ECLI:NL:OGAACMB:2020:95

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
26 oktober 2020
Publicatiedatum
3 november 2020
Zaaknummer
GAZ Cur201904203
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.M. Martinez
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen de toepassing van de vertragingsregel bij indiensttreding van een ambtenaar

In deze zaak heeft klaagster, de Regering van Curaçao, bezwaar gemaakt tegen een besluit van verweerster, waarbij zij eervol is ontheven uit haar functie als Medewerker Financiële Zaken en is benoemd tot Financieel Medewerker-D met een lagere bezoldiging dan verwacht. Klaagster heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, dat op 11 november 2019 aan het Gerecht is doorgezonden. De zitting vond plaats op 21 september 2020, waarbij klaagster in persoon verscheen en verweerster werd vertegenwoordigd door mr. S.M. Concincion-Quirindongo.

Het Gerecht heeft de toepassing van de vertragingsregel, zoals vastgelegd in artikel 3 van het Bezoldigingslandsbesluit 1998, beoordeeld. Dit artikel stelt dat bij indiensttreding of functieovergang de bezoldiging moet worden bepaald op basis van de functie en ervaring van de ambtenaar. Verweerster had de bezoldiging van klaagster vastgesteld op schaal 7, trede 11, met toepassing van de vertragingsregel, maar heeft nagelaten voldoende te motiveren waarom deze regel van toepassing was. Het Gerecht oordeelt dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd is, wat leidt tot de conclusie dat het bezwaar van klaagster gegrond is.

De uitspraak van het Gerecht is gedaan op 26 oktober 2020, waarbij het bezwaar van klaagster gegrond is verklaard en het bestreden besluit nietig is verklaard. Dit betekent dat klaagster recht heeft op een herbeoordeling van haar bezoldiging zonder de vertragingsregel. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken binnen dertig dagen na de uitspraak.

Uitspraak

GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN CURAÇAO

Uitspraak
in de zaak van:

[klaagster],

wonende in Curaçao,
klaagster,
procederende in persoon,
tegen:

de Regering van Curaçao,

verweerster,
gemachtigde: mr. N. Nersicio, werkzaam bij verweerster.

Procesverloop

Bij landsbesluit van 26 februari 2019, door klaagster ontvangen op 20 maart 2019, heeft verweerster klaagster eervol ontheven uit haar functie van Medewerker Financiële Zaken bij het ministerie van Onderwijs, Wetenschap, Cultuur en Sport (OWCS), sector Onderwijs en Wetenschap, Openbaar Onderwijs, haar met ingang van 12 december 2018 in vaste dienst benoemd in de functie van Financieel Medewerker-D bij hetzelfde ministerie en haar bezoldiging vastgesteld op schaal 7, trede 11 (het bestreden besluit).
Bij brief van 3 april 2019, bij verweerster ingediend op 4 april 2019, heeft klaagster tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Dat bezwaar heeft verweerster op 11 november 2019 aan het Gerecht doorgezonden.
Het bezwaar is behandeld ter zitting van het Gerecht op 21 september 2020. Klaagster is verschenen. Verweerster heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S.M. Concincion-Quirindongo, werkzaam bij verweerster.

Overweging

1. Op grond van artikel 3, eerste lid, van het Bezoldigingslandsbesluit 1998 (het Bzlb), wordt bij de indiensttreding of bij de overgang naar een andere functie de bezoldigingsschaal bepaald met inachtneming van de aard en het niveau van de functie waarmede de betrokken ambtenaar wordt belast.
Op grond van het tweede lid kan van het eerste lid worden afgeweken, indien het gebrek aan ervaring met betrekking tot de arbeid die de betrokkene in de functie moet verrichten de verwachting aannemelijk maakt dat zijn wijze van functioneren zich tegen de toepassing van dat artikellid vooralsnog verzet. In dit geval kan de bezoldigingsschaal bepaald worden en gedurende een tijdvak van ten hoogste drie jaren bepaald blijven op ten hoogste twee volgnummers beneden de schaal die met toepassing van het eerste lid in aanmerking zou komen. Indien het functioneren van de ambtenaar aan het einde van het genoemde tijdvak de toepassing van het eerste lid nog niet toelaat, wordt hij geplaatst in een functie waarvan de aard en het niveau in overeenstemming is met de schaal volgens welke hij bezoldigd wordt, of wordt hem ontslag aangezegd.
2. Klaagster was ten tijde van de sollicitatie al vijfendertig (35) jaar in dienst van de overheid, laatstelijk werkzaam in de functie van medewerker financiële zaken bij het ministerie van OWCS. Bij brief van 4 maart 2016 heeft klaagster bij datzelfde ministerie gesolliciteerd naar de functie van Financieel Medewerker D (functieschaal 8). Verweerster heeft klaagster voor die functie aangenomen en heeft in het bestreden besluit met toepassing van de zogeheten vertragingsregel van artikel 3, tweede lid, van het Bzlb de bezoldiging van klaagster vastgesteld op schaal 7, bezoldigingstrede 11.
3. Het Gerecht dient te beoordelen of verweerster terecht de vertragingsregel bij de benoeming van klaagster tot Financieel Medewerker D heeft toegepast.
4. Het Gerecht stelt voorop dat artikel 3, tweede lid, van het Bzlb verweerster de bevoegdheid geeft om de vertragingsregeling bij de overgang van klaagster naar de andere functie toe te passen. Zoals klaagster terecht heeft gesteld, had verweerster in het bestreden besluit echter dienen toe te lichten op grond waarvan zij toepassing van de vertragingsregel gerechtvaardigd achtte. Reeds omdat verweerster dat heeft nagelaten is het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd. Ter zitting heeft verweerster dat ook onderkend en toegelicht dat zij doende is een nieuw lansbesluit te slaan.
5. Gelet op het motiveringsgebrek zal het bezwaar van klaagster gegrond en het bestreden besluit nietig worden verklaard.

Beslissing

Het Gerecht in Ambtenarenzaken
verklaarthet bezwaar
gegrond.
Aldus gedaan door mr. N.M. Martinez, rechter in ambtenarenzaken, en in het openbaar uitgesproken op 26 oktober 2020 in tegenwoordigheid van mr. O.H.M. Leito, griffier.
Tegen deze uitspraak staat voor beide partijen binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak, indien de appellant in persoon of bij vertegenwoordiger of gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest, en in alle andere gevallen binnen dertig dagen na de dag van toezending van de uitspraak of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak, hoger beroep open bij de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken. Zie titel IV hoofdstuk 1 van de RAr.