ECLI:NL:OGAACMB:2021:66

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
21 juni 2021
Publicatiedatum
9 juli 2021
Zaaknummer
AUA202002422
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen toekenning van pensioenuitkering door de Gouverneur van Aruba

In deze zaak heeft klaagster bezwaar gemaakt tegen de toekenning van een pensioenuitkering door de Gouverneur van Aruba. Bij landsbesluit van 4 augustus 2020 is aan klaagster met ingang van 29 oktober 2019 een uitkering bij wijze van pensioen toegekend van Afl. 1.968,- per jaar. Klaagster heeft op 1 oktober 2020 bezwaar gemaakt tegen dit besluit, waarbij zij betoogde dat de uitkering ten onrechte was beperkt tot vijf jaar. Het gerecht heeft de zaak behandeld op 1 maart 2021, waar beide partijen vertegenwoordigd waren door hun gemachtigden. De rechter heeft vastgesteld dat het bezwaarschrift ontvankelijk was, omdat klaagster het op tijd had ingediend, ondanks dat het na de reguliere termijn was ingediend. Klaagster was van mening dat de uitkering levenslang zou moeten zijn, maar het gerecht oordeelde dat de beperking van de uitkering tot vijf jaar in overeenstemming was met het beleid van de Gouverneur en de geldende wetgeving. De rechter heeft het bezwaar ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 21 juni 2021.

Uitspraak

Uitspraak van 21 juni 2021
Gaza nr. AUA202002422

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar van:

[Klaagster],

wonend in Aruba,
KLAAGSTER
gemachtigde: mr. L.A. Hernandis,
gericht tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. C.L. Geerman (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij landsbesluit van 4 augustus 2020 no. 2 (het bestreden landsbesluit) heeft verweerder aan klaagster met ingang van 29 oktober 2019 een uitkering bij wijze van pensioen toegekend naar reden van Afl. 1.968,- ’s jaars.
Hiertegen heeft klaagster op 1 oktober 2020 bezwaar gemaakt.
Verweerder heeft op 11 februari 2021 een contramemorie ingediend.
Het gerecht heeft de zaak behandeld ter zitting van 1 maart 2021, waar partijen, vertegenwoordigd door hun gemachtigden, zijn verschenen.
De uitspraak is nader bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De ontvankelijkheid

1.1
Ingevolge artikel 41, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (hierna: La), dient het bezwaarschrift te worden ingediend binnen dertig dagen te rekenen vanaf de dag waarop de aangevallen beschikking is uitgesproken.
Het derde lid van dit artikel bepaalt dat, indien het bezwaar na de daarvoor bepaalde termijn is ingediend, de indiener niet op grond daarvan niet-ontvankelijk wordt verklaard, indien hij ten genoegen van de rechter aantoont het bezwaar te hebben ingebracht binnen dertig dagen na de dag waarop hij van de aangevallen beschikking kennis heeft kunnen dragen.
1.2
Klaagster heeft het bezwaarschrift na het verstrijken van de in artikel 41, eerste lid, van de La gestelde termijn ingediend. Klaagster heeft betoogd dat zij het bestreden landsbesluit op 4 september 2020 heeft ontvangen, hetgeen door verweerder niet is weersproken. Het tegendeel blijkt ook niet uit de gedingstukken. Dit betekent dat moet worden aangenomen dat het bezwaar is ingediend binnen de in artikel 41, derde lid, van de La gestelde termijn. Het op 1 oktober 2020 ingediende bezwaarschrift is ontvankelijk.
De feiten
2.1
Klaagster is op 16 december 1985 in dienst getreden als ambtenaar in tijdelijke dienst bij de voormalige Gezondheidsdienst.
2.2
Bij landsbesluit van 7 januari 2015 heeft verweerder klaagster met ingang van 1 januari 2015 als ambtenaar in vast pensioengerechtigde dienst benoemd en klaagster gelijktijdig met deze aanstelling opgenomen als deelnemer in het pensioenfonds in de zin van het pensioenreglement van de APFA.
2.3
Bij landsbesluit van 21 november 2018 heeft verweerder aan klaagster met ingang van 29 oktober 2019 eervol ontslag verleend uit overheidsdienst wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd.
2.4
Bij brief van 12 november 2019 heeft klaagster verzocht om met ingang van 1 november 2019 in aanmerking te komen voor een uitkering bij wijze van pensioen.
2.5
Bij het bestreden landsbesluit heeft verweerder aan klaagster met ingang van 29 oktober 2019 een uitkering bij wijze van pensioen toegekend naar reden van Afl. 1.968,- ’s jaars. Daaraan heeft verweerder het volgende ten grondslag gelegd:
“(…)
dat betrokkene bij het verlaten van de dienst een diensttijd van 37 jaar, 5 maanden en 13 dagen heeft volbracht;
dat betrokkene reeds over de periode van 1 januari 2012 tot en met 29 oktober 2019 pensioen van de Stichting Algemeen Pensioenfonds Aruba geniet;
dat betrokkene onder de witte vlek groep valt, waardoor aan haar een uitkering bij wijze van pensioen voor maximaal 5 jaar kan worden toegekend;
dat gelet op de pensioengeldige dienstjaren, die specifiek voor de berekening van de uitkering bij wijze van pensioen van toepassing is, worden vastgesteld op 5 jaar;
(…)
dat de toekenning en berekening van een uitkering bij wijze van pensioen momenteel echter nog steeds naar analogie van de regelingen genoemd in de Landsverordening leeftijdsgrens ambtenaren en de Pensioenverordening landsdienaren geschieden;
dat betrokken ambtenaren aanspraak maken op uitkering bij wijze van pensioen in de volgende gevallen:
(…)
5. bij ontslag wegens het bereiken van de maximum leeftijd na een diensttijd van tenminste 10 jaren in actieve Arubaanse dienst;
dat betrokkene aan het onder punt 5 van het bovenvermelde voldoet;
dat de Landsverordening leeftijdgrens ambtenaren derhalve op betrokkene van toepassing is, waardoor betrokkene aanspraak kan maken op een uitkering bij wijze van pensioen;
(…)
HEEFT BESLOTEN
I. (…)
II. aan te tekenen dat het vermelde pensioen onder de hiernavolgende voorwaarden wordt toegekend:
a. (…)
b. ingeval van overlijden eindigt de onder punt I bedoelde uitkering aan het einde van de maand waarin het overlijden heeft plaatsgevonden. Aan het Departamento Recurso Humano dient dan onverwijld een overlijdensakte te worden overgelegd.”
De beoordeling
3.1
Klaagster betoogt dat verweerder de uitkering bij wijze van pensioen ten onrechte in duur heeft beperkt tot vijf jaar. Klaagster voert in dit verband aan dat een uitkering bij wijze van pensioen aan een ambtenaar dient te worden uitgekeerd gedurende zijn leven en niet anderszins in tijd kan worden beperkt. In dit verband doet klaagster een beroep op het gelijkheids-, het zorgvuldigheids-, het motiverings- en het rechtszekerheidsbeginsel.
3.2
Het betoog van klaagster berust op een onjuiste lezing van het bestreden landsbesluit en faalt derhalve. Desgevraagd heeft verweerder ter zitting onweersproken bevestigd dat bij het bestreden landsbesluit niet is besloten de aanspraak op een uitkering bij wijze van pensioen te doen beëindigen na verloop van vijf jaar, maar dat de toekenning van de uitkering bij wijze van pensioen aan klaagster is vastgesteld uitgaande van vijf jaar aan vervulde dienstjaren. Dat laatste is in overeenstemming met het door hem gevoerde beleid in geval van ambtenaren in tijdelijke dienst, aldus verweerder.
3.3
Klaagster heeft eerst ter zitting, onder overlegging van eveneens eerst ter zitting overgelegde berekeningen, betoogd dat verweerder de hoogte van het pensioen onjuist heeft berekend. Dit betoog laat het gerecht, wegens strijd met de goede procesorde, buiten beschouwing.
3.4
Het bezwaar is ongegrond.
3.5
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, ambtenarenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 21 juni 2021 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: Binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: Binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.