ECLI:NL:OGAACMB:2020:55

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
15 juni 2020
Publicatiedatum
28 juli 2020
Zaaknummer
GAZ CUR201804348
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.M. Martinez
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Disciplinaire straf terugzetting in rang wegens ongepaste bejegening jegens een burger en de goede procesorde

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Curaçao op 15 juni 2020 uitspraak gedaan in een disciplinaire procedure tegen een ambtenaar van politie, klager, die was teruggezet in rang wegens ongepaste bejegening van een burger. Klager, die sinds 1990 als ambtenaar van politie werkzaam was, had op 28 september 2017 een boete opgelegd aan een burger, [K], en had deze vervolgens op ongepaste wijze uit het bureau geduwd. De disciplinaire straf werd opgelegd door de Regering van Curaçao, en klager maakte bezwaar tegen deze straf. Tijdens de zitting op 14 mei 2020 werd klager bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de verweerster werd vertegenwoordigd door haar advocaat. Het Gerecht oordeelde dat klager in strijd met de goede procesorde had gehandeld door nieuwe bezwaargronden pas ter zitting aan te voeren, waardoor de verweerster niet in staat was haar verweer goed voor te bereiden. Het Gerecht concludeerde dat het plichtsverzuim van klager, dat door een deugdelijk onderzoek was vastgesteld, de opgelegde straf rechtvaardigde. Klager had niet voldoende onderbouwd dat de straf onredelijk zwaar was, en het bezwaar werd ongegrond verklaard. De uitspraak werd gedaan door rechter N.M. Martinez en was openbaar.

Uitspraak

GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN CURAÇAO

Uitspraak
in de zaak van:

[klager],

wonende in Curaçao,
klager,
gemachtigde: A.V.E. Vilchez,
tegen

de Regering van Curaçao,

verweerster,
gemachtigde: mr. S.X.T. Hato, advocaat.

Procesverloop

Bij landsbesluit van 3 oktober 2018, door klager ontvangen op 20 november 2018, (het strafbesluit) heeft verweerster met ingang van dezelfde datum voor de periode van twee jaar de disciplinaire straf van terugzetting in de naastlagere rang zonder vermindering van bezoldiging opgelegd aan klager (de straf).
Daartegen heeft klager op 20 december 2018 bezwaar gemaakt (het bezwaar).
Verweerster heeft een contramemorie ingediend.
De zaak is behandeld ter zitting van het Gerecht op 14 mei 2020. Klager is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerster werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde.

Overwegingen

1. Klager is op 1 oktober 1990 benoemd tot ambtenaar van politie en is met ingang van 1 december 2013 in de functie van Senior Medewerker Noodhulp/Handhaving geplaatst.
2. Op 29 september 2017 heeft [S.F.K.] ([K]) een klacht ingediend tegen klager. Aanleiding tot deze klacht was – zo blijkt uit het rapport van het Bureau Interne Zaken van het Korps Politie Curaçao van 2 december 2017 – dat klager op 28 september 2017 tijdens een politiecontrole op de openbare weg [K] heeft gestopt en aan hem een boete heeft opgelegd met als reden dat [K] tijdens het besturen van zijn auto gebruik heeft gemaakt van zijn mobiele telefoon. [K] was het daar niet mee eens en heeft zich aansluitend hieraan gewend tot het dichtstbijzijnde politiebureau (het bureau). Toen [K] zich daar bevond kwam klager het bureau binnenlopen en heeft hij aan [K] gevraagd wat hij daar deed. [K] heeft op deze vraag niet gereageerd. Klager heeft [K] toen tweemaal opgedragen om het bureau te verlaten. [K] bleef klager aankijken waarna klager [K] aan zijn rechter bovenarm heeft vastgepakt en hem door de deuropening van het bureau naar buiten heeft geduwd.
Bij brief van 11 juni 2018, door klager ontvangen op 17 juli 2018, heeft verweerster haar voornemen tot oplegging van een disciplinaire straf bekendgemaakt aan klager en hem de gelegenheid gegeven om zich schriftelijk tegenover de minister van Justitie (de minister) te verantwoorden binnen zeven dagen na ontvangst van dit voornemen.
Bij brief van 24 juli 2018 heeft klager zich schriftelijk tegenover de minister verweerd tegen het voornemen tot strafoplegging.
Op 20 november 2018 is het strafbesluit aan klager uitgereikt.
3. Klager stelt dat verweerster een te zware straf aan hem heeft opgelegd.
4. Verweerster stelt dat de terugzetting in rang zonder vermindering van de tot aan de naastlagere rang verbonden bezoldiging gerechtvaardigd was, omdat klager het plichtsverzuim heeft erkend. Gelet op de functie van klager rechtvaardigt de aard van het gepleegde plichtsverzuim de straf van terugzetting in rang, aldus verweerster.
5. Op grond van artikel 76, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit is de ambtenaar van politie gehouden zijn ambtsverplichtingen nauwgezet en ijverig te vervullen en zich overigens te gedragen zoals een goed ambtenaar van politie betaamt.
Op grond van artikel 101, derde lid, omvat plichtsverzuim zowel het overtreden van een voorschrift als het doen of nalaten van iets dat een goed ambtenaar van politie in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen.
6. Zoals ter zitting aan de orde is gekomen, heeft klager in het (pro forma) bezwaarschrift alleen één bezwaargrond vermeld, namelijk: “dat verweerder zijn oordeel nam en een (zware) straf opgelegd heeft.” Ter zitting heeft klager desgevraagd toegelicht dat hij daarmee heeft willen stellen dat geen grond aanwezig was voor strafoplegging en dat sprake is van een te zware straf. Verweerster heeft ter zitting naar voren gebracht dat, zoals zij ook in de contramemorie heeft vermeld, zij ervan uit is gegaan dat de enige bezwaargrond van klager was dat een te zware straf aan hem is opgelegd. Verder heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat indien klager andere bezwaargronden had willen aanvoeren hij, gelet op de periode gelegen tussen de ontvangst van de contramemorie en de zitting, daar ruim de tijd voor heeft gehad en dat het Gerecht daarom nieuwe ter zitting aangevoerde bezwaargronden buiten beschouwing dient te laten.
7. Zoals verweerster terecht heeft aangevoerd had het op de weg van klager gelegen om bij bezwaarschrift de bezwaargronden duidelijk te formuleren en toe te lichten. Door pas ter zitting bezwaargronden toe te lichten of nieuwe bezwaargronden aan te voeren, handelt klager in strijd met de regels van een goede procesorde omdat aan verweerster daarmee de mogelijkheid wordt ontnomen om haar verweer goed voor te bereiden. Gelet daarop zal het Gerecht nieuwe bezwaargronden die klager pas ter zitting heeft aangevoerd buiten beschouwing laten.
8. Het Gerecht dient te beoordelen of het door klager gepleegde plichtsverzuim de hem op grond van het strafbesluit opgelegde straf rechtvaardigde.
9. Daargelaten dat uit het dossier kan worden opgemaakt dat het aan klager verweten plichtsverzuim middels een deugdelijk onderzoek is vastgesteld, heeft klager in het bezwaarschrift niet gesteld dat de feiten waarvan wordt uitgegaan in het strafbesluit niet juist zijn en dat geen sprake is van plichtsverzuim. Reeds om die reden dient het Gerecht uit te gaan van de juistheid van die feiten en van de vaststelling dat klager plichtsverzuim heeft gepleegd. Het Gerecht is het met verweerster eens dat van klager als politieambtenaar professionaliteit kan worden verwacht en dat de maatschappij erop moet kunnen vertrouwen dat de aan de politie toegekende bevoegdheden niet zullen worden misbruikt. Door op 28 september 2017 zonder dat daartoe aanleiding bestond [K] door de deuropening van het bureau naar buiten te duwen heeft klager [K] op ongepaste wijze bejegend en zich derhalve niet gedragen als een goed ambtenaar van politie betaamt. Daarmee staat het, overigens onbetwiste, plichtsverzuim vast.
10. De blote stelling van klager dat verweerster een te zware straf heeft opgelegd kan hem niet baten nu hij deze stelling niet heeft toegelicht. Dat sprake is van een onredelijk zware straf is in ieder geval niet aannemelijk geworden. Naar het oordeel van het Gerecht heeft verweerster dan ook in redelijkheid tot het strafbesluit kunnen komen. Het bezwaar is ongegrond.

Beslissing

Het Gerecht in Ambtenarenzaken
verklaarthet bezwaar
ongegrond.
Aldus gedaan door mr. N.M. Martinez, rechter in ambtenarenzaken, en in het openbaar uitgesproken op 15 juni 2020 in tegenwoordigheid van mr. S.N. Aswani, griffier.
Tegen deze uitspraak staat voor beide partijen binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak, indien de appellant in persoon of bij vertegenwoordiger of gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest, en in alle andere gevallen binnen dertig dagen na de dag van toezending van de uitspraak of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak, hoger beroep open bij de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken. Zie titel IV hoofdstuk 1 van de RAr.