ECLI:NL:OGAACMB:2020:98

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
4 november 2020
Publicatiedatum
10 november 2020
Zaaknummer
GAZ Cur202001544
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.M. Martinez
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdige indiening van bezwaar tegen fictieve weigering van benoeming in ambtenarenzaak

In deze zaak heeft klager, wonende in Curaçao, op 6 februari 2020 verzocht om benoeming in een functie binnen het KPC. Aangezien er geen beslissing volgde, heeft klager op 10 juni 2020 bezwaar gemaakt tegen het uitblijven van een beslissing. Het bezwaar is behandeld op 28 september 2020, waarbij klager werd vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. B.L. Lie Atjam, en verweerster door haar gemachtigde, mr. S.M. Concincion-Quirindongo. Het Gerecht in Ambtenarenzaken heeft vastgesteld dat de verweerster niet tijdig heeft beslist op het verzoek van klager, wat resulteert in een fictieve weigering om te beschikken. Het Gerecht heeft geoordeeld dat het bezwaar van klager ontvankelijk is en gegrond verklaard. Verweerster is opgedragen om binnen drie maanden een beslissing te nemen op het verzoek van klager. Daarnaast is verweerster veroordeeld tot het betalen van proceskosten aan klager ter hoogte van NAf 350,-.

Uitspraak

GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN CURAÇAO

Uitspraak
in de zaak van:

[klager],

wonende in Curaçao,
klager,
gemachtigde: mr. B.L. Lie Atjam, advocaat,
tegen:

de Regering van Curaçao,

verweerster,
gemachtigde: mr. S.M. Concincion-Quirindongo, werkzaam bij verweerster.

Procesverloop

Bij brief gedateerd 6 februari 2020, ingediend op 7 februari 2020, heeft klager aan verweerster verzocht om hem zo spoedig mogelijk te benoemen in een functie binnen het KPC (het verzoek).
Op 10 juni 2020 heeft klager tegen het uitblijven van een beslissing op het verzoek bezwaar gemaakt bij dit Gerecht.
Verweerster heeft een contramemorie ingediend.
Het bezwaar is behandeld ter zitting van het Gerecht op 28 september 2020. Namens klager is zijn gemachtigde verschenen. Verweerster heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 35, eerste lid, van de RAr kan een bezwaarschrift worden ingediend tegen een weigering om te beschikken of te handelen.
Op grond van artikel 41, eerste lid, wordt het bezwaarschrift ingediend binnen dertig dagen na de dag, waarop de aangevallen beschikkingen of de aangevallen handeling of weigering is genomen, verricht of uitgesproken.
Op grond van het tweede lid wordt een orgaan geacht de weigering tot het nemen van een beschikking of het verrichten van een handeling te hebben uitgesproken, indien het binnen de daarvoor bepaalde tijd of, waar een tijdsbepaling ontbreekt, binnen redelijke tijd een verplichte beschikking niet genomen of een verplichte handeling niet verricht heeft. In dit geval loopt de termijn van dertig dagen vanaf de dag, waarop de weigering geacht wordt te zijn uitgesproken.
2. De weigering om te beschikken wordt in de RAr niet als een afwijzende beschikking noch als een goedkeurende beschikking gekwalificeerd. De mogelijkheid van het instellen van een rechtsmiddel tegen de weigering om te beschikken is primair een procedureel middel dat kan worden ingezet om het bestuursorgaan te bewegen tot besluitvorming. Gelet hierop dient een ontvankelijk bezwaarschrift ingediend door een belanghebbende tegen de weigering om te beschikken gegrond te worden verklaard waarbij het bestuursorgaan moet worden opgedragen om alsnog binnen een bepaalde termijn een beschikking af te geven. Het Gerecht zal dan ook eerst de vraag beantwoorden of het bezwaar van klager ontvankelijk is.
3. Volgens vaste jurisprudentie van de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken, zie bijvoorbeeld de uitspraak van 10 juli 2008 (RvBAz 2007/55, 56 en 57), ontstaat, bij gebreke van een besluitvormingstermijn, een weigering om te beschikken na verloop van tussen de vier maanden en een jaar na het indienen van het verzoek, afhankelijk van de ingewikkeldheid van het verzoek en de bekendheid van het beschikkend orgaan met de desbetreffende materie.
3.1
Met inachtneming van voornoemde jurisprudentie dient te worden geconcludeerd dat klager tijdig bezwaar heeft ingesteld. Klager heeft het verzoek immers op 7 februari 2020 ingediend en heeft vier maanden daarna, op 10 juni 2020, dit bezwaar ingesteld.
4. Nu vast staat dat verweerster niet heeft beslist op het verzoek van klager, is sprake van een weigering om te beschikken. Op grond van het voorgaande zal het Gerecht het bezwaar gegrond verklaren. Verweerster zal daarbij worden opgedragen om binnen een termijn van drie maanden een beslissing te nemen op het verzoek.
5. Het Gerecht ziet aanleiding om te bepalen dat verweerster klager een vergoeding dient te betalen voor de door hem gemaakte proceskosten. Deze stelt het Gerecht naar analogie van het Besluit Proceskosten Bestuursrecht vast op NAf 350,- (te weten 2 punten à NAf 700,-, 1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting, wegingsfactor 0,25 in verband met de relatieve eenvoud van de zaak).

Beslissing

Het Gerecht in Ambtenarenzaken:
  • verklaarthet bezwaar van klager
    gegrond;
  • verklaartde weigering van verweerster om te beslissen op het verzoek
    nietig;
  • draagtverweerster
    opom binnen drie maanden een beslissing te nemen op het verzoek;
  • bepaaltdat verweerster ten laste van de Landskas aan klager een bedrag van NAf 350,- dient te betalen als vergoeding voor de door hem gemaakte proceskosten.
Aldus gedaan door mr. N.M. Martinez, rechter in ambtenarenzaken, en in het openbaar uitgesproken op 4 november 2020 in tegenwoordigheid van mr. O.H.M. Leito, griffier.
Tegen deze uitspraak staat voor beide partijen binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak, indien de appellant in persoon of bij vertegenwoordiger of gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest, en in alle andere gevallen binnen dertig dagen na de dag van toezending van de uitspraak of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak, hoger beroep open bij de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken. Zie titel IV hoofdstuk 1 van de RAr.