ECLI:NL:OGAACMB:2020:93

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
26 oktober 2020
Publicatiedatum
3 november 2020
Zaaknummer
GAZ Cur201904198
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.M. Martinez
  • O.H.M. Leito
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen intrekking van toelage en termijnoverschrijding in ambtenarenrechtelijke procedure

In deze zaak gaat het om een bezwaar van klager, Nicros D. Casper, tegen de intrekking van een maandelijkse toelage door de minister van Justitie van Curaçao. De toelage was oorspronkelijk toegekend bij ministeriële beschikking van 30 september 2011 voor de duur van de aanstelling in het Intern Bijstand Team. De intrekking vond plaats op 22 februari 2019, en klager ontving deze beschikking op 21 maart 2019. Klager maakte op 7 mei 2019 bezwaar tegen deze intrekking, maar het Gerecht in Ambtenarenzaken oordeelde dat dit bezwaar te laat was ingediend, aangezien de bezwaartermijn op 22 april 2019 was verstreken.

Klager voerde aan dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was, omdat hij op 24 april 2019 een verzoek tot verlenging van de bezwaartermijn had ingediend. Het Gerecht oordeelde echter dat de minister niet bevoegd was om de wettelijke termijn te wijzigen. Bovendien was de brief van klager, waarin hij om verlenging vroeg, na het verstrijken van de bezwaartermijn ingediend. Klager stelde ook dat hij het bezwaar binnen de termijn van de Landsverordening administratieve rechtspraak had ingediend, maar ook deze stelling werd verworpen. Het Gerecht concludeerde dat de onbekendheid met de geldelijke wettelijke regeling voor risico van klager kwam, en dat hij zich had kunnen laten bijstaan door een advocaat.

Uiteindelijk verklaarde het Gerecht het bezwaar niet-ontvankelijk en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door rechter N.M. Martinez en in het openbaar uitgesproken op 26 oktober 2020, met griffier O.H.M. Leito aanwezig. Tegen deze uitspraak staat voor beide partijen binnen dertig dagen hoger beroep open bij de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken.

Uitspraak

GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN CURAÇAO

Uitspraak
in de zaak van:

Nicros D. CASPER,

wonende in Curaçao,
klager,
gemachtigde: mr. P. van den Hout, advocaat.
tegen:

de minister van Justitie,

verweerder,
gemachtigde: mr. S.M. Concincion-Quirindingo, werkzaam bij het Land Curaçao.

Procesverloop

Bij ministeriële beschikking van 30 september 2011 is aan klager voor de duur van zijn aanstelling in het Intern Bijstand Team, een maandelijkse toelage toegekend van NAf 750,- (de toekenning).
Bij ministeriële beschikking van 22 februari 2019, door klager ontvangen op 21 maart 2019, heeft verweerder de toekenning met ingang van 1 maart 2019 ingetrokken (de bestreden beschikking).
Bij brief van 7 mei 2019 heeft klager daartegen bezwaar gemaakt bij verweerder (het bezwaar). Dat bezwaar heeft verweerder op 11 november 2019 aan het Gerecht doorgezonden.
Verweerder heeft een contramemorie ingediend.
Het bezwaar is behandeld ter zitting van het Gerecht op 21 september 2020. Klager is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overweging

1. Op grond van artikel 41, eerste lid, van de RAr wordt het bezwaarschrift ingediend binnen dertig dagen na de dag, waarop de aangevallen beschikkingen of de aangevallen handeling of weigering is genomen, verricht of uitgesproken.
Op grond van het derde lid wordt, hij die bezwaar inbrengt na de hiervoor bepaalde termijn, niet op grond daarvan niet-ontvankelijk verklaard, indien hij ten genoegen van de rechter aantoont, het bezwaar te hebben ingebracht binnen dertig dagen na de dag, waarop hij van de aangevallen beschikking, handeling of weigering redelijkerwijs heeft kunnen kennis dragen.
Op grond van artikel 5, tweede lid, wordt, indien de laatste dag van een termijn op een zondag valt, die termijn verlengd tot en met de eerstvolgende werkdag.
2. Het Gerecht dient ambtshalve te toetsen of klager het bezwaar tijdig heeft ingediend. Hierbij zal het Gerecht in dit geval uitgaan van de datum van indiening bij het onbevoegde orgaan.
3. Niet in geschil is dat klager de bestreden beschikking op 21 maart 2019 heeft ontvangen. De termijn om bezwaar te maken is dus aangevangen op 22 maart 2019. Gelet hierop dient te worden geconcludeerd dat de bezwaartermijn op grond van artikel 41, derde lid, in samenhang met artikel 5, tweede lid, van de RAr op 22 april 2019 verlopen is. Klager heeft op 7 mei 2019, en dus te laat, bezwaar gemaakt.
4. Klager stelt dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is en voert daartoe het volgende aan. Bij brief van 24 april 2019, bij verweerder ingediend op 30 april 2019, heeft klager verlenging van de bezwaartermijn verzocht. Ter zitting heeft klager een brief gedateerd 4 juni 2019 overgelegd waarin verweerder aan klager heeft meegedeeld dat ondanks het feit dat de wettelijke bezwaartermijn al verstreken was, klager in de gelegenheid wordt gesteld om uiterlijk 15 mei 2019 bezwaar te maken tegen de bestreden beschikking.
5. Het betoog van klager faalt. Verweerder is niet bevoegd om een in de wet, in dit geval artikel 41,eerste lid, van de RAr, vastgelegde termijn te wijzigen. De brief van verweerder kan dan ook niet het beoogde gevolg, namelijk verlenging van de bezwaartermijn, hebben. Bovendien geldt dat zelfs als de brief van klager van 24 april 2019 als een pro forma bezwaarschrift zou worden aangemerkt deze klager niet kan baten omdat die brief na het verlopen van de bezwaartermijn is ingediend.
6. Klager stelt voorts dat hij het bezwaar binnen de in artikel 56, eerste lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak opgenomen bezwaartermijn heeft ingediend.
7. Ook deze stelling kan klager niet baten. Deze omstandigheid valt toe te schrijven aan onbekendheid met de geldelijke wettelijke regeling. Deze onbekendheid komt echter voor risico van klager. Het stond hem namelijk vrij om zich van juridische bijstand te laten voorzien. Dat in de bestreden beschikking geen rechtsmiddelenclausule is opgenomen, maakt dat niet anders.
8. De slotsom is dat het bezwaar niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
9. Voor een proceskostenveroordeling ziet het Gerecht in het licht van het voorgaande geen aanleiding.

Beslissing

Het Gerecht in Ambtenarenzaken
verklaarthet bezwaar
niet-ontvankelijk.
Aldus gedaan door mr. N.M. Martinez, rechter in ambtenarenzaken, en in het openbaar uitgesproken op 26 oktober 2020 in tegenwoordigheid van mr. O.H.M. Leito, griffier.
Tegen deze uitspraak staat voor beide partijen binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak, indien de appellant in persoon of bij vertegenwoordiger of gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest, en in alle andere gevallen binnen dertig dagen na de dag van toezending van de uitspraak of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak, hoger beroep open bij de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken. Zie titel IV hoofdstuk 1 van de RAr.