In deze zaak heeft klaagster, een ambtenaar, bezwaar gemaakt tegen het uitblijven van een beslissing door de Minister van Onderwijs en Sport met betrekking tot haar bevorderingsverzoek. Klaagster had op 3 juni 2016 een verzoek ingediend om bevorderd te worden naar schaal 7, maar na herhaalde verzoeken bleef een beslissing uit. Op 29 juli 2021 heeft klaagster bezwaar gemaakt bij het gerecht, omdat er geen beslissing was genomen op haar verzoek. De zitting vond plaats op 25 oktober 2021, waarbij zowel klaagster als de minister vertegenwoordigd waren door hun gemachtigden.
Het gerecht heeft overwogen dat volgens de Landsverordening ambtenarenrechtspraak een bezwaarschrift kan worden ingediend tegen een weigering om te beschikken. Het gerecht heeft vastgesteld dat de minister geen beslissing heeft genomen op het bevorderingsverzoek van klaagster, ondanks dat er al een verzoek was ingediend in 2016. Het gerecht oordeelt dat het bezwaar gegrond is, omdat de minister in gebreke is gebleven om binnen een redelijke termijn te beslissen. Het gerecht heeft de minister opgedragen om binnen drie maanden na de uitspraak alsnog een beslissing te nemen op het bevorderingsverzoek van klaagster en heeft de minister veroordeeld tot betaling van de proceskosten van klaagster, begroot op Afl. 350,-.
De uitspraak is gedaan door mr. M.E.B. de Haseth en is openbaar uitgesproken op 6 december 2021. Beide partijen hebben de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij de Raad van Beroep in ambtenarenzaken, met inachtneming van de gestelde termijnen voor het indienen van het hoger beroep.