Uitspraak
GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN CURAÇAO
[klaagster],
de Regering van Curaçao,
Procesverloop
Overweging
Beslissing
verklaarthet bezwaar
gegrond.
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak heeft klaagster, de Regering van Curaçao, bezwaar gemaakt tegen een besluit van verweerster, waarbij zij eervol is ontheven uit haar functie als Medewerker Financiële Zaken en is benoemd tot Financieel Medewerker-D met een lagere bezoldiging dan verwacht. Klaagster heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, dat op 11 november 2019 aan het Gerecht is doorgezonden. De zitting vond plaats op 21 september 2020, waarbij klaagster in persoon verscheen en verweerster werd vertegenwoordigd door mr. S.M. Concincion-Quirindongo.
Het Gerecht heeft de toepassing van de vertragingsregel, zoals vastgelegd in artikel 3 van het Bezoldigingslandsbesluit 1998, beoordeeld. Dit artikel stelt dat bij indiensttreding of functieovergang de bezoldiging moet worden bepaald op basis van de functie en ervaring van de ambtenaar. Verweerster had de bezoldiging van klaagster vastgesteld op schaal 7, trede 11, met toepassing van de vertragingsregel, maar heeft nagelaten voldoende te motiveren waarom deze regel van toepassing was. Het Gerecht oordeelt dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd is, wat leidt tot de conclusie dat het bezwaar van klaagster gegrond is.
De uitspraak van het Gerecht is gedaan op 26 oktober 2020, waarbij het bezwaar van klaagster gegrond is verklaard en het bestreden besluit nietig is verklaard. Dit betekent dat klaagster recht heeft op een herbeoordeling van haar bezoldiging zonder de vertragingsregel. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken binnen dertig dagen na de uitspraak.