In deze zaak heeft klaagster, een ambtenaar, bezwaar gemaakt tegen het uitblijven van een beslissing op haar verzoek tot bevordering naar schaal 8. Dit verzoek was oorspronkelijk ingediend op 3 juni 2016, maar de minister van Onderwijs en Sport heeft hierop geen beslissing genomen. Klaagster heeft haar verzoek op 13 maart 2021 herhaald, maar wederom bleef een beslissing uit. Op 29 juli 2021 heeft klaagster bezwaar gemaakt bij het gerecht in ambtenarenzaken, dat de zaak op 25 oktober 2021 heeft behandeld. Klaagster was aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde, terwijl de minister werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
Het gerecht overweegt dat volgens artikel 35 van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak een bezwaarschrift kan worden ingediend tegen een weigering om te beschikken. De wetgeving beoogt bescherming van ambtenaren tegen verzuim en nalatigheid van het bestuursorgaan. Het gerecht stelt vast dat de minister geen beslissing heeft genomen op het verzoek van klaagster, en dat zij op basis van de omstandigheden mocht aannemen dat er sprake was van een weigering. Hoewel de termijn van dertig dagen voor het indienen van een bezwaarschrift nog niet was verstreken, was de minister al op de hoogte van klaagsters verzoek om bevordering.
Het gerecht verklaart het bezwaar gegrond en draagt de minister op om binnen drie maanden na de uitspraak schriftelijk op het bevorderingsverzoek van klaagster te beslissen. Tevens wordt de minister veroordeeld tot betaling van de proceskosten van klaagster, begroot op Afl. 350,-. De uitspraak is gedaan door mr. M.E.B. de Haseth en kan door beide partijen in hoger beroep worden aangevochten bij de Raad van Beroep in ambtenarenzaken.