ECLI:NL:OGAACMB:2022:44

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
20 juni 2022
Publicatiedatum
5 augustus 2022
Zaaknummer
AUA202200175
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen vaststelling bezoldiging ambtenaar in verband met tijdelijke korting door COVID-19

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba uitspraak gedaan op het bezwaar van klaagster, de Gouverneur van Aruba, tegen een landsbesluit dat haar bezoldiging vaststelde na een tijdelijke korting van 5% als gevolg van de COVID-19 pandemie. Klaagster, werkzaam als juriste bij de Directie Wetgeving en Juridische Zaken, was bevorderd naar de rang van administrateur met een bezoldiging van Afl. 83.277,- per jaar, wat volgens haar niet overeenkwam met de Bezoldigingsregeling Aruba die een bedrag van Afl. 87.660,- per jaar voorschrijft voor deze rang. Klaagster betoogde dat het bestreden landsbesluit niet voldeed aan de vereisten van zorgvuldigheid en motivering, en dat het in strijd was met het gelijkheidsbeginsel, aangezien andere ambtenaren in dezelfde schaal geen aangepaste besluiten ontvingen.

Het Gerecht oordeelde dat klaagster wel degelijk procesbelang had en dat het bestreden landsbesluit niet voldeed aan de wettelijke vereisten. Het Gerecht volgde eerdere jurisprudentie en oordeelde dat verweerder verplicht was om in het landsbesluit het bezoldigingsbedrag te vermelden dat gold voor de invoering van de tijdelijke korting, en daarnaast de reden voor de korting en het nieuwe bezoldigingsbedrag. Het Gerecht verklaarde het bezwaar gegrond en vernietigde het bestreden landsbesluit, met de opdracht aan verweerder om binnen drie maanden een nieuw besluit te nemen dat in overeenstemming is met de uitspraak.

De uitspraak benadrukt het belang van rechtszekerheid voor ambtenaren en de noodzaak voor een zorgvuldige motivering van besluiten die hun bezoldiging beïnvloeden. Het Gerecht heeft begrip voor de uitvoeringskosten die de aanpassing met zich meebrengt, maar stelde dat deze niet opwegen tegen de belangen van de betrokken ambtenaren.

Uitspraak

Uitspraak van 20 juni 2022
Gaza nr. AUA202200175

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar in de zin van
de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[Klaagster],

wonend te Aruba,
KLAAGSTER,
procederend in persoon
,
tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigden: mrs. R. Henriquez en K. Veekmans (DRH).

PROCESVERLOOP

Bij landsbesluit van 15 december 2021 (het bestreden landsbesluit), door klaagster ontvangen op 12 januari 2022, heeft verweerder besloten om klaagster met ingang van
1 november 2021 te bevorderen naar de rang van administrateur (schaal 13) met vaststelling van de bezoldiging op Afl. 83.277,- per jaar.
Tegen het bestreden landsbesluit heeft klaagster op 31 januari 2022 bezwaar gemaakt bij het gerecht.
Verweerder heeft op 16 maart 2022 een contramemorie ingediend.
Klaagster heeft bij email van 7 juni 2022 nog een aantal nadere producties overgelegd.
Het gerecht heeft de zaak behandeld ter zitting van 13 juni 2022. Klaagster is in persoon verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door gemachtigde Veekmans.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De feiten

1.1
Klaagster is ambtenaar en als juriste werkzaam bij Directie Wetgeving en Juridische Zaken (DWJZ). Zij bekleedt sinds 1 november 2019 de rang van referendaris (schaal 12).
1.2
Bij het bestreden landsbesluit heeft verweerder besloten om klaagster met ingang van
1 november 2021 te bevorderen naar de rang van administrateur (schaal 13) met vaststelling van de bezoldiging op Afl. 83.277,- per jaar.
De standpunten van partijen
2.1
Het bezwaar van klaagster is gericht tegen de vaststelling van haar bezoldiging op
Afl. 83.277,- per jaar. Volgens klaagster is dat bedrag onjuist, nu volgens de Bezoldigingsregeling Aruba (Bra) en de daarbij behorende tabellen een bezoldiging van
Afl. 87.660,- per jaar geldt voor de rang van administrateur. Er wordt in het bestreden landsbesluit nergens melding gemaakt van het tijdelijk karakter van de verlaging van de bezoldiging. Klaagster begrijpt dat verweerder in verband met versobering als gevolg van de COVID-19 pandemie 5% op haar salaris moet inhouden, maar verweerder heeft nagelaten dit in het bestreden landsbesluit te motiveren. Klaagster beroept zich ook op strijd met het gelijkheidsbeginsel. In haar landsbesluit wordt immers het gekorte bedrag vermeld als bezoldiging terwijl anderen die ook in schaal 13 zitten geen aangepast landsbesluit krijgen met het lagere bezoldigingsbedrag. Dat die anderen geen nieuw landsbesluit krijgen is volgens klaagster ook logisch, omdat die korting uit de wet voortvloeit en niet apart in het landsbesluit hoeft te worden vermeld. Door in haar geval wel en alleen het gekorte bedrag op te nemen, handelt verweerder in strijd met het gelijkheidsbeginsel.
2.2
Verweerder heeft - kort samengevat - aangevoerd dat klaagster geen procesbelang heeft nu het enkel opnemen van de 5% inhouding op haar salaris geen juridische noch feitelijke relevantie heeft. De inhouding geschiedt overeenkomstig de Landsverordening tijdelijke versobering bezoldigingen en voorzieningen overheid (Ltvbvo). In verband met ingrijpende bezuinigingen naar aanleiding van de COVID-19 pandemie, is deze landsverordening ingevoerd om tijdelijk kortingen toe te passen op de bezoldiging van de ambtenaren. De bezoldiging van de ambtenaren wordt met 5% verlaagd. Op het moment dat het bestreden landsbesluit is uitgevaardigd, waren deze nieuwe tijdelijke bezoldigingsbedragen al van kracht. Alle handelingen ter verwerking van de payroll en de inhouding van pensioenpremies geschieden volgens de rang van de ambtenaar. Indien verweerder de landsbesluiten moet aanpassen zal dit aanmerkelijke kosten met zich meebrengen voor het Land. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat er nog een ander belang is bij het opnemen van het bezoldigingsbedrag na toepassing van de korting. Dat bedrag is volgens de Ltvbvo namelijk het bedrag dat (tijdelijk) als pensioengrondslag geldt.
Het wettelijk kader
3.1
Ingevolge artikel 2, tweede lid, van de Bezoldigingsregeling Aruba 1986 (Bra) worden de jaarlijkse en maandelijkse bezoldigingen, alsmede de pensioengrondslagen van de ambtenaren naar de betrekking die zij bekleden, vastgesteld aan de hand van de in de bijlage A vermelde bezoldigingsschalen, tenzij het bepaalde in de in artikel 5 bedoelde bijlage C van toepassing is.
3.2
Op grond van bijlage A van het Bra geldt voor ambtenaren in de rang van administrateur (schaal 13) een bezoldiging van Afl. 65.040,- per jaar. Als gevolg van afspraken gemaakt naar aanleiding van diverse overlegrondes met vakbonden van overheidspersoneel, werd tot aan 1 mei 2020 aan ambtenaren in de rang van administrateur een bezoldiging van
Afl. 87.660,- per jaar uitbetaald.
3.3
Op 1 mei 2020 is de Ltvbvo ingevoerd. Ingevolge artikel 3 van deze landsverordening worden alle bedragen van de bezoldigingen die krachtens artikel 2, tweede lid, van de Bezoldigingsregeling Aruba 1986 (AB 1996 no. GT 10) per maand aan ambtenaren worden betaald, verlaagd met 5%.
beoordeling
4.1
Het Gerecht volgt verweerder niet in de stelling dat klaagster geen procesbelang heeft. Zoals het bestreden landsbesluit nu is geformuleerd, lijkt het alsof bij schaal 13 een bezoldiging hoort van Afl. 83.277,- en dat is niet juist. Klaagster kan met deze procedure bereiken dat het (hogere) bezoldigingsbedrag passend bij schaal 13 wordt opgenomen in het bestreden landsbesluit, in plaats van het bedrag waarop de 5% korting al is toegepast en zonder toelichting dat dat is gebeurd. Verweerder stelt weliswaar dat er in de toekomst geen problemen voor klaagster zullen ontstaan, maar naar het oordeel van het Gerecht is die stelling onvoldoende voor de conclusie dat klaagster geen procesbelang heeft.
4.2
Tussen partijen is niet in geschil dat klaagster met ingang van 1 november 2021 bevorderd is naar de rang van administrateur en dat bij die rang een bezoldiging in schaal 13 hoort van Afl. 87.660,- per jaar. Ook is tussen partijen niet in geschil dat dit bedrag vanwege de Ltvbvo voor zolang die regeling geldt met 5% moet worden verlaagd, zodat de feitelijke uitbetaling aan klaagster uitkomt Afl. 83.277,- per jaar. Partijen verschillen van mening over de vraag hoe dit in het bestreden landsbesluit moet worden opgenomen.
4.3
Het Gerecht heeft over een vergelijkbare kwestie eerder uitspraak gedaan op
7 maart 2022 (AUA202103650). In de kern heeft het Gerecht in die uitspraak geoordeeld dat verweerder in het landsbesluit moet vermelden:
  • i) het bedrag van de bezoldiging, zoals dat gold voor de invoering van de Ltvbvo;
  • ii) de grondslag voor het verlagen van de bezoldiging met 5%, zijnde de invoering van de Ltvbvo;
  • iii) het als gevolg de Ltvbvo geldende, nieuwe bezoldigingsbedrag, waarbij ook wordt vermeld dat dit nieuwe bezoldigingsbedrag geldig zal zijn totdat bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen wijziging daarin wordt gebracht (artikel 7, eerste lid, van de Ltvbvo) of de Ltvbvo wordt ingetrokken.
4.4
Ter zitting in deze zaak heeft verweerder toegelicht dat het systeem waar verweerder mee werkt om landsbesluiten te slaan maar één invoerveld kent als het gaat om het bezoldigingsbedrag. Het toevoegen van een extra invoerveld aan het systeem om in het kader van deze tijdelijke regelgeving een tweede bezoldigingsbedrag in een landsbesluit te kunnen vermelden, zou voor verweerder onacceptabel veel kosten met zich brengen. Verweerder heeft dus moeten kiezen: het bestaande invoerveld koppelen aan het bedrag van de bezoldiging zoals dat gold voor de invoering van de Ltvbvo of aan het bedrag van de bezoldiging zoals dat na invoering van de Ltvbvo gold. De Ltvbvo is weliswaar tijdelijk, maar omdat verweerder niet wist hoe lang die regeling zou gelden, heeft verweerder ervoor gekozen om het invoerveld te koppelen aan het bedrag van de bezoldiging zoals dat na de invoering geldt. Het andere bedrag zou handmatig aan het landsbesluit toegevoegd kunnen worden, maar bij die werkwijze bestaat een te groot risico op fouten. Dat is geen optie voor verweerder.
4.5
Om uitvoering te geven aan de uitspraak van het Gerecht van 7 maart 2022 heeft verweerder in de zaak van klaagster een nieuw concept landsbesluit opgesteld en dat per email van 7 juni 2022 aan haar voorgelegd. In dat concept staat nog steeds het bezoldigingsbedrag na toepassing van 5% korting maar met de toelichting dat het vermelde bezoldigingsbedrag het tijdelijk ingekorte bedrag is. En in de toelichting staat ook dat het bezoldigingsbedrag dat behoort tot schaal en dienstjaar van betrokkene automatisch zal worden aangepast zodra de inkorting opgeheven of aangepast zal worden, zonder dat er een nieuwe beschikking moet worden geslagen. Verweerder heeft verder ter zitting toegelicht dat het op deze manier uitvoering geven aan de uitspraak van het Gerecht maakt dat de eerdere landsbesluiten waarbij dit punt speelt, en dat zijn er naar grove schatting van verweerder sinds de invoering van de Ltvbvo zo’n 4000, niet hoeven te worden aangepast. Het vertrekpunt is en blijft immers dat het bezoldigingsbedrag van na toepassing van de korting wordt vermeld.
4.6
Desgevraagd heeft verweerder toegelicht dat als het Gerecht zou oordelen dat als vertrekpunt moet worden genomen dat het bezoldigingsbedrag van voor toepassing van de korting moet worden vermeld, alle toekomstige landsbesluiten dienovereenkomstig zullen worden geslagen en ook de landsbesluiten waartegen bezwaar is gemaakt dienovereenkomstig zullen worden aangepast.
4.7
Het Gerecht is in lijn met de uitspraak van 7 maart 2022 (AUA202103650) van oordeel dat verweerder gehouden is om in het belang van de rechtszekerheid onder het kopje “heeft besloten” in het bestreden landsbesluit het bezoldigingsbedrag uit de Bra dat hoort bij schaal 13 (Afl. 87.660,-) te vermelden. Vervolgens kan onder het kopje “overwegingen” worden opgenomen dat het genoemde en met het Bra overeenkomende bezoldigingsbedrag als gevolg van de invoering van de Ltvbvo tijdelijk met 5% wordt ingekort, zolang de Ltvbvo en dit kortingspercentage van kracht zijn. En dat als pensioengrondslag geldt - naar tussen partijen niet in geschil is en volgt uit de Ltvbvo - het gekorte salarisbedrag.
4.8
Het Gerecht heeft begrip voor de uitvoeringskosten die deze en de hiervoor genoemde uitspraak van het Gerecht met zich brengt voor verweerder, maar de die wegen niet op tegen het belang van de rechtszekerheid voor klaagster in dit geval, de bezwaarden in andere lopende procedures en ambtenaren bij wie dit in de toekomst zal spelen.
4.9
Het landsbesluit van klaagster voldoet niet aan wat het Gerecht hiervoor onder 4.7 heeft overwogen. Het bezwaar is gegrond. Het bestreden landsbesluit kan wegens strijdigheid met het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel niet in stand blijven en zal nietig worden verklaard. Ook het concept landsbesluit dat verweerder aan klaagster heeft doen toekomen per email van 7 juni 2022 en dat ter zitting met partijen is besproken voldoet niet aan wat het Gerecht onder 4.7 heeft overwogen. Verweerder zal worden opgedragen om binnen drie maanden na deze uitspraak een nieuw landsbesluit te slaan over de bevordering van klaagster naar de rang van administrateur (schaal 13) met inachtneming van wat in deze uitspraak is overwogen.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het bezwaar gegrond,
- verklaart het bestreden landsbesluit van 15 december 2021 no. 16 nietig;
- bepaalt dat verweerder binnen drie maanden na dagtekening van deze uitspraak opnieuw een beslissing neemt met betrekking tot de bevordering van klaagster naar de rang van administrateur (schaal 13), met inachtneming van wat in deze uitspraak is overwogen.
Deze beschikking is gegeven door mr. drs. S. Lanshage, rechter in ambtenarenzaken, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 juni 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: Binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: Binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.