In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 1 maart 2021 uitspraak gedaan over de schorsing van een politieambtenaar, klaagster, die werkzaam is als chef van dienst bij het Korps Politie Aruba. De schorsing was opgelegd door de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie, naar aanleiding van een concrete verdenking van plichtsverzuim. Klaagster had zich op 29 april 2020 ziek gemeld, maar werd op 30 april 2020 om 01:35 uur aangetroffen op een feestelijke bijeenkomst, wat leidde tot de verdenking dat zij zich opzettelijk ziek had gemeld om daar aanwezig te kunnen zijn. De ambtenarenrechter oordeelde dat de schorsing gedurende het disciplinair onderzoek in het belang van de dienst kon worden geacht, ondanks dat de rechter zich niet uitliet over de vraag of de verdenking terecht was.
De procedure begon met een bezwaar van klaagster tegen de schorsing, die op 21 augustus 2020 was ingediend. De zaak werd behandeld op 16 november 2020, waarbij zowel klaagster als verweerder vertegenwoordigd waren door hun gemachtigden. De rechter benadrukte dat de schorsing een ordemaatregel is die kan worden opgelegd als het functioneren van de dienst in gevaar komt door de betrokken ambtenaar. De rechter concludeerde dat er voldoende grond was voor de schorsing, gezien de ernst van de verdenking en de impact op de integriteit van de politie.
Uiteindelijk verklaarde de ambtenarenrechter het bezwaar van klaagster ongegrond, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en beide partijen hebben het recht om in hoger beroep te gaan tegen deze beslissing.