In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 6 april 2020 uitspraak gedaan over het bezwaar van klaagster, die zich niet kon verenigen met het landsbesluit van 27 maart 2019. Dit besluit hield in dat klaagster met ingang van 2 maart 2017 werd ontheven uit de functie van interieurverzorgster en werd geplaatst in de functie van medewerker algemene ondersteuning, zonder bevordering naar de functie van schrijver. Klaagster stelde dat zij recht had op bevordering naar schaal 2, dienstjaar 11, en voerde aan dat haar relevante werkervaring niet was meegewogen. Verweerder, de Gouverneur van Aruba, verdedigde het besluit door te stellen dat klaagster niet voldeed aan de vereisten voor bevordering, met name het ontbreken van een MAVO-diploma.
Het gerecht heeft de ontvankelijkheid van het bezwaar beoordeeld en vastgesteld dat klaagster haar bezwaarschrift tijdig had ingediend. Vervolgens zijn de feiten en standpunten van beide partijen besproken. Klaagster was werkzaam bij het Korps Politie Aruba en had eerder verschillende functies bekleed. Het gerecht oordeelde dat de verweerder terecht had besloten om geen uitzondering te maken op de bevorderingsvereisten, aangezien klaagster niet voldeed aan de diploma-eisen. Het beleid van verweerder werd als redelijk beschouwd, en de stelling van klaagster dat haar werkervaring niet was meegewogen, werd verworpen.
De uitspraak concludeerde dat het bezwaar ongegrond was, en klaagster werd in haar inschaling bevestigd. De rechter gaf instructies voor het indienen van een hoger beroep, waarbij de termijn en procedure werden uiteengezet. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor ambtenaren om te voldoen aan de gestelde diploma-eisen voor bevordering en de rol van het beleid in dergelijke beslissingen.