ECLI:NL:OGAACMB:2020:87

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
12 oktober 2020
Publicatiedatum
23 oktober 2020
Zaaknummer
CUR20190100
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.M. Martinez
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van de Pensioenlandsverordening overheidsdienaren in een ambtenarenzaak met betrekking tot pensioengrondslag en inkomenswijzigingen

In deze zaak heeft klager, een voormalig ambtenaar, beroep ingesteld tegen de beslissing van het bestuur van het Algemeen Pensioenfonds van Curaçao (APC) met betrekking tot de berekening van zijn pensioengrondslag. Klager verzocht om toepassing van artikel 25, derde lid, van de Pensioenlandsverordening overheidsdienaren (Plvo) in plaats van artikel 24, eerste lid, dat volgens hem niet meer van toepassing was. De zaak is behandeld op zittingen in juli en augustus 2020, waarbij klager werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. J. Schelling, en verweerder werd vertegenwoordigd door mr. L.M. Virginia en mr. A.D. Juliana.

Het Gerecht in Ambtenarenzaken heeft vastgesteld dat klager vanaf 1 februari 1996 werkzaam was bij Antelecom N.V. en haar rechtsopvolger UTS, tot zijn ontslag op 11 juni 2016. Klager stelde dat artikel 24 van de Plvo op 1 januari 2016 was vervallen en dat de wijziging van zijn pensioengrondslag het gevolg was van een vaststellingsovereenkomst met UTS, die niet als een wijziging van inkomens met algemeen karakter kon worden aangemerkt. Verweerder betwistte dit en stelde dat artikel 24 wel degelijk van toepassing was op de berekening van klagers pensioen.

Het Gerecht oordeelde dat artikel 24, eerste lid, van de Plvo van toepassing was op de berekening van klagers pensioenaanspraken vóór 1 januari 2016. Het beroep van klager werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan door rechter N.M. Martinez en openbaar uitgesproken op 12 oktober 2020.

Uitspraak

GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN CURAÇAO

Uitspraak
in de zaak van:

[klager],

wonende in Curaçao,
klager,
gemachtigde: mr. J. Schelling, advocaat,
tegen

het bestuur van het Algemeen Pensioenfonds van Curaçao (het APC),

verweerder,
gemachtigde: mr. L.M. Virginia, advocaat.

Procesverloop

Bij brief van 19 juli 2017 heeft klager verweerder verzocht om artikel 24, eerste lid, van de Pensioenlandsverordening overheidsdienaren (Plvo) niet bij de berekening van zijn pensioengrondslag toe te passen, maar de uitzondering van artikel 25, derde lid, van de Plvo bij de berekening van zijn pensioengrondslag toe te passen (het verzoek). Bij brief van 26 januari 2018 heeft klager dit verzoek aangevuld.
Bij brief van 23 oktober 2018 heeft verweerder het verzoek afgewezen (de afwijzing).
Bij beslissing gedateerd 18 februari 2019 heeft verweerder het bezwaar van klager tegen de afwijzing ongegrond verklaard (de bestreden beslissing).
Daartegen heeft klager beroep ingesteld bij dit Gerecht (het beroep).
Verweerder heeft een contramemorie ingediend.
Op 29 juni 2020 heeft klager aanvullende producties ingediend.
De zaak is behandeld ter zitting van het Gerecht op 6 juli 2020 en 24 augustus 2020. Klager is op beide zittingen verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder werd op beide zittingen vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, vergezeld door mr. A.D. Juliana, werkzaam als jurist bij het APC.

Overwegingen

1. Het Gerecht gaat uit van de volgende feiten. Klager was vanaf 1 februari 1996 als Manager Netwerk Operations bij Antelecom N.V. en haar rechtsopvolger United Telecommunication Services N.V. (UTS) werkzaam. Klager was tot aan zijn ontslag op 11 juni 2016 in verband met het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd op grond van een arbeidsovereenkomst werkzaam bij UTS.
Op 27 juni 2016 heeft klager ouderdomspensioen aangevraagd bij het APC (de aanvraag).
In juli 2016 heeft klager naar aanleiding van een geschil met UTS over zijn arbeidsvoorwaarden een vaststellingsovereenkomst gesloten met UTS (de vaststellingsovereenkomst).
Op 8 november 2018 heeft verweerder een beslissing genomen op de aanvraag waarbij hij aan klager een pensioen heeft toegekend van NAf 105.112,- per jaar (de pensioenvaststelling).
2. Op grond van artikel 24, eerste lid, van de Plvo wordt indien gedurende de laatste vijf jaren vóór de dag waarop het recht op pensioen ingaat de berekeningsgrondslag voor een jaar met meer dan 25% is gestegen ten opzichte van de berekeningsgrondslag in het voorafgaande jaar, de diensttijd, voorafgaand aan het jaar waarin de stijging van de berekeningsgrondslag heeft plaatsgevonden, vermenigvuldigd met een breuk waarvan de teller is de laatste berekeningsgrondslag vóór de stijging, verminderd met de franchise, en de noemer de met meer dan 25% gestegen berekeningsgrondslag, verminderd met de franchise. Op grond van het derde lid behoort tot een stijging of daling van de berekeningsgrondslag als in dit artikel bedoeld niet een wijziging voor zover die het gevolg is van een wijziging van de inkomens die een algemeen karakter draagt.
Op grond van artikel 1, onder L, van de landsverordening van de 28ste december 2015 tot wijziging van de Pensioenlandsverordening overheidsdienaren, tot wijziging van de Landsverordening leeftijdsgrens ambtenaren alsmede tot intrekking van de Duurtetoeslagregeling gepensioneerden 1943 (A.B. 2015 no. 78) is artikel 24 van de Plvo vervallen.
Op grond van artikel 8 treedt deze landsverordening in werking met ingang van 1 januari 2016.
Op grond van artikel 1, onder M, geldt, voor zover hier van belang, dat artikel 25, tweede tot en met vijfde lid, vernummerd worden tot derde tot en met zesde lid.
Op grond van artikel 25, vierde lid, van de Plvo zoals gewijzigd bij A.B. 2015 no. 78, wordt gedurende de tijd waarin een overheidsdienaar door verlof, ziekte, militaire dienst of andere hem persoonlijk betreffende omstandigheden, niet of niet volledig in het genot is van zijn inkomsten, onder ambtelijk inkomen verstaan het ambtelijke inkomen dat voor hem zou hebben gegolden, indien de genoemde omstandigheden zich niet hadden voorgedaan.
Toepassing artikel 24 van de Plvo
3. Klager heeft zich, naar het Gerecht begrijpt, op het volgende standpunt gesteld. Artikel 24 van de Plvo is met ingang van 1 januari 2016 vervallen en is aldus niet van toepassing op de berekening van zijn pensioen. Voor zover die bepaling wel van toepassing zou zijn, dient het eerste lid buiten toepassing te blijven omdat sprake is van een wijziging van inkomens die een algemeen karakter draagt als bedoeld in het derde lid van die bepaling.
3.1.
Verweerder heeft aangevoerd dat het feit dat bedoelde bepaling op 1 januari 2016 is vervallen niet met zich brengt dat het niet moet worden toegepast op de berekening van het pensioen van klager over de periode voorafgaand aan die datum. Het derde lid is niet van toepassing omdat de wijziging van de berekeningsgrondslag van het pensioen van klager het gevolg is van een uitsluitend tussen hem en UTS gesloten vaststellingsovereenkomst, zodat geen sprake is van een wijziging van de inkomens die een algemeen karakter draagt.
3.2.
Zoals door klager is gesteld beoogt hij met deze procedure te bewerkstelligen dat verweerder de pensioenvaststelling corrigeert omdat hij door de huidige pensioenvaststelling financieel nadeel ondervindt van het feit dat UTS hem pas in 2016 met het sluiten van de vaststellingsovereenkomst heeft gecompenseerd voor achterstallig salaris over de periode vanaf 2005 tot zijn pensionering in 2016. Reeds omdat de vaststellingsovereenkomst uitsluitend tussen klager en UTS tot stand is gekomen, kan de wijziging achteraf van zijn inkomen op grond van de vaststellingsovereenkomst niet worden aangemerkt als een inkomenswijziging met een algemeen karakter. De wijziging heeft namelijk uitsluitend betrekking op de rechtspositie van klager. Om die reden kan niet anders worden geconcludeerd dan dat artikel 24, derde lid, van de Plvo niet van toepassing is op het geval van klager. Dat brengt met zich dat, zoals verweerder terecht heeft aangevoerd, voor de berekening van pensioenaanspraken van klager vóór 1 januari 2016 artikel 24, eerste lid, van de Plvo dient te worden toegepast.
Toepassing artikel 25, vierde lid, van de Plvo
4. In het midden kan blijven of een arbeidsgeschil over achterstallige salaris als een de werknemer persoonlijk betreffende omstandigheid als bedoeld in artikel 25, vierde lid, van de Plvo kan worden aangemerkt. Immers, reeds omdat UTS op grond van de vaststellingsovereenkomst alsnog het achterstallig salaris heeft voldaan is geen sprake van een toestand waarin klager niet of niet volledig in het genot is van zijn inkomsten. Daarom hoeft voor de vraag wat onder zijn ambtelijk inkomen moet worden verstaan niet te worden uitgegaan van de (fictieve) situatie als bedoeld in voornoemde bepaling. Het beroep van klager op die bepaling slaagt aldus niet.
5. De slotsom is dat het beroep ongegrond dient te worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het Gerecht in Ambtenarenzaken
verklaarthet beroep
ongegrond.
Aldus gedaan door mr. N.M. Martinez, rechter in ambtenarenzaken, en in het openbaar uitgesproken op 12 oktober 2020 in tegenwoordigheid van mr. S.N. Aswani, griffier.
Tegen deze uitspraak staat voor beide partijen binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak, indien de appellant in persoon of bij vertegenwoordiger of gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest, en in alle andere gevallen binnen dertig dagen na de dag van toezending van de uitspraak of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak, hoger beroep open bij de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken. Zie titel IV hoofdstuk 1 van de RAr.