In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba uitspraak gedaan op het bezwaar van de klaagster, de Gouverneur van Aruba, tegen de stopzetting van haar salaris over de maand december 2021. De klaagster, vertegenwoordigd door mr. E. Duijneveld, heeft bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de verweerder, vertegenwoordigd door mr. V.M. Emerencia, dat haar salaris was aangehouden vanwege ongeoorloofde afwezigheid. De klaagster betwistte dat zij opzettelijk haar werkzaamheden had verzuimd, terwijl de verweerder aanvoerde dat het bezwaar niet-ontvankelijk was wegens termijnoverschrijding en dat de stopzetting van het salaris correct was.
Het Gerecht heeft vastgesteld dat de klaagster op 6 december 2021 arbeidsgeschikt was verklaard, maar daarna niet op het werk is verschenen zonder rechtvaardiging. De rechter oordeelde dat de stopzetting van het salaris op basis van het 'no work, no pay'-beginsel gerechtvaardigd was, maar alleen met ingang van 6 december 2021. Het bezwaar van de klaagster werd gegrond verklaard voor zover het betrekking had op de inhouding van het salaris over de periode vóór deze datum. De verweerder werd veroordeeld tot betaling van het salaris over de periode van 1 tot en met 6 december 2021 en tot vergoeding van de kosten van rechtskundige bijstand aan de klaagster.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor ambtenaren om hun verplichtingen na te komen en de gevolgen van ongeoorloofde afwezigheid. De rechter heeft de partijen geïnformeerd over de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak, met inachtneming van de gestelde termijnen.