ECLI:NL:OGAACMB:2021:143

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
6 december 2021
Publicatiedatum
9 februari 2022
Zaaknummer
AUA202102136
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevordering van ambtenaar en uitblijven van beslissing door de minister

In deze zaak heeft klaagster, een ambtenaar, bezwaar gemaakt tegen het uitblijven van een beslissing op haar verzoek tot bevordering naar schaal 8. Dit verzoek was oorspronkelijk ingediend op 3 juni 2016, maar de minister van Onderwijs en Sport heeft hierop geen beslissing genomen. Klaagster heeft haar verzoek op 13 maart 2021 herhaald, maar wederom bleef een beslissing uit. Op 29 juli 2021 heeft klaagster bezwaar gemaakt bij het gerecht in ambtenarenzaken, dat de zaak op 25 oktober 2021 heeft behandeld. Klaagster was aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde, terwijl de minister werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Het gerecht overweegt dat volgens artikel 35 van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak een bezwaarschrift kan worden ingediend tegen een weigering om te beschikken. De wetgeving beoogt bescherming van ambtenaren tegen verzuim en nalatigheid van het bestuursorgaan. Het gerecht stelt vast dat de minister geen beslissing heeft genomen op het verzoek van klaagster, en dat zij op basis van de omstandigheden mocht aannemen dat er sprake was van een weigering. Hoewel de termijn van dertig dagen voor het indienen van een bezwaarschrift nog niet was verstreken, was de minister al op de hoogte van klaagsters verzoek om bevordering.

Het gerecht verklaart het bezwaar gegrond en draagt de minister op om binnen drie maanden na de uitspraak schriftelijk op het bevorderingsverzoek van klaagster te beslissen. Tevens wordt de minister veroordeeld tot betaling van de proceskosten van klaagster, begroot op Afl. 350,-. De uitspraak is gedaan door mr. M.E.B. de Haseth en kan door beide partijen in hoger beroep worden aangevochten bij de Raad van Beroep in ambtenarenzaken.

Uitspraak

Uitspraak van 6 december 2021
Gaza nr. AUA202102136

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar in de zin van
de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[Klaagster],

wonend te Aruba,
KLAAGSTER,
gemachtigde: mr. E. Duijneveld,
tegen:

DE MINISTER VAN ONDERWIJS EN SPORT,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. Y. Kaarsbaan (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij brief van 3 juni 2016 heeft de leidinggevende van klaagster verweerder verzocht om haar met ingang van 1 december 2015 naar schaal 8 te bevorderen. Bij brief van 13 maart 2021 heeft de gemachtigde van klaagster dat verzoek herhaald.
Tegen het uitblijven van een beslissing op haar verzoek heeft klaagster op 29 juli 2021 bezwaar gemaakt bij het gerecht.
De zaak is behandeld ter zitting van 25 oktober 2021. Klaagster is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde voornoemd. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde voornoemd.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

1.1
Voor zover hier van belang bepaalt artikel 35, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (hierna: de La) dat een bezwaarschrift kan worden ingediend tegen een weigering om te beschikken. Blijkens de memorie van toelichting op deze bepaling is hiermee beoogd de ambtenaar niet alleen te beschermen tegen daden, maar ook tegen verzuim, nalatigheid, achterwege blijven van handelingen of beschikkingen, opzettelijk of uit zorgeloosheid.
1.2
Artikel 41, eerste lid van de La bepaalt, zover hier van belang, dat het bezwaarschrift moet worden ingediend binnen dertig dagen na de dag waarop de aangevallen weigering is uitgesproken. Het tweede lid bepaalt dat een orgaan wordt geacht de weigering tot het nemen van een beschikking te hebben uitgesproken, indien het binnen de daarvoor bepaalde tijd of, waar een tijdsbepaling ontbreekt, binnen redelijke tijd een verplichte beschikking niet genomen heeft. In dit geval loopt de termijn van dertig dagen van de dag, waarop de weigering geacht wordt te zijn uitgesproken.
1.3
Volgens vaste jurisprudentie van dit gerecht wordt in het algemeen als redelijke termijn, waarbinnen het bevoegd gezag geacht wordt een weigering om te beschikken op een verzoek te hebben uitgesproken, aangenomen een termijn van één jaar nadat het (schriftelijk) verzoek is ingediend.
1.4
Nu verweerder geen beslissing heeft genomen op het op 13 maart 2021 ingediend verzoek van klaagster mocht zij, gelet op de aard van dat verzoek, ten tijde van het indienen van haar bezwaarschrift aannemen dat verweerder heeft geweigerd op haar verzoek te beslissen. Weliswaar is ten tijde van het indienen van het bezwaar nog geen jaar verstreken, maar dit doet er niet aan af dat verweerder bekend is met het feit dat klaagster in aanmerking wenst te komen voor een bevordering naar schaal 8. De leidinggevende van klaagster had daartoe immers al op 3 juni 2016 een verzoek bij verweerder ingediend. Naar het oordeel van het gerecht is het bezwaarschrift tegen deze weigering dan ook tijdig ingediend.
1.5
Nu verweerder nog altijd niet inhoudelijk op klaagsters verzoek heeft beslist, is het bezwaar gegrond. Het gerecht verwijst in dit verband naar de uitspraak van de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van 21 oktober 2009, ECLI:NL:ORBANAA:2009: BK9368, waaruit volgt dat de weigering te beschikken niet als een afwijzende beschikking, noch als een goedkeurende beschikking wordt gekwalificeerd. De mogelijkheid van het instellen van een rechtsmiddel tegen de weigering om te beschikken is dus een procedureel middel dat kan worden ingezet om het bestuursorgaan te bewegen tot besluitvorming. Verweerder zal derhalve alsnog een (reële) beslissing moeten nemen op het bevorderingsverzoek van klaagster. Het gerecht zal daartoe een termijn stellen van drie maanden na heden.
1.6
Het vorenstaande leidt tot de volgende beslissing.
1.7
Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden verwezen.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het bezwaar gegrond;
- draagt verweerder op om binnen een termijn van drie maanden na dagtekening van deze uitspraak schriftelijk op het bevorderingsverzoek van klaagster te beslissen;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de door klaagster voor dit geding gemaakte kosten aan rechtsbijstand, begroot op Afl. 350,-.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in ambtenarenzaken en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 6 december 2021 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: Binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: Binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.