ECLI:NL:OGAACMB:2022:13

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
26 januari 2022
Publicatiedatum
6 mei 2022
Zaaknummer
AUA202101150
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen afwijzing overplaatsingsverzoek ambtenaar bij Korps Politie Aruba

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 26 januari 2022 uitspraak gedaan op het bezwaar van klager, een ambtenaar werkzaam bij het Korps Politie Aruba, tegen de afwijzing van zijn overplaatsingsverzoek door de Gouverneur van Aruba. Klager had op 27 februari 2019 verzocht om overplaatsing naar de Dienst Buitenlandse Betrekking (DBB) in de functie van medewerker protocol. De Gouverneur heeft dit verzoek op 30 maart 2021 afgewezen, met als argument dat klager niet over de juiste vaardigheden beschikte en dat de huidige bezetting volstond voor protocollaire ondersteuning.

Klager heeft op 28 april 2021 bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing. Tijdens de zitting op 22 november 2021 zijn beide partijen verschenen met hun gemachtigden. Klager voerde aan dat hij gerechtvaardigd vertrouwen had gekregen op basis van eerdere beslissingen van de ministerraad en een WhatsApp-bericht van de minister van Algemene Zaken, waarin hem was medegedeeld dat hij naar de DBB zou worden overgeplaatst. Het gerecht oordeelde echter dat klager geen rechten kon ontlenen aan de ministerraadbesluiten, aangezien deze niet aan hem waren gericht en enkel interne werking hadden. Ook het WhatsApp-bericht werd niet als bewijs erkend, omdat klager dit pas ter zitting naar voren bracht zonder onderbouwing.

Het gerecht concludeerde dat de Gouverneur op goede gronden het overplaatsingsverzoek had afgewezen en dat klager niet aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van strijd met beginselen van behoorlijk bestuur. De uitspraak verklaarde het bezwaar ongegrond, en beide partijen hebben de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken binnen dertig dagen na de uitspraak.

Uitspraak

Uitspraak van 26 januari 2022
Gaza nr. AUA202101150

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar in de zin van
de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[Klager],

wonend te Aruba,
KLAGER,
gemachtigde: [naam],
tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. C.L. Geerman (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij landsbesluit van 30 maart 2021 (het bestreden landsbesluit) heeft verweerder het overplaatsingsverzoek van klager van 27 februari 2019 afgewezen.
Daartegen heeft klager op 28 april 2021 bezwaar gemaakt bij het gerecht.
Verweerder heeft op 8 november 2021 een contramemorie ingediend.
De zaak is behandeld ter zitting van 22 november 2021, alwaar zijn verschenen partijen bij hun gemachtigden voornoemd.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

1.1
Klager is als ambtenaar werkzaam bij het Korps Politie Aruba (KPA). Gedurende de regeerperiode van het kabinet Wever-Croes I was klager ter beschikking gesteld bij de minister van Ruimtelijke Ordening, Infrastructuur en Milieu. Op 27 februari 2019 heeft klager aan verweerder verzocht om naar de Dienst Buitenlandse Betrekking (DBB) te worden overgeplaatst in de functie van medewerker protocol.
1.2
Bij het bestreden landsbesluit heeft verweerder dit verzoek afgewezen. Daaraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat klager niet over de juiste vaardigheden beschikt om de functie van medewerker protocol te kunnen uitvoeren, en dat op het terrein van protocollaire ondersteuning volstaan kan worden met de huidige bezetting.
1.3
In geschil is of verweerder het overplaatsingsverzoek op goede gronden heeft afgewezen. Het gerecht stelt voorop dat verweerder met betrekking tot het al dan niet inwilligen van verzoeken als dat van klager een grote mate van beleidsvrijheid heeft. Zijn besluitvorming ter zake dient door de rechter met terughoudendheid te worden getoetst. Naar het oordeel van het gerecht kan, gelet op het door verweerder aan het bestreden landsbesluit ten grondslag gelegde motivering, niet worden staande gehouden dat verweerder niet in redelijkheid tot afwijzing van klagers verzoek tot overplaatsing heeft kunnen besluiten. Het gerecht overweegt hiertoe als volgt.
1.4
Klager doet een beroep op het vertrouwensbeginsel. Hij verwijst in dit verband naar beslissingen van de ministerraad van 26 november en 6 december 2019. Verder voert hij aan dat hij tijdens zijn terbeschikkingstelling aan het Bureau van de minister van Ruimtelijke Ontwikkeling werkzaamheden ten behoeve van de DBB heeft verricht, dat de directeur DBB pas na één jaar een negatief advies omtrent klagers overplaatsing heeft uitgebracht, en dat hij een toezegging (WhatsApp bericht) van de minister van Algemene Zaken heeft waarin aan hem is bericht dat hij naar de DBB zou worden overgeplaatst. Klager betoogt dat naar aanleiding van het vorenstaande bij hem het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat zijn overplaatsing naar de DBB zonder enig probleem zou geschieden.
1.5
Dit betoogt faalt. Aan de beslissingen van de ministerraad waar klager in dit verband op doelt, mocht hij een dergelijke verwachting niet ontlenen. Deze beslissingen bevatten geen aan klager gerichte toezegging, nu deze beslissingen niet aan klager zijn gericht. Op geen enkele andere wijze kan hierin een aan verweerder toe te rekenen onvoorwaardelijke toezegging worden gelezen. Daar komt nog bij dat besluiten van de ministerraad uitsluitend interne werking hebben. De ministerraad is geen orgaan dat het in deze bevoegde gezag (de Gouverneur) representeert. Dat aan ministerraadbesluiten geen rechten kunnen worden ontleend, wordt ook uitdrukkelijk vermeld onderaan de desbetreffende besluitenlijst. Tevens wordt daarin vermeld dat de beslissingen na evaluatie, indien nodig, kunnen worden gewijzigd.
Voorts is uit de stukken en het verhandelde ter zitting vast komen te staan dat klager tijdens zijn terbeschikkingstelling formeel noch feitelijk werkzaamheden bij de DBB heeft verricht. Klager is wel als chauffeur/beveiliger, ter beschikking gesteld aan voormelde minister, ook ingezet voor het uitvoeren van protocollaire zaken, waaronder het begeleiden van hoogwaardigheidsbekleders en belangrijke gasten van het Land. Verweerder heeft ter zitting desgevraagd te kennen gegeven dat klager na zijn terbeschikkingstelling terug bij zijn dienst is geplaatst en dat eerst op dat moment aan de directeur van de DBB om advies inzake klagers overplaatsingsverzoek is verzocht. Daardoor is het advies van de DBB pas in 2020 gegeven. Het gerecht ziet hierin ook geen aanleiding om te concluderen dat hierdoor bij klager gerechtvaardigd vertrouwen is opgewekt. Voor wat betreft de stelling van klager dat hij een toezegging middels een WhatsApp-bericht van de minister van Algemene Zaken heeft gekregen, overweegt het gerecht dat klager dit niet eerder dan ter zitting heeft aangevoerd en ook niet met stukken heeft onderbouwd. Voor het overige is het gerecht niet van enige uitlating en/of gedraging gedragingen gebleken, waaraan klager een gerechtvaardigd vertrouwen mocht ontlenen.
2. Dat verweerder anderszins in strijd heeft gehandeld met enig beginsel van behoorlijk bestuur heeft klager naar het oordeel van het gerecht niet aannemelijk gemaakt.
3. Het bezwaar is ongegrond.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het bezwaar ongegrond
Aldus gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in ambtenarenzaken, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 januari 2022, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: Binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: Binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.