ECLI:NL:OGAACMB:2020:56

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
27 juli 2020
Publicatiedatum
28 juli 2020
Zaaknummer
GAZ CUR201901729
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.M. Martinez
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om toelage wegens extra werkzaamheden in ambtenarenrechtelijke context

In deze zaak heeft klager, de minister van Justitie, bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn verzoek om een toelage van 10% wegens extra werkzaamheden. De afwijzing vond plaats op 10 december 2018, en klager maakte op 26 februari 2019 bezwaar. Het bezwaar werd op 15 mei 2019 doorgestuurd naar het Gerecht in Ambtenarenzaken, waar het op 6 juli 2020 werd behandeld. Klager was aanwezig met zijn gemachtigde, terwijl verweerder niet verscheen.

Het Gerecht overwoog dat administratief beroep alleen openstaat tegen besluiten die gebaseerd zijn op functioneringsbeoordelingen, wat hier niet het geval was. Klager had ten onrechte bezwaar gemaakt bij verweerder, die het bezwaar terecht naar het Gerecht had doorgestuurd. Het Gerecht stelde vast dat klager werkzaam was als Coördinator Bezoek bij de SDKK en dat de afwijzing van de toelage was gebaseerd op het ontbreken van extra werkzaamheden volgens het toelagebeleid.

Klager stelde dat hij wel degelijk extra werkzaamheden had verricht, maar het Gerecht oordeelde dat de taken die aan klager waren opgedragen niet wezenlijk afweken van zijn functie. De Directeur had klager enkel geïnformeerd over de rechten van gedetineerden en de mogelijkheid van afwijkende bezoekregelingen, wat geen extra werkzaamheden inhield. Het Gerecht verklaarde het bezwaar ongegrond en wees proceskosten af. De uitspraak werd gedaan door rechter N.M. Martinez en is openbaar uitgesproken op 27 juli 2020.

Uitspraak

GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN CURAÇAO

Uitspraak
in de zaak van:

[klager],

wonende in Curaçao,
klager,
gemachtigde: mr. P.A. van den Hout, advocaat,
tegen

de minister van Justitie,

verweerder.

Procesverloop

Bij brief van 10 december 2018, door klager ontvangen op 28 januari 2019, heeft verweerder het verzoek van klager om een toelage van 10% toe te kennen afgewezen (de bestreden beslissing).
Daartegen heeft klager op 26 februari 2019 bij verweerder bezwaar gemaakt (het bezwaar).
Verweerder heeft dit bezwaar op 15 mei 2019 naar het Gerecht doorgestuurd om hier als bezwaar te worden behandeld.
Het bezwaar is behandeld ter zitting van het Gerecht op 6 juli 2020. Klager is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is – ondanks een behoorlijke oproeping daartoe – niet verschenen.

Overwegingen

1. Zoals de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken heeft overwogen bij uitspraak van 10 november 2017 (ECLI:NL:ORBAACM:2017:5) staat administratief beroep alleen open tegen besluiten waaraan functioneringsbeoordelingen (mede) ten grondslag zijn gelegd. Daarvan is hier geen sprake. Klager heeft ten onrechte bezwaar gemaakt bij verweerder. Verweerder heeft daarom terecht het bezwaar doorgezonden naar de bevoegde instantie, in dit geval het Gerecht. Het tijdstip van indiening bij verweerder is bepalend voor de vraag of het bezwaar tijdig is ingediend. Nu klager de bestreden beslissing op 28 januari 2019 heeft ontvangen, is het bezwaar op 26 februari 2019 tijdig ingediend. Het Gerecht zal overgaan tot het beoordelen daarvan.
2. Het Gerecht gaat uit van de volgende feiten. Klager is werkzaam geweest in de functie van Coördinator Bezoek bij de Strafgevangenis en Huis van Bewaring Sentro di Detenshon i Korekshon Kòrsou (de SDKK).
Bij brief van 28 februari 2012 heeft de voormalige waarnemend Directeur van de SDKK (de Directeur) aan klager mede gedeeld dat de gedetineerde naast het contactbezoek ook recht heeft op afwijkende bezoekregeling als het nodig is en dat door de directeur voor zover dat redelijkerwijs nodig is met betrekking tot de bezoektijd en bezoekuren een gunstiger regeling getroffen wordt ten aanzien van een aantal gevallen (de brief). Ook heeft de Directeur bij deze brief bepaald dat klager bij afwezigheid, belet of ontstentenis van de directeur alle zaken betreffende bezoekregeling conform de geldende regels gekoppeld aan zijn inzicht dient af te handelen.
Bij brief van 16 september 2015 heeft klager verweerder verzocht om hem met ingang van 1 mei 2012 een toelage van 10% toe te kennen wegens taakverzwaring (het verzoek).
Per 31 december 2015 is klager wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd eervol ontslagen.
3. Verweerder heeft het verzoek bij de bestreden beslissing afgewezen, omdat volgens hem niet wordt voldaan aan het criterium van extra werkzaamheden, zoals ogenomen in het toelagebeleid dat bij circulaire van 7 juni 2013 (zaaknummer 2012/055632) is vastgesteld.
4. Klager stelt dat aan hem bij de brief wel extra werkzaamheden zoals vermeld in het toelagebeleid zijn opgedragen, hetgeen verweerder heeft miskend. Deze extra werkzaamheden, zijnde het treffen van een gunstigere regeling voor bepaalde gedetineerden en de maatschappelijke werkers adviseren over bezoek van de gedetineerden, beslissen over het al dan niet toelaten van bezoek van gedetineerden en het accorderen van het bezoek van de gedetineerden, zouden namelijk bij het takenpakket van de Directeur en de maatschappelijk werkers behoren.
5. Het Gerecht overweegt als volgt.
5.1
Op grond van artikel 9 van het Bezoldigingslandsbesluit 1998 kan de betrokken minister aan de ambtenaar, aan wie zodanige eisen gesteld worden, dat zijn positie of taak een bijzonder karakter draagt een in ieder afzonderlijk geval vast te stellen toelage toekennen.
5.2
Op grond van de bij deze functie behorende functiebeschrijving is de Coördinator Bezoek bij de SDKK belast met het coördineren van de werkzaamheden in het kader van gedetineerdenbezoek.
5.3
Naar het oordeel van het Gerecht heeft verweerder terecht kunnen concluderen dat bij de brief aan klager geen extra werkzaamheden zijn opgedragen. Bij de brief heeft de Directeur klager louter erop gewezen dat de gedetineerde ook recht heeft op een afwijkende bezoekregeling en dat de directeur met betrekking tot de bezoektijd en -uren een gunstiger regeling kan treffen. Hierbij is het werk van klager niet toegenomen, want als Coördinator Bezoek dient hij immers toe te zien op een stipte naleving van bezoekregelingen van gedetineerden. Voor zover bij evengenoemde brief is bepaald dat klager bij afwezigheid, belet of ontstentenis van de Directeur van de SDKK alle zaken betreffende bezoekregelingen van gedetineerden met inachtneming van de geldende regels conform zijn inzicht dient af te handelen is ook geen sprake van opgedragen extra werkzaamheden aan klager, omdat dit een activiteit is die in het verlengde ligt van zijn functie als Coördinator Bezoek. Dat klager werkzaamheden heeft verricht die bij de functie van de maatschappelijk werkers horen, is ook niet gebleken. De maatschappelijk werkers adviseren over bezoek van de gedetineerden is naar het oordeel van het Gerecht immers ook een activiteit die in het verlengde ligt van de functie van Coördinator Bezoek.
5.4
De stelling dat klager voorheen deze werkzaamheden niet verrichte, omdat deze door de Directeur zelf werden verricht, kan hem in het licht van het voorgaande niet baten. Deze stelling behoeft dan ook geen verdere bespreking.
6. Het bezwaar zal in het licht van het voorgaande ongegrond worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling ziet het Gerecht geen aanleiding.

Beslissing

Het Gerecht in Ambtenarenzaken
verklaarthet bezwaar
ongegrond.
Aldus gedaan door mr. N.M. Martinez, rechter in ambtenarenzaken, en in het openbaar uitgesproken op 27 juli 2020 in tegenwoordigheid van mr. S.N. Aswani, griffier.
Tegen deze uitspraak staat voor beide partijen binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak, indien de appellant in persoon of bij vertegenwoordiger of gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest, en in alle andere gevallen binnen dertig dagen na de dag van toezending van de uitspraak of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak, hoger beroep open bij de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken. Zie titel IV hoofdstuk 1 van de RAr.