In deze zaak heeft klaagster, een ambtenaar werkzaam bij de Directie Onderwijs, bezwaar gemaakt tegen een landsbesluit van de Gouverneur van Aruba, waarbij zij met ingang van 1 mei 2020 werd overgeplaatst van de Directie Financiën naar de functie van projectmedewerker op de afdeling Innovatieprojecten. Klaagster heeft op 2 juli 2021 bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, nadat zij op 16 juni 2021 kennis had genomen van het bestreden landsbesluit. Het gerecht heeft de zaak behandeld op 31 januari 2022, waarbij klaagster in persoon aanwezig was en de verweerder vertegenwoordigd werd door zijn gemachtigde, mr. A.F.J. Caster.
Het gerecht heeft vastgesteld dat klaagster haar bezwaarschrift na de wettelijke termijn had ingediend, maar dat zij aannemelijk heeft gemaakt dat zij pas na deze termijn op de hoogte was van het landsbesluit. De feiten tonen aan dat klaagster eerder was bevorderd naar de rang van administrateur in schaal 13, en dat de plaatsing in de functie van projectmedewerker geen gevolgen heeft voor haar rechtspositie. Het gerecht oordeelt dat het bestreden landsbesluit enkel een feitelijke plaatsing betreft en dat er geen strijd is met rechtsregels of beginselen van behoorlijk bestuur.
De rechter heeft het bezwaar ongegrond verklaard, en klaagster is geïnformeerd over de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij de Raad van Beroep in ambtenarenzaken. De uitspraak is gedaan door mr. M.E.B. de Haseth op 14 maart 2022.