ECLI:NL:OGAACMB:2021:38

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
15 maart 2021
Publicatiedatum
25 mei 2021
Zaaknummer
AUA202001772
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van ambtenaar wegens verdenking van ernstig plichtsverzuim na aanrijding onder invloed van alcohol

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 15 maart 2021 uitspraak gedaan over het bezwaar van klager, de Gouverneur van Aruba, tegen een schorsingsbesluit. Klager, werkzaam als gevangenisinrichtingsmedewerker, was betrokken bij een aanrijding op 14 maart 2020 en werd beschuldigd van doorrijden na de aanrijding, het verlaten van de plaats van het ongeval terwijl hij onder invloed van alcohol was, en het aantreffen van marihuana in zijn auto. Het bestreden landsbesluit van 26 juni 2020 schorste klager in zijn ambt tot er een beslissing zou worden genomen over een disciplinaire straf. Klager maakte bezwaar tegen deze schorsing, maar het gerecht oordeelde dat hij ontvankelijk was in zijn bezwaar, ondanks dat het bezwaarschrift niet binnen de gestelde termijn was ingediend. Het gerecht concludeerde dat er voldoende gronden waren voor de schorsing, gezien de ernstige verdenkingen van plichtsverzuim. Klager ontkende de beschuldigingen en voerde aan dat hij niet onder invloed was en dat de aangetroffen marihuana niet van hem was. Het gerecht oordeelde dat de verdenkingen voldoende concreet waren en dat het vertrouwen in klager was geschaad. De uitspraak concludeerde dat het bezwaar ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

Uitspraak van 15 maart 2021
Gaza nr. AUA202001772

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar van:

[Klager],

wonend te Aruba,
KLAGER,
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Illes,
tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. C.L. Geerman (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij landsbesluit van 26 juni 2020 (het bestreden landbesluit) heeft verweerder besloten om klager met ingang van de dag na dagtekening van het landsbesluit in zijn ambt te schorsen tot op de dag waarop het bevoegd gezag een besluit heeft genomen omtrent de disciplinaire strafoplegging.
Hiertegen heeft klager op 27 juli 2020 bezwaar gemaakt, door indiening van een bezwaarschrift bij het gerecht.
Verweerder heeft op 8 januari 2021 een contramemorie ingediend.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 februari 2021. Klager is verschenen bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door de gemachtigde voornoemd.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De ontvankelijkheid

1.1
Ingevolge artikel 41, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) voor zover thans van belang, wordt het bezwaarschrift ingediend binnen dertig dagen na de dag waarop de aangevallen beschikking is gegeven.
Ingevolge het derde lid, voor zover thans van belang, wordt hij die bezwaar inbrengt na de hiervoor bepaalde termijn niet op grond daarvan niet-ontvankelijk verklaard, indien hij ten genoegen van de rechter aantoont het bezwaar te hebben ingebracht binnen dertig dagen na de dag waarop hij van de aangevallen beschikking redelijkerwijs kennis heeft kunnen dragen.
1.2
Het gerecht stelt vast dat het bezwaarschrift niet is ingediend binnen de termijn gesteld in artikel 41, eerste lid, van de La. Klager voert, onder overlegging van een door hem ondertekende ontvangstbevestiging, aan dat hij het bestreden landsbesluit op 30 juni 2020 heeft ontvangen, hetgeen niet door verweerder is betwist. Dit betekent dat moet worden aangenomen dat het bezwaar is ingediend binnen de in artikel 41, derde lid, van de La gestelde termijn. Klager is ontvankelijk in zijn bezwaar.
De feiten
2.1
Klager is ambtenaar werkzaam als gevangenisinrichtingsmedewerker bij Dienst Gevangeniswezen Aruba (KIA).
2.2
Op 14 maart 2020 heeft zich een aanrijding voorgedaan waar klager bij betrokken was.
2.3
Bij brief van 16 maart 2020 is aan klager de toegang tot het KIA ontzegt voor de duur van zes weken. De toegangsontzegging is bij brief van 26 april 2020 verlengd.
2.4
Bij bestreden landsbesluit van 26 juni 2020 heeft verweerder besloten om klager met ingang van de dag na dagtekening van het landsbesluit in zijn ambt te schorsen tot op de dag waarop het bevoegd gezag een besluit heeft genomen omtrent de disciplinaire strafoplegging. Verweerder overweegt onder meer:
“(…)
dat betrokkene verweten wordt dat hij zich op 14 maart 2020 schuldig gemaakt heeft aan doorrijden na een aanrijding en het verlaten van de plaats van het ongeval op de openbare weg terwijl hij onder de invloed van alcohol verkeerde en marihuana in zijn auto aangetroffen werd.
(…)”.
Het wettelijk kader
3.1
Ingevolge artikel 82, eerste lid, van de Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht (Lma) kan de ambtenaar, die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt, deswege door het bevoegde gezag disciplinair worden gestraft.
1.2
Ingevolge artikel 87, aanhef en onder c, van de Lma kan onverminderd het bepaalde in artikel 82 de ambtenaar door het bevoegde gezag worden geschorst in zijn ambt in andere gevallen, waarin schorsing naar het oordeel van het daartoe bevoegde gezag wordt gevorderd door het belang van de dienst.
De standpunten van partijen
4.1
Verweerder heeft aan het bestreden landsbesluit ten grondslag gelegd dat klager wordt verdacht van het doorrijden na een aanrijding en het verlaten van de plaats van het ongeval terwijl hij onder de invloed van alcohol verkeerde en dat er marihuana in zijn auto aangetroffen werd. Er zijn voldoende gronden voor het schorsen van klager in zijn ambt en voor het opstarten van een disciplinaire procedure, aldus verweerder.
4.2
Klager ontkent stellig zich schuldig te hebben gemaakt aan enig plichtsverzuim. Klager betoogt dat sprake was van dronkenschap noch het rijden onder invloed. Verder voert hij aan dat er geen sprake was van een “hit and run”, dat de auto niet van hem was en dat de aangetroffen marihuana ook niet van hem was.
De beoordeling
5.1
Naar vaste jurisprudentie vindt het bevoegde gezag in een hem bekend geworden concrete verdenking van ernstig plichtsverzuim in het algemeen voldoende grond voor het treffen van een ordemaatregel, als aan de integriteit van de betrokken ambtenaar moet worden getwijfeld en het in hem te stellen vertrouwen zozeer is geschaad dat niet aanvaardbaar is dat hij zijn werk blijft doen (vergelijk de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep 7 maart 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:BZ3512).
5.2
Naar het oordeel van het gerecht gaat het - gelet op het besprokene ter zitting en de overgelegde stukken - in dit geval om een concrete verdenking van ernstig plichtsverzuim, namelijk het doorrijden na een aanrijding en het verlaten van de plaats van het ongeval terwijl onder invloed van alcohol én het aantreffen van marihuana in de auto (zie 2.4). Dit vermoeden is voldoende concreet beschreven in het bestreden landsbesluit. In redelijkheid heeft verweerder daarom aan de integriteit van klager kunnen twijfelen en kon verweerder zich op het standpunt stellen dat het vertrouwen in klager is geschaad. De ambtenarenrechter laat zich in het kader van deze procedure niet uit over de vraag of de verdenking terecht is.
5.3
Over de duur van de schorsing is in het bestreden landsbesluit vermeld dat de schorsing ingaat op de dag na dagtekening van het landsbesluit en duurt tot de dag waarop het bevoegd gezag een besluit heeft genomen omtrent de disciplinaire strafoplegging. De ambtenarenrechter is van oordeel dat het rechtszekerheidsbeginsel met zich brengt dat een schorsing niet langer duurt dan noodzakelijk en dat in dat verband door verweerder voortvarendheid dient te worden betracht bij de uitvoering van het disciplinaire onderzoek. Verweerder heeft desgevraagd ter zitting verklaard dat klager in de gelegenheid is gesteld om zich te verantwoorden ten aanzien van het verweten gedrag maar dat hij van deze gelegenheid geen gebruik heeft gemaakt en dat de besluitvorming omtrent de disciplinaire procedure in zijn afrondingsfase is en dat naar verwachting binnenkort een beslissing zal worden genomen. Gelet op het vorenstaande en op het feit dat het onderzoek nu al ruim elf maanden loopt, mag worden verwacht dat verweerder binnen afzienbare tijd een beslissing over het al dan niet opleggen van een disciplinaire straf neemt.
5.4
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het bezwaar ongegrond is. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat gelet hierop geen aanleiding.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in ambtenarenzaken te Aruba en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 15 maart 2021, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.