ECLI:NL:OGAACMB:2022:24

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
14 maart 2022
Publicatiedatum
2 augustus 2022
Zaaknummer
AUA202101805
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen plaatsing in een andere functie binnen de ambtenarenorganisatie van Aruba

In deze zaak heeft klaagster, een ambtenaar werkzaam bij de Directie Onderwijs, bezwaar gemaakt tegen een landsbesluit van de Gouverneur van Aruba, waarbij zij met ingang van 1 mei 2020 werd overgeplaatst van de Directie Financiën naar de functie van projectmedewerker op de afdeling Innovatieprojecten. Klaagster heeft op 2 juli 2021 bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, nadat zij op 16 juni 2021 kennis had genomen van het bestreden landsbesluit. Het gerecht heeft de zaak behandeld op 31 januari 2022, waarbij klaagster in persoon aanwezig was en de verweerder vertegenwoordigd werd door zijn gemachtigde, mr. A.F.J. Caster.

Het gerecht heeft vastgesteld dat klaagster haar bezwaarschrift na de wettelijke termijn had ingediend, maar dat zij aannemelijk heeft gemaakt dat zij pas na deze termijn op de hoogte was van het landsbesluit. De feiten tonen aan dat klaagster eerder was bevorderd naar de rang van administrateur in schaal 13, en dat de plaatsing in de functie van projectmedewerker geen gevolgen heeft voor haar rechtspositie. Het gerecht oordeelt dat het bestreden landsbesluit enkel een feitelijke plaatsing betreft en dat er geen strijd is met rechtsregels of beginselen van behoorlijk bestuur.

De rechter heeft het bezwaar ongegrond verklaard, en klaagster is geïnformeerd over de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij de Raad van Beroep in ambtenarenzaken. De uitspraak is gedaan door mr. M.E.B. de Haseth op 14 maart 2022.

Uitspraak

Uitspraak van 14 maart 2022
GAZA nr. AUA202101805

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar van:

[Klaagster],

wonend in Aruba,
KLAAGSTER,
procederend in persoon,
gericht tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. A.F.J. Caster (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij landsbesluit van 24 mei 2021 no. 5 (het bestreden landsbesluit) heeft verweerder besloten om klaagster met ingang van 1 mei 2020 over te plaatsen van Directie Financiën naar Directie Onderwijs op de afdeling Innovatieprojecten en in de functie van projectmedewerker.
Hiertegen heeft klaagster op 2 juli 2021 bezwaar gemaakt bij het gerecht.
Verweerder heeft op 27 januari 2022 stukken ingediend.
Het gerecht heeft de zaak behandeld ter zitting van 31 januari 2022, waar klaagster in persoon, en verweerder, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, zijn verschenen.
Het gerecht heeft het onderzoek heropend. Verweerder heeft op 4 februari 2022 een nader stuk ingediend, waarop klaagster op 14 februari 2022 op heeft gereageerd. Vervolgens is het onderzoek gesloten.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De ontvankelijkheid

1.1
Ingevolge artikel 41, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (hierna: de La), dient het bezwaarschrift te worden ingediend binnen dertig dagen te rekenen vanaf de dag waarop de aangevallen beschikking is uitgesproken. Het derde lid van voornoemd artikel van de La bepaalt dat, indien het bezwaar na de daarvoor bepaalde termijn is ingediend, de indiener niet op grond daarvan niet-ontvankelijk wordt verklaard, indien hij ten genoegen van de rechter aantoont het bezwaar te hebben ingebracht binnen dertig dagen na de dag waarop hij van de aangevallen beschikking heeft kunnen kennis dragen.
1.2
Klaagster heeft haar bezwaarschrift na het verstrijken van de in artikel 41, eerste lid, van de La gestelde termijn ingediend. Zij heeft echter aangevoerd pas op 16 juni 2021 kennis te hebben genomen van het bestreden landsbesluit, hetgeen door verweerder niet is betwist. Het tegendeel blijkt ook niet uit de gedingstukken. Dit betekent dat moet worden aangenomen dat het bezwaar is ingediend binnen de in artikel 41, derde lid, van de La gestelde termijn.
De feiten
2.1
Klaagster is ambtenaar en is (thans) werkzaam bij de Directie Onderwijs.
2.2
Bij landsbesluit van 12 augustus 2011 heeft verweerder klaagster met ingang van 1 november 2007 bevorderd naar de rang van administrateur (schaal 13).
2.3
Bij het bestreden landsbesluit heeft verweerder besloten zoals hiervoor onder procesverloop is vermeld, en daartoe onder meer overwogen: “dat de maximale waardering van de functie projectmedewerker later wordt vastgelegd.”
2.4
Op 27 januari 2022 is de functie projectmedewerker vastgesteld op het niveau van schaal 12.
De standpunten van partijen
3.1
Klaagster kan zich niet verenigen met het bestreden landsbesluit en voert daartoe aan dat zij jurist is en thans een bezoldiging van schaal 13 geniet. Verweerder heeft ten onrechte volstaan met de vermelding dat de maximale waardering van haar functie op een later moment zal worden vastgesteld, maar had haar rechtspositie concreet dienen vast te leggen in het bestreden landsbesluit.
3.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat klaagster met het bezwaar niet kan bereiken wat zij beoogt te bereiken, nu vernietiging van het landsbesluit niet kan bijdragen aan de waardering van de functie. Verweerder heeft gebruik gemaakt van zijn bevoegdheid om klaagster tijdelijk in een andere functie te plaatsen. Het gaat hierbij om de formele vastlegging van de plaatsing. De plaatsing van klaagster in de functie van projectmedewerker heeft geen enkel gevolg voor de rechtspositie van klaagster, ook niet bij een waardering van de functie op een lager niveau dan schaal 13.
De beoordeling
4.1
Vast staat dat klaagster met ingang van 1 november 2007 bevorderd is naar de rang van administrateur in schaal 13 (zie 2.2) en hiermee de rechtspositie van klaagster in de rang van administrateur is vastgelegd.
4.2
Het gerecht is van oordeel dat het bestreden landsbesluit een vastlegging behelst van de feitelijke plaatsing van klaagster met ingang van 1 mei 2020 in de functie “projectmedewerker” op de afdeling Innovatieprojecten bij Directie Onderwijs. Niet is gebleken dat door de plaatsing van klaagster in voormelde functie aan de rechtspositie van klaagster, vastgelegd zoals hiervoor onder 4.1 is vermeld, wordt getornd. Ook niet nu inmiddels vaststaat dat de functie maximaal is gewaardeerd op het niveau van schaal 12. Niet is gebleken dat verweerder in strijd heeft gehandeld met enige rechtsregel of met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
5. Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat het bezwaar ongegrond dient te worden verklaard.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, ambtenarenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 14 maart 2022 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: Binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: Binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.