ECLI:NL:OGAACMB:2021:46

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
10 mei 2021
Publicatiedatum
27 mei 2021
Zaaknummer
AUA202002778
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Disciplinaire straf van ontslag voor politieambtenaar wegens mishandeling van ex-partner en plichtsverzuim

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 10 mei 2021 uitspraak gedaan over het bezwaar van een politieambtenaar, klaagster, tegen een disciplinaire straf van ontslag die haar was opgelegd door de Gouverneur van Aruba. De Gouverneur had op 5 oktober 2020 besloten om klaagster met ingang van de dag na dagtekening van het besluit te ontslaan vanwege plichtsverzuim. Klaagster had zich schuldig gemaakt aan mishandeling van haar ex-partner op 10 augustus 2019, waarvoor zij ook strafrechtelijk was veroordeeld. Klaagster erkende de gedragingen, maar betoogde dat de opgelegde straf onevenredig was in verhouding tot het plichtsverzuim, en dat er rekening gehouden moest worden met haar persoonlijke omstandigheden, waaronder een langdurig dienstverband zonder plichtsverzuim en de stress die zij ervoer door de relatiebreuk.

Het gerecht heeft de zaak behandeld op 29 maart 2021, waarbij zowel klaagster als de verweerder aanwezig waren. In de overwegingen van de uitspraak werd gesteld dat aan politieambtenaren hoge eisen van integriteit en betrouwbaarheid worden gesteld. Het gerecht oordeelde dat klaagster door haar gedragingen het vertrouwen dat de burger in de politie mag stellen ernstig heeft beschaamd. De persoonlijke omstandigheden van klaagster werden niet als voldoende geacht om tot een ander oordeel te komen. Het gerecht concludeerde dat de disciplinaire straf van ontslag gerechtvaardigd was en verklaarde het bezwaar van klaagster ongegrond.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van politieambtenaren en de gevolgen van plichtsverzuim, vooral in situaties waarin de integriteit van de politie in het geding is. Klaagster heeft de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak bij de Raad van Beroep in ambtenarenzaken, met inachtneming van de gestelde termijnen.

Uitspraak

Uitspraak van 10 mei 2021
GAZA nr. AUA202002778

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar van:

[Klaagster],

wonend te Aruba,
KLAAGSTER,
gemachtigde: de advocaat mr. B.M. de Sousa,
tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. C.L. Geerman (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij landsbesluit van 5 oktober 2020, no. 4 (het bestreden landsbesluit) heeft verweerder klaagster met ingang van de dag na dagtekening daarvan de disciplinaire straf van ontslag opgelegd.
Daartegen heeft klaagster op 5 november 2020 bezwaar gemaakt.
Verweerder heeft op 9 maart 2021 een contramemorie ingediend.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 maart 2021, waar klaagster, bijgestaan door haar gemachtigde, en verweerder, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, zijn verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

1. Ingevolge artikel 82, eerste lid, van de Lma, kan de ambtenaar, die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt, deswege door het bevoegde gezag disciplinair worden gestraft.
Ingevolge het tweede lid omvat plichtsverzuim zowel het overtreden van enig voorschrift als het doen of nalaten van iets, hetwelk een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen.
Ingevolge het derde sluit een strafvervolging wegens een feit dat mede een plichtsverzuim inhoudt, een disciplinaire strafoplegging wegens datzelfde feit niet uit.
Ingevolge artikel 83, eerste lid, onderdeel i, is een van de disciplinaire straffen die kan worden toegepast ontslag.
2. Aan het bestreden landsbesluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat klaagster, werkzaam in de functie van politieambtenaar bij het Korps Politie Aruba (KPA), zich schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim. Daartoe heeft verweerder zich – op grond van onder meer processenverbaal en een medisch rapport – op het standpunt gesteld dat klaagster op 10 augustus 2019:
“- haar ex-partner, genaamd [naam ex-partner], mishandelde en zij haar opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht door haar met een mes te steken in haar handpalm, arm en (dij)been;
- [ Naam ex-partner] voorts meerdere malen in haar gezicht sloeg;
- [ Naam ex-partner] met een mes bedreigde;
- weigerde om haar naar het ziekenhuis te laten gaan om medische hulp te krijgen;
- bij de woning van [naam ex-partner], nadat [naam ex-partner] naar het ziekenhuis ging, maar voordat betrokkene aangehouden werd, alle bloedsporen schoonmaakte en het mes verstopt/weggegooid had.
Verweerder stelt zich verder onder meer op het standpunt dat klaagster hiermee behalve plichtsverzuim ook strafbare feiten heeft gepleegd, dat van klaagster als politieambtenaar juist verwacht mag worden dat zij zich onthoudt van gedragingen dia haar integriteit en betrouwbaarheid en daarmee die van het korps ondermijnen en die zij uit hoofde van haar functie juist dient te bestrijden, dat klaagster de situatie en haar gedrag niet heeft weten te beheersen en zij zo een steentje heeft bijgedragen aan de daling van respect die burgers tonen tegenover politieagenten, dat klaagster als politieambtenaar een voorbeeldfunctie heeft en met haar gedrag afbreuk heeft gedaan aan het beeld van een betrouwbaar en integer politieambtenaar en integer politiekorps waarop het publiek mag rekenen. Naar aanleiding van haar handelen kan er geen vertrouwen meer gesteld worden in het integer handelen van klaagster als politieambtenaar, aldus verweerder.
3. Klaagster erkent de gedragingen en dat deze plichtsverzuim opleveren, maar betoogt dat de straf van onvoorwaardelijk ontslag onevenredig is aan het plichtsverzuim. In dit verband voert klaagster aan dat verweerder ten onrechte geen rekening heeft gehouden met haar persoonlijke omstandigheden, te weten een zestienjarig dienstverband zonder plichtsverzuim in combinatie met het feit dat klaagster de desbetreffende avond stress ervoer, omdat zij kort daarvoor de relatie met [naam ex-partner] had verbroken, en dat [naam ex-partner] haar gedurende hun relatie meerdere malen heeft mishandeld. Klaagster heeft gehandeld zoals zij heeft gedaan, omdat zij zich acuut door [naam ex-partner] bedreigd voelde, zodat sprake was van noodweer dan wel noodweerexces, en zij niet verantwoordelijk is voor dit handelen, aldus klaagster.
4. Dit betoog slaagt niet. Verweerder heeft aan het geconstateerde plichtsverzuim, gelet op de aard en de ernst ervan, de disciplinaire straf van ontslag mogen verbinden. Van onevenredigheid tussen de opgelegde straf en het verweten plichtsverzuim is geen sprake. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat aan politieambtenaren hoge eisen van integriteit en betrouwbaarheid mogen worden gesteld en dat klaagster door haar gedragingen, waarvoor zij ook strafrechtelijk is veroordeeld, het vertrouwen dat de burger in de politie mag stellen ernstig heeft beschaamd. De door klaagster gestelde persoonlijke omstandigheden zijn niet van dien aard dat deze tot een ander oordeel moeten leiden. Klaagster is voor haar handelen op 10 augustus 2019 bij vonnis van het gerecht van 22 oktober 2020 veroordeeld tot een taakstraf van 150 uur voor poging tot zware mishandeling. Het gerecht ziet in het thans door klaagster aangevoerde geen grond voor het oordeel dat klaagster, anders dan het gerecht in voormeld strafvonnis heeft geoordeeld, niet verantwoordelijk gehouden kan worden voor haar handelen. Daarbij wordt mede in aanmerking genomen dat klaagster ter zitting te kennen gegeven dat zij het mes heeft gepakt, omdat haar ex-partner hun woning binnenkwam met een ander, waardoor zij zich zeer gekwetst voelde.
5. Het bezwaar is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling zijn geen gronden aanwezig

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in ambtenarenzaken te Aruba, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 mei 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: Binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: Binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.