In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba uitspraak gedaan op het bezwaar van klaagster tegen een besluit van de Gouverneur van Aruba. Klaagster, die in persoon procedeerde, was niet verschenen op de zitting, ondanks een behoorlijke oproeping. De Gouverneur had op 31 maart 2020 besloten om klaagster met ingang van 1 januari 2019 over te plaatsen van haar functie als jurist naar de functie van adviseur bij het Nationaal Centraal Bureau Terrorismebestrijding, Veiligheid en Interpol (NCTVI). Klaagster maakte bezwaar tegen dit besluit op 25 juni 2020. Het gerecht heeft de zaak op 1 maart 2021 behandeld, waarbij de gemachtigde van de Gouverneur aanwezig was.
De rechter overwoog dat klaagster haar bezwaarschrift na de wettelijke termijn had ingediend, maar dat zij had aangevoerd het bestreden besluit op 25 mei 2020 te hebben ontvangen. Dit werd door de Gouverneur niet betwist. Het gerecht concludeerde dat het bezwaar ontvankelijk was, omdat klaagster binnen de gestelde termijn had gereageerd. Vervolgens werd vastgesteld dat de Gouverneur had besloten om klaagster in de functie van adviseur te plaatsen, omdat de functie van Hoofd Beleid en Strategie niet beschikbaar was in de formatie van NCTVI. Klaagster had dit niet weersproken, waardoor het gerecht oordeelde dat de Gouverneur in redelijkheid tot deze beslissing had kunnen komen.
Uiteindelijk verklaarde het gerecht het bezwaar ongegrond en gaf het aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. M.E.B. de Haseth en is openbaar uitgesproken op 12 april 2021. Beide partijen hebben de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij de Raad van Beroep in ambtenarenzaken binnen dertig dagen na de uitspraak.