In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba uitspraak gedaan over de schorsing van een ambtenaar, klager, die werkzaam is als hoofd Bedrijfsvoering bij de Dienst Brandweer. De schorsing is opgelegd door de Gouverneur van Aruba op basis van artikel 87 van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma). Klager had bezwaar gemaakt tegen deze schorsing, die was gebaseerd op verdenkingen van plichtsverzuim, waaronder het onterecht overdragen van voertuigen en het niet voldoen aan financiële verplichtingen van de Dienst Brandweer.
De ambtenarenrechter heeft de feiten en omstandigheden die door de verweerder zijn aangedragen, als voldoende grondslag voor de schorsing beoordeeld. De rechter oordeelde dat er voldoende concrete verdenkingen waren van ernstig plichtsverzuim, wat rechtvaardigde dat klager tijdelijk uit zijn functie werd gezet. De rechter benadrukte dat het schorsingsbesluit op goede gronden was genomen en dat er geen sprake was van willekeur of schending van algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
De rechter heeft ook opgemerkt dat het rechtszekerheidsbeginsel vereist dat een schorsing niet langer duurt dan noodzakelijk en dat de verweerder voortvarendheid moet betrachten in het disciplinaire onderzoek. De uitspraak concludeert dat het bezwaar van klager ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten.