ECLI:NL:OGAACMB:2021:134

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
13 december 2021
Publicatiedatum
7 februari 2022
Zaaknummer
AUA202101041
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding wegens niet of niet volledig gevolg geven aan een uitspraak in ambtenarenrecht

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 13 december 2021 uitspraak gedaan op een bezwaarschrift van de Gouverneur van Aruba, die schadevergoeding verzocht wegens het niet of niet volledig opvolgen van een eerdere uitspraak. De zaak betreft een verzoek om overplaatsing naar het Bureau Integriteit, dat door de Gouverneur was ingediend. Op 11 januari 2021 had het gerecht al geoordeeld dat de Gouverneur binnen drie maanden op dit verzoek moest beslissen. Echter, de Gouverneur diende op 9 april 2021 een bezwaarschrift in omdat er geen beslissing was genomen. Tijdens de zitting op 22 november 2021 werd de zaak behandeld, waarbij de Gouverneur in persoon verscheen en de verweerder vertegenwoordigd werd door mr. Y. Kaarsbaan.

Het gerecht overwoog dat, volgens artikel 96 van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak, een ambtenaar een bezwaarschrift kan indienen als er niet of niet volledig gevolg is gegeven aan een rechterlijke beslissing. Het gerecht stelde vast dat verweerder geen gevolg had gegeven aan de eerdere uitspraak en dat er geen bewijs was dat de Gouverneur schade had geleden. De rechter concludeerde dat het verzoek om schadevergoeding niet kon worden toegewezen, omdat niet vaststond dat er schade was en dat de verweerder nog steeds verplicht was om een beslissing te nemen op het verzoek van de Gouverneur. Uiteindelijk werd het bezwaar ongegrond verklaard, maar het gerecht benadrukte dat de verweerder uit zorgvuldigheid nog steeds op het verzoek van de Gouverneur moest beslissen.

Uitspraak

Uitspraak van 13 december 2021
Gaza nr. AUA202101041

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaarschrift ex artikel 96 van de
Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[Klaagster],

wonend te Aruba,
KLAAGSTER,
procederend in persoon,
tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. Y. Kaarsbaan (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak van 11 januari 2021 van dit gerecht (Gaza nr. AUA202002395), heeft het gerecht het bezwaar van klaagster gericht tegen het uitblijven van een beslissing op het verzoek om overplaatsing naar het Bureau Integriteit, gegrond verklaard en verweerder opgedragen om binnen drie maanden na de uitspraak schriftelijk op het verzoek van klaagster te beschikken.
Klaagster heeft op 9 april 2021 een bezwaarschrift in de zin van artikel 96 van de La
ingediend.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 november 2021. Klaagster is in
persoon verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door de
gemachtigde voornoemd.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Het wettelijk kader
1. Ingevolge het eerste lid van artikel 96 van de La is de ambtenaar bevoegd een bezwaarschrift bij het gerecht in te dienen, indien aan een bij onherroepelijk geworden rechterlijke beslissing opgelegde veroordeling niet of niet volledig gevolg wordt gegeven. Ingevolge het derde lid van dit artikel veroordeelt het gerecht, indien het bezwaar gegrond wordt bevonden, het betrokken lichaam tot vergoeding en stelt het met inachtneming van alle omstandigheden het bedrag der schadevergoeding vast.
De standpunten van partijen
2.1
Het bezwaarschrift van klaagster strekt er naar het gerecht begrijpt toe vergoeding van geleden schade te verkrijgen. Klaagster betoogt hiertoe dat zij in onzekerheid leeft en dat verweerder door niet te beslissen op haar overplaatsingsverzoek in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel handelt.
2.2
Verweerder heeft ter zitting te kennen gegeven dat het Departamento di Recurso Humano (DRH) bezig is met de overplaatsing van klaagster, en dat er binnen korte tijd een beslissing zal volgen omtrent klaagsters verzoek om overplaatsing naar het Bureau Integriteit. Niet is komen vast te staan dat klaagster schade heeft geleden, aldus verweerder.
De beoordeling
3.1
Het gerecht stelt vast dat verweerder geen gevolg heeft gegeven aan de inmiddels onherroepelijk geworden uitspraak van 11 januari 2021, waarbij hem is opgedragen om binnen drie maanden op het verzoek van klaagster te beslissen.
3.2
Volgens vaste jurisprudentie is er voor een toekenning van schadevergoeding overeenkomstig artikel 96, derde lid, van de La slechts plaats, indien op grond van de niet uitgevoerde uitspraak met de nodige zekerheid kan worden vastgesteld wat de inhoud diende te zijn van de beslissing die verweerder heeft nagelaten te nemen. Eerst dan kan immers worden vastgesteld of het niet nakomen van de uitspraak van het gerecht tot schade aan de zijde van klager heeft geleid en hoe groot die schade is (zie GAZA 17 februari 2014, GAZA nr. 1742 van 2013 en GAZA 9 oktober 2017, AUA201700266).
3.3
Het gerecht overweegt dat het verzoek van klaagster om vergoeding van schade niet kan worden toegewezen, nu nog niet vaststaat dat klaagster schade heeft geleden. De uitspraak van dit gerecht van 11 januari 2021 brengt niet met zich mee dat verweerder gehouden is het verzoek van klaagster in te willigen. In die uitspraak heeft het gerecht overwogen dat verweerder nog altijd niet inhoudelijk heeft beslist op het verzoek van klaagster en dat hij alsnog een (reële) beslissing moet nemen op klaagsters verzoek. Daarmee is echter nog niet vast komen te staan dat klaagster voor de verzochte overplaatsing in aanmerking komt.
3.4
Het bezwaar zal ongegrond worden verklaard. Het vorenstaande laat onverlet dat verweerder uit oogpunt van zorgvuldigheid en zijn voorbeeldfunctie in de maatschappij nog immer gehouden is op het verzoek van klaagster te beslissen.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in ambtenarenzaken te Aruba en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 13 december 2021, in tegenwoordigheid van de griffier
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.