ECLI:NL:OGAACMB:2021:45

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
10 mei 2021
Publicatiedatum
27 mei 2021
Zaaknummer
AUA202002357
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevordering van ambtenaar zonder MBO-4 diploma en de toepassing van de Bezoldigingsregeling Aruba

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 10 mei 2021 uitspraak gedaan over het bezwaar van klaagster, een ambtenaar werkzaam bij de Dienst burgerlijke Stand en Bevolkingsregister (DBSB). Klaagster had verzocht om bevordering naar de rang van adjunct-commies 1ste klasse (schaal 7) met ingang van 1 december 2018. Dit verzoek werd afgewezen door de Gouverneur van Aruba, omdat klaagster niet in het bezit was van een MBO-4 diploma, wat volgens de Bezoldigingsregeling Aruba (BRA) een vereiste is voor deze bevordering. Klaagster voerde aan dat zij wel voldeed aan de bevorderingsvereisten op basis van haar werk- en denkniveau en haar dienstanciënniteit van twee jaren. Het gerecht oordeelde dat de BRA een dienstanciënniteit van vier jaren vereist voor ambtenaren zonder een MBO-4 diploma, en dat klaagster niet voldoende had aangetoond dat de bestreden beschikking in strijd was met de beginselen van behoorlijk bestuur. Het bezwaar van klaagster werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

Uitspraak van 10 mei 2021
Gaza nr. AUA202002357

GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar van:

[Klaagster],

wonend te Aruba,
KLAAGSTER,
gemachtigde: mr. E. Duijneveld,
gericht tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. M.P. Jansen (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 10 augustus 2020 (hierna: de bestreden beschikking) heeft verweerder het verzoek van klaagster om met ingang van 1 december 2018 te worden bevorderd naar de rang van adjunct-commies 1ste klasse (schaal 7), afgewezen.
Op 24 september 2020 heeft klaagster daartegen bezwaar gemaakt.
Verweerder heeft op 23 februari 2021 stukken ingediend.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 maart 2021, waar partijen, vertegenwoordigd door hun gemachtigden, zijn verschenen.
De uitspraak is nader bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De ontvankelijkheid

1.1
Ingevolge artikel 41, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (hierna: La), dient het bezwaarschrift te worden ingediend binnen dertig dagen te rekenen vanaf de dag waarop de aangevallen beschikking is uitgesproken.
Het derde lid van dit artikel bepaalt dat, indien het bezwaar na de daarvoor bepaalde termijn is ingediend, de indiener niet op grond daarvan niet-ontvankelijk wordt verklaard, indien hij ten genoegen van de rechter aantoont het bezwaar te hebben ingebracht binnen dertig dagen na de dag waarop hij van de aangevallen beschikking kennis heeft kunnen dragen.
1.2
Klaagster heeft haar bezwaarschrift na het verstrijken van de in artikel 41, eerste lid, van de La gestelde termijn ingediend. Zij heeft echter onweersproken aangevoerd dat zij de bestreden beschikking op 25 augustus 2020 heeft ontvangen. Het tegendeel blijkt ook niet uit de gedingstukken. Dit betekent dat moet worden aangenomen dat het bezwaar is ingediend binnen de in artikel 41, derde lid, van de La gestelde termijn. Klaagster is ontvankelijk in haar bezwaar.
De feiten
2.1
Klaagster is ambtenaar en werkzaam bij Dienst burgerlijke Stand en Bevolkingsregister (DBSB), in de functie van allround medewerker gegevensverwerking.
2.2
Bij brief van 16 oktober 2018 heeft klaagster verweerder verzocht om haar met ingang van 1 oktober 2018 te bevorderen naar de rang van adjunct-commies 1ste klasse (schaal 7).
2.3
Bij bestreden beschikking van 10 augustus 2020 heeft verweerder het onder 2.2 vermelde verzoek afgewezen. In de bestreden beschikking staat onder meer:
“(…)
U bekleedt sedert 1 december 2016 de rang van adjunct-commies (schaal 6) en bent niet in het bezit van een MBO-4 diploma. U voldoet niet aan de bovengenoemde bevorderingseisen.
(…)”.
Het wettelijk kader
3.1
Ingevolge artikel 13, eerst lid van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (hierna: Lma) geschieden aanstelling en bevordering, voor zover daaromtrent regelen zijn vastgesteld, overeenkomstig deze regelen.
3.2
Ingevolge artikel 4, eerste lid, van de Bezoldigingsregeling Aruba (BRA) dient de ambtenaar om in aanmerking te kunnen komen voor een bevordering, aan de voor de desbetreffende betrekking bedoelde eisen te voldoen en voorts voor de vervulling van die betrekking geschikt en bekwaam te worden geacht.
3.3
Voor een bevordering van de rang van adjunct-commies (schaal 6) naar de rang van adjunct-commies 1ste klasse (schaal 7) geldt ingevolge het rangenstelsel van de BRA:
II. A. adjunct-commies (schaal 6)
a. diploma voor benoembaarheid tot adjunct-commies;
b. vacature; of
c. diploma middelbaar bestuursambtenaar;
d. vacature; of
e. diploma moderne bedrijfsadministratie (M.B.A.-Ned.Ass);
f. vacature; of
g. als onder I, sub E, letter g.;
h. ten minste één jaar ervaring in boekhoudkundige sector na het behalen van het desbetreffende diploma;
i. vacature; of
j. als onder I, sub E, letters a. en b. of letters d. en e.;
k. bevordering op grond van de door de betrokkene beklede functie, welke een waardering op het niveau van adjunct-commies rechtvaardigt en voorts met dien verstande dat de betrokkene reeds ten minste vier jaar dienst in de rang van hoofdklerk moet hebben volbracht;
l. vacature; of
m. diploma van de middelbare opleiding voor administratieve ambtenaren.
B. adjunct-commies 1ste klasse (schaal 7)
a. als onder A, letter a., c. of e. of letters g. en h.;
b. bevordering op grond van de door de betrokkene beklede functie, welke een waardering op het niveau van adjunct-commies 1ste klasse rechtvaardigt en voorts met dien verstande dat de betrokkene reeds ten minste twee jaar dienst in de rang van adjunct-commies moet hebben volbracht;
c. vacature; of
d. als onder A, letters j. en k.;
e. bevordering op grond van de door de betrokkene beklede functie, welke een waardering op het niveau van adjunct-commies 1ste klasse rechtvaardigt en voorts met dien verstande dat de betrokkene reeds ten minste vier jaar dienst in de rang van adjunct-commies moet hebben volbracht;
f. vacature; of
g. Nederlands diploma archiefverzorging II;
h. vacature; of
i. Nederlands diploma hoger economisch administratief onderwijs;
j. vacature; of
k. diploma voor personeelswerk, behaald aan een Nederlandse sociale academie;
l. vacature.
De standpunten van partijen
4.1
Aan de bestreden beschikking heeft verweerder ten grondslag gelegd dat op grond van de BRA voor klaagster als ambtenaar zonder MBO-4 diploma een dienstanciënniteit voor een bevordering naar de rang van adjunct-commies 1ste klasse geldt van vier jaar. Eerst op 1 december 2020 voldoet klaagster aan de vereiste dienstanciënniteit, aldus verweerder.
4.2
Klaagster kan zich niet verenigen met de bestreden beschikking, en betoogt dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat een MBO-4 diploma een bevorderingsvereiste is, waar het vereiste is een MBO-4 werk- en denkniveau. Voorts voert klaagster aan dat de bestreden beschikking in strijd is met het motiverings-,
rechtszekerheids-, fair play- en gelijkheidsbeginsel.
De beoordeling
5.1
Ter beoordeling ligt voor de vraag of verweerder op goede gronden heeft besloten om het bevorderingsverzoek van klager af te wijzen. Het gerecht stelt voorop dat bevordering een recht van de betrokken ambtenaar is noch een automatisme, maar een discretionaire bevoegdheid van het bevoegde gezag. Dit betekent dat het gebruik van die bevoegdheid door het gerecht slechts terughoudend kan worden getoetst. Bij die toetsing dient het gerecht te beoordelen of verweerder na afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot de bestreden beschikking heeft kunnen komen dan wel daarbij anderszins heeft gehandeld in strijd met enige rechtsregel of met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
5.2
Tussen partijen is niet in geschil dat klaagster niet in het bezit is van een MBO-4 diploma. Het gerecht stelt vast dat, voor wat betreft de dienstanciënniteit, ingeval van ambtenaren zonder een MBO-4 diploma op grond van de BRA een dienstanciënniteit geldt van vier jaren (zie 3.3). Voor het betoog van klaagster dat zij voldoet aan de bevorderingsvereisten omdat zij beschikt over een MBO-4 werk- en denkniveau en een dienstanciënniteit heeft van twee jaren, biedt de BRA dan ook geen grond. Gelet hierop, heeft klaagster het betoog dat de bestreden beschikking in strijd met het motiverings-, rechtszekerheids- en het fairplaybeginsel is gegeven onvoldoende toegelicht.
5.3
Voorts slaagt het beroep van klaagster op het gelijkheidsbeginsel, onder verwijzing naar de uitspraken van het gerecht in de zaken nr. AUA201903650 en nr. AUA201903725, niet. Nog daargelaten dat het in die zaken, anders dan in het voorliggende geval, niet om een bevordering ging, maar om de plaatsing van betrokkenen in een functie, gold in die gevallen als opleidingsvereiste MBO-4 werk- en denkniveau en niet het in het bezit zijn van een zodanig diploma. Er is dan ook geen sprake van gelijke gevallen.
5.4
Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat verweerder op goede gronden het verzoek van klaagster om haar naar schaal 7 te bevorderen, heeft afgewezen. Het bezwaar dient ongegrond te worden verklaard.
6. Voor een kostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth rechter in ambtenarenzaken en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 10 mei 2021 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.