In deze zaak heeft de Gouverneur van Aruba, klager, bezwaar aangetekend tegen de afwijzing van zijn verzoek om een bijzondere vrijstelling van dienst zonder behoud van inkomen voor de duur van twee jaar. De bestreden beschikking werd op 18 juni 2020 gegeven, waarin de Gouverneur het verzoek afwees. Klager diende op 12 augustus 2020 een bezwaarschrift in, dat door het gerecht werd behandeld op 16 november 2020. Het gerecht oordeelde dat klager ontvankelijk was in zijn bezwaar, ondanks dat het bezwaarschrift na de termijn was ingediend, omdat klager aannemelijk had gemaakt dat hij pas op 17 juli 2020 kennis had genomen van de beschikking.
De feiten van de zaak tonen aan dat klager werkzaam is als restauratie architect bij het Monumentenbureau en dat hij om financiële redenen een bijzondere vrijstelling van dienst vroeg. De directeur van het Monumentenbureau had negatief geadviseerd over het verzoek, en het Departamento di Recurso Humano had dit advies ondersteund. Het gerecht moest beoordelen of de afwijzing van het verzoek door de Gouverneur op goede gronden was gebaseerd. Het gerecht concludeerde dat de Gouverneur voldoende had onderbouwd dat het dienstbelang niet toelaat dat klagers functie onbemand blijft, en dat de afwijzing van het verzoek om bvvd zonder behoud van inkomen voor de duur van twee jaar redelijk was.
Klager voerde ook aan dat hij zich beroept op het gelijkheidsbeginsel, verwijzend naar een collega die recentelijk was overgeplaatst. Het gerecht oordeelde echter dat er geen sprake was van gelijke gevallen, aangezien de situaties wezenlijk verschilden. Uiteindelijk verklaarde het gerecht het bezwaar ongegrond, en klager werd geïnformeerd dat hij een nieuw verzoek kon indienen als hij bvvd voor de duur van één jaar wenste.