ECLI:NL:OGAACMB:2020:96

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
4 november 2020
Publicatiedatum
10 november 2020
Zaaknummer
GAZ Cur201902875
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.M. Martinez
  • O.H.M. Leito
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaar tegen niet-nakoming van uitspraak door de Regering van Curaçao in ambtenarenzaak

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Curaçao op 4 november 2020 uitspraak gedaan over een bezwaar van klaagster, die zich had gewend tot het Gerecht omdat de Regering van Curaçao geen gevolg had gegeven aan een eerdere uitspraak van 10 mei 2019. In die eerdere uitspraak was de Regering opgedragen om binnen drie maanden een beslissing te nemen op het verzoek van klaagster, dat dateerde van 3 oktober 2016. Klaagster had bezwaar gemaakt op grond van artikel 96 van de RAr, omdat de verweerster niet had gehandeld conform de uitspraak.

Tijdens de zitting op 28 september 2020 hebben beide partijen zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Het Gerecht overwoog dat op basis van artikel 96, eerste lid, van de RAr een ambtenaar bevoegd is om een bezwaarschrift in te dienen indien niet of niet volledig gevolg is gegeven aan een onherroepelijke beslissing van het Gerecht. Het Gerecht stelde vast dat het niet duidelijk was wat de inhoud van de beslissing van de verweerster had moeten zijn, waardoor het niet mogelijk was om vast te stellen of het niet nakomen van de uitspraak schade had veroorzaakt voor klaagster.

Het Gerecht concludeerde dat er geen sprake was van een veroordeling tot benoeming van klaagster in de door haar geambieerde functie, en dat artikel 96 van de RAr in dit geval niet van toepassing was. De bepaling van artikel 98 van de Landsverordening administratieve rechtspraak, die een mogelijkheid biedt om verweerster opnieuw op te dragen om te beslissen, was niet van toepassing. Het bezwaar van klaagster werd ongegrond verklaard, en er was geen aanleiding voor schadevergoeding of veroordeling van verweerster in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN CURAÇAO

Uitspraak
in de zaak van:

[klaagster],

wonend in Curaçao,
klaagster,
gemachtigde: P.W. Rompel,
tegen:

de Regering van Curaçao,

verweerster,
gemachtigde: mr. S.M. Concincion-Quirindongo, werkzaam bij verweerster.

Procesverloop

Bij uitspraak van 10 mei 2019 heeft het Gerecht verweerster opgedragen om binnen drie maanden na datum van de uitspraak een beslissing te nemen op het verzoek van klaagster van 3 oktober 2016 (de uitspraak).
Bij bezwaarschrift dat bij het Gerecht is ingediend op 14 augustus 2019, heeft klaagster op grond van artikel 96 van de RAr bezwaar gemaakt tegen het feit dat verweerster geen gevolg heeft geven aan de uitspraak (het bezwaar).
Het bezwaar is behandeld ter zitting van het Gerecht op 28 september 2020. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 96, eerste lid, van de RAr is de ambtenaar bevoegd een bezwaarschrift bij het Gerecht in te dienen indien aan een bij onherroepelijk geworden beslissing van het Gerecht opgelegde veroordeling niet of niet volledig gevolg wordt gegeven. Op grond van het derde lid veroordeelt het Gerecht het betrokken lichaam tot vergoeding en stelt, met inachtneming van alle omstandigheden, het bedrag der schadevergoeding bij de beslissing vast, indien het bezwaar gegrond wordt bevonden.
2. Voor een toekenning van schadevergoeding overeenkomstig artikel 96, derde lid, van de RAr is slechts plaats, indien op grond van de niet uitgevoerde uitspraak met de nodige zekerheid kan worden vastgesteld wat de inhoud diende te zijn van de beslissing die verweerster heeft nagelaten te nemen. Eerst dan kan immers worden vastgesteld of het niet nakomen van de uitspraak van het Gerecht tot schade aan de zijde van klaagster heeft geleid en hoe groot die schade is.
3. In de uitspraak heeft het Gerecht overwogen dat verweerster een beschikking dient te geven op het verzoek van klaagster om haar met terugwerkende kracht tot 1 januari 2002 te benoemen in de functie van Senior Beleidsmedewerker P&O (de functie). Het Gerecht heeft daarbij niet bepaald wat de inhoud diende te zijn van de door verweerster te nemen beslissing. Aldus is niet komen vast te staan dat klaagster recht heeft op benoeming in de functie. Van een veroordeling tot benoeming van klaagster in de door haar geambieerde functie is dus geen sprake. Reeds om die reden is artikel 96 van de RAr in dit geval niet van toepassing. Een bepaling als artikel 98 van de Landsverordening administratieve rechtspraak op grond waarvan het Gerecht verweerder wederom zou kunnen opdragen om te beslissen op het verzoek van klager onder verbeurte van een dwangsom komt niet voor in de RAr.
4. Op grond van het voorgaande zal het Gerecht het bezwaar ongegrond verklaren. Voor toewijzing van de door klager verzochte schadevergoeding en veroordeling van verweerster in de proceskosten bestaat dan ook geen aanleiding.

Beslissing

Het Gerecht in Ambtenarenzaken
verklaarthet bezwaar
ongegrond.
Aldus gedaan door mr. N.M. Martinez, rechter in ambtenarenzaken, en in het openbaar uitgesproken op 4 november 2020 in tegenwoordigheid van mr. O.H.M. Leito, griffier.
Tegen deze uitspraak staat voor beide partijen binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak, indien de appellant in persoon of bij vertegenwoordiger of gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest, en in alle andere gevallen binnen dertig dagen na de dag van toezending van de uitspraak of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak, hoger beroep open bij de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken. Zie titel IV hoofdstuk 1 van de RAr.