ECLI:NL:OGAACMB:2022:103

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
23 mei 2022
Publicatiedatum
7 september 2023
Zaaknummer
CUR202104097
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.M. Martinez
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van de Regering van Curaçao om te beslissen op het verzoek van een politieambtenaar tot benoeming als Teamleider

In deze zaak heeft een politieambtenaar, klager, de Regering van Curaçao verzocht om benoeming in de functie van Teamleider Handhaving of Teamleider Noodhulp/Handhaving met de bijbehorende bezoldigingsschaal 9P. Dit verzoek werd gedaan op 25 januari 2021. Na het uitblijven van een beslissing heeft klager op 20 december 2021 bezwaar gemaakt tegen deze weigering. De Regering heeft, ondanks de mogelijkheid, geen contra-memorie ingediend. De behandeling van het bezwaar vond plaats op 11 april 2022, waarbij klager werd vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. B.L. Lie Atjam.

Het Gerecht in Ambtenarenzaken heeft vastgesteld dat er sprake is van een weigering om te beschikken, aangezien er meer dan tien maanden zijn verstreken sinds het indienen van het verzoek zonder enige beslissing van de Regering. Volgens de jurisprudentie van de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken ontstaat een weigering om te beschikken na verloop van vier maanden tot een jaar, afhankelijk van de complexiteit van het verzoek. In dit geval is de termijn ruimschoots overschreden, wat leidt tot de conclusie dat het bezwaar gegrond is.

Het Gerecht heeft de weigering van de Regering om te beslissen vernietigd en de Regering opgedragen om binnen twee maanden na de uitspraak alsnog een beslissing te nemen op het verzoek van klager. Daarnaast is de Regering veroordeeld tot betaling van de proceskosten van klager, vastgesteld op NAF 350,-. Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. Martinez en openbaar uitgesproken op 23 mei 2022. Tegen deze uitspraak staat voor beide partijen hoger beroep open bij de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken.

Uitspraak

GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN CURAÇAO

Uitspraak
in de zaak van:

[KLAGER],

wonende in Curaçao,
klager,
gemachtigde: mr. B.L. Lie Atjam, advocaat,
tegen

de Regering van Curaçao,

verweerster,
gemachtigde: mr. […], werkzaam bij het Land Curaçao.

Procesverloop

Bij brief van 25 januari 2021 heeft klager de minister van Justitie verzocht om hem te benoemen in functie van Teamleider Handhaving dan wel Teamleider Noodhulp/Handhaving met bijbehorende bezoldigingsschaal 9P (het verzoek).
Klager heeft op 20 december 2021 bezwaar gemaakt tegen het uitblijven van een beslissing op het verzoek.
Verweerster heeft, alhoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, geen contra-memorie ingediend.
Het bezwaar is behandeld ter zitting van het Gerecht op 11 april 2022. Klager is verschenen bij zijn gemachtigde. Verweerster heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde.

Overwegingen

Het wettelijk kader
1. Op grond van het eerste lid van artikel 35 van de Regeling Ambtenarenrechtspraak 1951 (RAr) - voor zover relevant - kan een bezwaarschrift worden ingediend tegen een weigering om te beschikken.
Op grond van het eerste lid van artikel 41 van de RAr moet het bezwaarschrift tegen een weigering binnen dertig dagen na de dag waarop de aangevallen weigering is uitgesproken worden ingediend.
Op grond van het tweede lid van artikel 41 van de RAr wordt een orgaan geacht de weigering tot het nemen van een beschikking of het verrichten van een handeling te hebben uitgesproken, indien het binnen de daarvoor bepaalde tijd of, waar een tijdsbepaling ontbreekt, binnen redelijke tijd een verplichte beschikking niet heeft genomen of een verplichte handeling niet heeft verricht. In dit geval loopt de termijn van dertig dagen vanaf de dag, waarop de weigering geacht wordt te zijn uitgesproken.
De beoordeling
2.1
De vraag die het Gerecht, gezien het tweede lid van artikel 41 van de RAr, moet beantwoorden is of gelet op het tijdsverloop sprake is van een weigering te beschikken op het verzoek van klager.
2.2
Volgens vaste jurisprudentie van de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken (de Raad), zie bijvoorbeeld de uitspraak van 10 juli 2008 (RvBAz nrs. 2007/55, 56 en 57) ontstaat, bij gebreke van een besluitvormingstermijn, een weigering om te beschikken na verloop van tussen de vier maanden en een jaar na het indienen van een verzoek, afhankelijk van de ingewikkeldheid van het verzoek en de bekendheid van het beschikkend orgaan met de desbetreffende materie.
2.3
Vaststaat dat ten tijde van de indiening van het bezwaar ruim 10 maanden zijn verstreken sinds klager het verzoek heeft gedaan. Verweerster heeft nog altijd niet op het verzoek beslist. Er is, gelet op de in 2.2 genoemde jurisprudentie van de Raad, sprake van een weigering te beschikken op het verzoek. Het bezwaar is daarom gegrond en de weigering te beschikken op het verzoek zal worden vernietigd.
2.4
De weigering om te beschikken wordt in de RAr niet als een afwijzende beschikking, noch als een goedkeurende beschikking gekwalificeerd. Het Gerecht verwijst in dit verband naar de uitspraak van de Raad van 21 oktober 2009 (ECLI:NL:ORBANAA:2009:BK9368) waaruit volgt dat de mogelijkheid van het instellen van een rechtsmiddel tegen de weigering om te beschikken primair een procedureel middel is dat kan worden gebruikt om het bestuursorgaan te bewegen tot besluitvorming. Verweerster zal dus alsnog een beslissing moeten nemen op het verzoek van klager. Het Gerecht zal bepalen dat verweerster dit binnen een termijn van twee maanden dient te doen.
Conclusie
3. Het bezwaar tegen de fictieve weigering is gegrond. Het Gerecht zal de weigering van de Regering om te beschikken vernietigen en verweerster opdragen om binnen twee maanden na deze uitspraak een beslissing te nemen op het verzoek van eiser van 25 januari 2021
4. Het Gerecht ziet aanleiding om, met overeenkomstige toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht, verweerster te veroordelen in de proceskosten van klager. Deze wordt bepaald op NAF 350,- te weten 2 punten à NAF 700,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting), wegingsfactor 0,25 in verband met de relatieve eenvoud van de zaak.

Beslissing

Het Gerecht in Ambtenarenzaken:
  • verklaarthet bezwaar van klager
    gegrond;
  • vernietigt de weigeringvan verweerster om te beslissen op het verzoek;
  • draagtverweerster
    opom binnen twee maanden een beslissing te nemen op het verzoek;
  • veroordeeltverweerster tot betaling aan klager van zijn proceskosten tot een bedrag van NAF 350,- geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus gedaan door mr. N.M. Martinez, rechter in ambtenarenzaken, en in het openbaar uitgesproken op 23 mei 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat voor beide partijen binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak, indien de appellant in persoon of bij vertegenwoordiger of gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest, en in alle andere gevallen binnen dertig dagen na de dag van toezending van de uitspraak of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak, hoger beroep open bij de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken. Zie titel IV hoofdstuk 1 van de RAr.