In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 6 april 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen klaagster, de Gouverneur van Aruba, en verweerder. Klaagster, een ambtenaar werkzaam bij Hulpbestuurskantoor Noord, had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van haar verzoek om bevordering naar de rang van klerk 1ste klasse (schaal 4). De afwijzing was gebaseerd op een voorwaardelijke disciplinaire straf die aan klaagster was opgelegd, waardoor verweerder stelde dat haar anciënniteit niet doorliep.
Het gerecht oordeelde dat verweerder niet in zijn standpunt kon worden gevolgd. De wet en het beleid bieden geen basis voor de opvatting dat de anciënniteit tijdens de proefperiode van een voorwaardelijke disciplinaire straf wordt opgeschort. Klaagster had een positieve beoordeling van haar functioneren ontvangen van haar hoofd van dienst, wat in beginsel betekent dat zij geschikt en bekwaam voor de functie wordt geacht. Verweerder had deugdelijk moeten motiveren waarom hij van deze positieve beoordeling afweek, wat hij niet had gedaan.
Het gerecht concludeerde dat de bestreden beschikking onvoldoende gemotiveerd was en vernietigde deze. Verweerder werd opgedragen om binnen drie maanden na de uitspraak een nieuw besluit te nemen over het bevorderingsverzoek van klaagster, met inachtneming van de overwegingen van het gerecht. Tevens werd verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten van klaagster, begroot op Afl. 1.000,- aan gemachtigdensalaris.