ECLI:NL:OGAACMB:2020:94

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
12 oktober 2020
Publicatiedatum
3 november 2020
Zaaknummer
GAZ Cur202003417
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.M. Martinez
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toegangsontzegging aan ambtenaar in het kader van intern onderzoek

In deze zaak heeft klager, een ambtenaar werkzaam bij het Ministerie van Financiën in Curaçao, bezwaar gemaakt tegen de verlenging van een toegangsontzegging die aan hem was opgelegd. De toegangsontzegging was in eerste instantie opgelegd op 14 februari 2020 voor de duur van drie maanden in verband met een intern onderzoek naar zijn functioneren. Deze termijn werd verlengd op 8 mei 2020 en opnieuw op 31 juli 2020. Klager heeft op 26 augustus 2020 bezwaar aangetekend tegen de laatste verlenging. Tijdens de zitting op 7 oktober 2020 heeft klager zijn verzoek om een voorziening bij voorraad ingetrokken.

Het Gerecht in Ambtenarenzaken heeft overwogen dat de toegangsontzegging een ordemaatregel is die niet gelijk te stellen is met een schorsing. De beslissing om de toegangsontzegging te verlengen is gerechtvaardigd door de noodzaak om het interne onderzoek naar klager's functioneren voort te zetten, waarbij vertrouwelijke informatie betrokken is. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de verlenging van de toegangsontzegging noodzakelijk was, gezien de omstandigheden waaronder het onderzoek plaatsvond, waaronder de impact van de coronamaatregelen.

Uiteindelijk heeft het Gerecht geoordeeld dat het bezwaar van klager ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door rechter N.M. Martinez en is openbaar uitgesproken op 12 oktober 2020. Klager heeft de mogelijkheid om binnen dertig dagen hoger beroep aan te tekenen bij de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken.

Uitspraak

GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN CURAÇAO

Uitspraak
in de zaak van:

[klager],

wonende in Curaçao,
klager,
gemachtigde: mr. B.L. Lie-Atjam, advocaat,
in het geschil tussen klager en:

de minister van Financiën,

verweerder,
gemachtigde: mr. L.S. Davelaar , advocaat.

Procesverloop

Bij bezwaarschrift van 26 augustus 2020 heeft klager bezwaar gemaakt tegen de brief van 31 juli 2020, waarbij een aan hem opgelegde toegangsontzegging is verlengd (het bezwaar).
Verweerder heeft producties ingediend.
Het bezwaar is ter zitting behandeld op 7 oktober 2020. Klager is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde voornoemd, vergezeld door [K], Hoofd Financial Intelligence Unit Curaçao (FIU). Ter zitting heeft klager een door hem in verband met voornoemde brief van 31 juli 2020 verzochte voorziening bij voorraad ingetrokken.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 46, eerste lid, van de Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht (LMA) kan aan de ambtenaar door of namens de betrokken Minister de toegang tot de dienstlokalen, dienstgebouwen of het werk, dan wel het verblijf aldaar, worden ontzegd.
2. Klager is vanaf 2016 als ambtenaar werkzaam in de functie van Toezichthouder/Auditor-A bij het Ministerie van Financiën, Financial Intelligence Unit Curaçao.
2.1.
Bij brief van 14 februari 2020 is aan klager voor de duur van drie maanden de toegang tot zijn werkplek ontzegd in verband met, kort gezegd, een intern onderzoek dat is ingesteld om te achterhalen of klager de werkzaamheden waarmee hij belast is in het kader van een project al dan niet naar behoren heeft uitgevoerd.
2.2.
Bij brief van 8 mei 2020 is de toegangsontzegging met drie maanden verlengd.
2.3.
Bij brief van 31 juli 2020 is de toegangsontzegging met ingang van 11 augustus 2020 nogmaals met drie maanden verlengd (de bestreden beslissing).
3. Voor niet-ontvankelijkverklaring zoals door verweerder is bepleit, bestaat geen grond omdat het aan het Gerecht is om vast te stellen wie de verwerende partij is. Gelet op het bepaalde in artikel 46, eerste lid, van de LMA is dat de betrokken minister, in dit geval de minister van Financiën.
4. Een toegangsontzegging op grond van artikel 46, eerste lid, van de LMA is een ordemaatregel met een neutraal karakter die niet gelijk te stellen is met een schorsing zoals bedoeld in artikel 94, aanhef en onder c van de LMA. Een toegangsontzegging kan aangewezen zijn wanneer de goede voortgang van werkzaamheden op enigerlei wijze wordt bedreigd en het zoeken en vinden van een oplossing van gerezen problemen of de uitvoering van een intern onderzoek naar het functioneren van een ambtenaar belemmerd wordt door de betrokkenheid van de betrokken ambtenaar in het arbeidsproces (vgl. ECLI:NL:CRVB:2012:BV0967). Daarnaast dient op grond van vaste jurisprudentie (vgl. ECLI:NL:ORBANAA:2012:BW0441) het besluit waarmee de ordemaatregel wordt aangezegd de juridische grondslag, de precieze reden, het tijdstip van inwerkingtreding en de (te verwachten) duur van de ordemaatregel te bevatten.
4.1.
Gelet op de inhoud van de brieven van 14 februari 2020 en 8 mei 2020 en het feit dat de bestreden beslissing in het licht van die brieven moet worden gelezen, dient te worden geconcludeerd dat die beslissing aan laatstgenoemde voorwaarden voldoet.
4.2.
Beoordeeld dient te worden of verweerder in redelijkheid de bestreden beslissing mocht nemen.
4.3.
Klager heeft gesteld dat de toegangsontzegging te lang heeft geduurd, dat van een dergelijke maatregel een diffamerende werking kan uitgaan en dat verweerder juist door het, zijns inziens, ingrijpende karakter van een dergelijke maatregel de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, waaronder het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel, bij het opleggen daarvan in acht moet nemen.
4.4.
Verweerder heeft in dat verband het volgende aangevoerd. Het verzuim dat klager als trekker van een project bij de FIU naar vermoeden heeft gepleegd betreft een zwaar verzuim omdat de FIU mogelijk door toedoen van klager onder andere één of meerdere valse aangiftes heeft ingediend bij het Openbaar Ministerie en onjuiste informatie heeft verstrekt aan belanghebbenden. In het kader van dit onderzoek moest een groot aantal documenten dat zich in de werkkamer van klager bevond één voor één doorgenomen worden. Het betreft een omvangrijk onderzoek mede omdat deze zich ook uitstrekt tot computers, informatiedragers en servers. De FIU is een organisatie die zeer vertrouwelijke informatie verwerkt, zodat alleen een beperkt aantal medewerkers belast kon worden met het uitvoeren van het onderzoek. Bovendien moesten die medewerkers het onderzoek naast hun reguliere werkzaamheden uitvoeren. Een andere omstandigheid die tot vertraging van het onderzoek heeft geleid, is de van overheidswege afgekondigde lockdown in verband met het uitbreken van het coronavirus op Curaçao. De met het onderzoek belaste medewerkers hebben geen ontheffing gekregen om tijdens de lockdown naar het werk te gaan en konden het onderzoek ook niet vanuit hun huis uitvoeren. Daarom is het onderzoek gedurende de lockdown stil komen te liggen en kon het pas daarna weer worden hervat. Het onderzoek bevindt zich in een eindfase en het streven is om het in ieder geval eind oktober 2020 af te ronden. De verwachting is dan ook dat een nadere verlenging van de toegangsontzegging niet nodig zal zijn.
5. Gelet op het feit dat aan klager al vanaf februari 2020 de toegang tot zijn werkplek is ontzegd, is het Gerecht van oordeel dat de toegangsontzegging relatief lang heeft geduurd. Verweerder heeft echter voldoende toegelicht waarom de op grond van de bestreden beslissing opgelegde verlenging van de toegangsontzegging noodzakelijk was door duidelijk te maken welke omstandigheden ertoe hebben geleid dat het onderzoek nog niet is afgerond. Deze omstandigheden, vooral het feit dat verweerder onbetwist heeft aangevoerd dat zeer vertrouwelijke informatie deel uitmaakt van het onderzoek waardoor het onderzoeksteam niet met derden kon worden uitgebreid en de zeer uitzonderlijke omstandigheid dat door de lockdown het onderzoek tijdelijk niet kon worden uitgevoerd, maken dat niet kan worden geconcludeerd dat verweerder de bestreden beslissing in redelijkheid niet mocht nemen. Daarbij houdt het Gerecht ook rekening met het feit dat verweerder ter zitting naar voren heeft gebracht in te zien dat klager er belang bij heeft dat het onderzoek zo snel mogelijk wordt afgerond en voorts dat verweerder verklaard heeft dat verlenging van de toegangsontzegging naar de huidige stand van zaken waarschijnlijk niet nodig zal zijn. Verder houdt het Gerecht rekening met het feit dat hoewel het voor klager onprettig is dat hij tijdelijk zijn werkzaamheden niet kan uitvoeren, hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij nadelige (rechtspositionele) gevolgen heeft ondervonden van de bestreden beslissing.
6. De slotsom is dat het bezwaar ongegrond is.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat in het licht van het voorgaande geen aanleiding.

Beslissing

Het Gerecht in Ambtenarenzaken
verklaarthet bezwaar
ongegrond.
Aldus gedaan door mr. N.M. Martinez, rechter in ambtenarenzaken, en in het openbaar uitgesproken op 12 oktober 2020 in tegenwoordigheid van mr. O.H.M. Leito, griffier.
Tegen deze uitspraak staat voor beide partijen binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak, indien de appellant in persoon of bij vertegenwoordiger of gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest, en in alle andere gevallen binnen dertig dagen na de dag van toezending van de uitspraak of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak, hoger beroep open bij de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken. Zie titel IV hoofdstuk 1 van de RAr.