
gemachtigde: mr. F.B. Ras,
gericht tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER.
gemachtigde: mr. M.P. Jansen (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij landsbesluit van 27 maart 2019 (hierna: het bestreden landsbesluit) heeft verweerder besloten om klaagster met ingang van 2 maart 2017 te ontheffen uit de functie van interieurverzorgster, haar intern over te plaatsen in de functie van medewerker algemene ondersteuning en haar te ontheffen uit de rang van schoonmaker (L8) en te benoemen in de rang van aankomend schrijver (schaal 1, dienstjaar 9).
Op 20 mei 2019 heeft klaagster een pro forma bezwaarschrift ingediend bij het gerecht. Op 12 juli 2019 heeft klaagster de gronden waarop haar bezwaarschrift berust, aangevuld.
Verweerder heeft op 24 januari 2020 stukken ingediend.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 januari 2019. Klaagster is verschenen bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door de gemachtigde voornoemd.
De uitspraak is nader bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De ontvankelijkheid

1.1
Ingevolge artikel 41, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (hierna: La), dient het bezwaarschrift te worden ingediend binnen dertig dagen te rekenen vanaf de dag waarop de aangevallen beschikking is uitgesproken.
Het derde lid van dit artikel bepaalt dat, indien het bezwaar na de daarvoor bepaalde termijn is ingediend, de indiener niet op grond daarvan niet-ontvankelijk wordt verklaard, indien hij ten genoegen van de rechter aantoont het bezwaar te hebben ingebracht binnen dertig dagen na de dag waarop hij van de aangevallen beschikking kennis heeft kunnen dragen.
1.2
Klaagster heeft haar bezwaarschrift na het verstrijken van de in artikel 41, eerste lid, van de La gestelde termijn ingediend. Uit de gedingstukken blijkt dat zij het bestreden landbesluit op 23 april 2019 heeft ontvangen. Dit betekent dat het bezwaar is ingediend binnen de in artikel 41, derde lid, van de La gestelde termijn. Klaagster is ontvankelijk in haar bezwaar.
De feiten
2.1
Klaagster is als ambtenaar werkzaam bij het Korps Politie Aruba (KPA).
2.2
Bij landsbesluit van 5 juni 2013 heeft verweerder besloten om klaagster met ingang van 1 januari 2012 aan te stellen als ambtenaar in tijdelijke dienst.
2.3
Bij landsbesluit van 8 april 2016 heeft verweerder besloten om klaagster met ingang van 1 februari 2013 in vaste dienst te benoemen.
2.4
Bij brief van 7 juni 2018 heeft de korpschef de minister van Justitie verzocht om klaagster met ingang van 1 mei 2018 te plaatsen in de functie van Management Assistant of medewerker Algemene Ondersteuning. De korpschef schrijft onder meer:
2.5
Bij het bestreden landsbesluit van 27 maart 2019 heeft verweerder besloten om klaagster met ingang van 2 maart 2017 te benoemen in de rang van aankomend schrijver (schaal 1, dienstjaar 9).
De standpunten van partijen
3.1
Klaagster kan zich niet verenigen met het bestreden landsbesluit. Klaagster meent dat zij tenminste dient te worden bevorderd naar schaal 2, dienstjaar 11. Klaagster voert aan dat zij de afgelopen jaren niet heeft gewerkt als interieurverzorgster maar heeft gefungeerd als baliemedewerkster en waarnemend secretaresse. Zij heeft nimmer een waarnemingstoelage ontvangen. De plaatsing in schaal 1, dienstjaar 9 betekent voor haar slechts een vooruitgang van Afl. 5,-. Het bestreden landsbesluit is onredelijk. Verweerder heeft geen rekening gehouden met haar relevante werkervaring vanaf januari 2014.
3.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat klaagster niet voldoet aan de vereisten om te worden bevorderd naar de functie schrijver (schaal 2) omdat zij niet in het bezit is van een mavodiploma. Alleen als het dienstbelang het vergt kan een uitzondering worden gemaakt toch over te gaan tot bevordering. Het bestreden landsbesluit is op goede gronden genomen. Klaagster wordt niet financieel benadeeld.
De wettelijke regelingen
4.1
Ingevolge artikel 13, eerst lid van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (hierna: Lma) geschieden aanstelling en bevordering, voor zover daaromtrent regelen zijn vastgesteld, overeenkomstig deze regelen.
4.2
In de bij de Bezoldigingsregeling Aruba 1986 (BRA) behorende bijlage B zijn de benoemings- en bevorderingseisen voor verschillende betrekkingen opgenomen. De benoeming en bevorderingseisen voor administratieve ambtenaren luiden - voor zover van belang - als volgt:
B. schrijver (schaal 2):
a. diploma M.A.V.O. of een tenminste daaraan gelijkwaardige opleiding;
b. tikdiploma (facultatief);
c. vacature; of
d. als onder A;
e. tenminste twee jaar dienst in de rang van aankomend schrijver;
f. vacature.
4.3
Op grond van artikel 4, derde lid, aanhef en onder b, van de BRA, kan in afwijking van voornoemde bevorderingseisen, de bevordering geschieden indien voorziening in een betrekking in het kader van een organisatie in het dienstbelang noodzakelijk is en uit de door de ambtenaar geleverde prestaties blijkt dat deze voor de vervulling van de desbetreffende betrekking bijzondere geschiktheid en bekwaamheid bezit.
4.4
Het beleid van verweerder ter zake de mogelijkheid tot afwijking van bevorderingseisen, zoals neergelegd in het handboek Rechtspositionele Regelingen Land Aruba 2009, onder paragraaf 2.11 luidt - voor zover hier van belang - als volgt:
“In de circulaire van 15 september 2006 van de Minister van Algemene Zaken is het beleid inzake de toepassing van artikel 4 lid 3 sub b van de BRA vastgelegd.
Bedoeld artikellid biedt de mogelijkheid om af te wijken van de bevorderingseisen opgenomen in de bij de BRA behorende bijlage B, indien:
  • ‘voorziening in een betrekking in het kader van een organisatie in het dienstbelang noodzakelijk is’; en
  • ‘uit de door de ambtenaar geleverde prestaties blijkt dat deze voor de vervulling van de desbetreffende betrekking bijzondere geschiktheid en bekwaamheid bezit’.
Aangezien uit zowel de systematiek van de BRA als het tweetal in artikel 4 lid 3 sub b van de BRA neergelegde voorwaarden blijkt dat het de bedoeling is om dit artikellid slechts in uitzonderlijke gevallen toe te passen, heeft de ministerraad ten aanzien van de toepassing daarvan de volgende beleidslijn goedgekeurd (advies DPO 15-09-06):
(..)
3. zoals reeds vermeld, biedt artikel 4 lid 3 sub b van de BRA de mogelijkheid om af te wijken van de bevorderingseisen opgenomen in de bij de BRA behorende bijlage B, doch in dat artikellid wordt niet aangegeven van welke bevorderingseisen afgeweken kan worden. Naar analogie van het beleid inzake versnelde bevordering, is besloten om in het kader van de toepassing van artikel 4 lid 3 sub b van de BRA de afwijkingsmogelijkheid te beperken tot de anciënniteitseis, welke alsdan met 50% wordt ingekort. De ministerraad is immers van oordeel dat afwijking ten aanzien van de opleidingseis of het vereiste functieniveau tot een aanzienlijke ontwrichting van de huidige BRA zal leiden, hetgeen niet bevorderlijk is voor een verantwoord en evenwichtig personeelsbeleid.
De beoordeling
5.1
Het gerecht is van oordeel dat verweerder bij het bestreden landsbesluit klaagster terecht heeft ingeschaald in schaal 1, dienstjaar 9 en overweegt daartoe als volgt. Vast staat dat verzoekster niet voldoet aan de vereisten om bevorderd te worden naar de functie van schrijver (schaal 2) omdat zij niet in het bezit is van een MAVO diploma of een daaraan gelijkwaardige opleiding. Verweerder heeft met toepassing van zijn beleid, zoals weergegeven onder rechtsoverweging 4.4, kunnen beslissen geen uitzondering te maken op dit bevorderingsvereiste. Niet gebleken is dat dit beleid kennelijk onredelijk is. Dat klaagster vanaf oktober 2016 belast is met de werkzaamheden van Management Assistent van de Korpschef, maakt dat niet anders.
Ook de stelling van klaagster dat de bevordering haar slechts een salarisverhoging van Afl 5,00 oplevert terwijl zij een functie met een zwaarder verantwoordelijkheid bekleedt, leidt niet tot de conclusie dat verweerder had moeten afwijken van zijn beleid.
5.2
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het bezwaar ongegrond is.

DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. M. Soffers, ambtenarenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 6 april 2020 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.
-