In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 10 mei 2021 uitspraak gedaan over het bezwaar van een politieambtenaar, klaagster, tegen een disciplinaire straf van ontslag die haar was opgelegd door de Gouverneur van Aruba. De Gouverneur had op 5 oktober 2020 besloten om klaagster met ingang van de dag na dagtekening van het besluit te ontslaan vanwege plichtsverzuim. Klaagster had zich schuldig gemaakt aan mishandeling van haar ex-partner op 10 augustus 2019, waarvoor zij ook strafrechtelijk was veroordeeld. Klaagster erkende de gedragingen, maar betoogde dat de opgelegde straf onevenredig was in verhouding tot het plichtsverzuim, en dat er rekening gehouden moest worden met haar persoonlijke omstandigheden, waaronder een langdurig dienstverband zonder plichtsverzuim en de stress die zij ervoer door de relatiebreuk.
Het gerecht heeft de zaak behandeld op 29 maart 2021, waarbij zowel klaagster als de verweerder aanwezig waren. In de overwegingen van de uitspraak werd gesteld dat aan politieambtenaren hoge eisen van integriteit en betrouwbaarheid worden gesteld. Het gerecht oordeelde dat klaagster door haar gedragingen het vertrouwen dat de burger in de politie mag stellen ernstig heeft beschaamd. De persoonlijke omstandigheden van klaagster werden niet als voldoende geacht om tot een ander oordeel te komen. Het gerecht concludeerde dat de disciplinaire straf van ontslag gerechtvaardigd was en verklaarde het bezwaar van klaagster ongegrond.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van politieambtenaren en de gevolgen van plichtsverzuim, vooral in situaties waarin de integriteit van de politie in het geding is. Klaagster heeft de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak bij de Raad van Beroep in ambtenarenzaken, met inachtneming van de gestelde termijnen.