In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 6 december 2021 uitspraak gedaan over het bezwaar van klager, de Gouverneur van Aruba, tegen een disciplinaire straf die hem was opgelegd. Klager, werkzaam als chef sectie Haven bij het Departamento di Aduana, had op 21 december 2020 een disciplinaire straf van gedeeltelijke inhouding van inkomen ter grootte van Afl. 3.000,- opgelegd gekregen wegens plichtsverzuim. Dit plichtsverzuim was het gevolg van het niet tijdig melden van de vermissing van een dienstwapen en patronen, en het niet uitvoeren van de vereiste controles op de aanwezige vuurwapens en patronen. Klager had op 10 februari 2021 bezwaar gemaakt tegen deze straf, maar het gerecht oordeelde dat hij ontvankelijk was in zijn bezwaar, omdat hij het bezwaarschrift tijdig had ingediend.
Tijdens de zitting op 25 oktober 2021 werd duidelijk dat klager niet de nodige zorgvuldigheid had betracht in zijn functie. Hij had geen feitelijke controles uitgevoerd en had de directeur niet op de hoogte gebracht van de vermissing van een vuurwapen en patronen. Het gerecht concludeerde dat klager, als chef van de afdeling, verantwoordelijk was voor het naleven van de procedures en dat zijn nalatigheid had geleid tot de vermissing van het wapen. De rechter oordeelde dat de opgelegde disciplinaire straf niet onevenredig was en dat het bezwaar van klager ongegrond was. De uitspraak bevestigde de disciplinaire straf en stelde dat klager niet had voldaan aan de eisen die aan hem als ambtenaar werden gesteld.