ECLI:NL:OGAACMB:2022:76

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
24 oktober 2022
Publicatiedatum
14 november 2022
Zaaknummer
AUA202200443
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevordering van ambtenaar in Aruba en de ontvankelijkheid van het bezwaar

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 24 oktober 2022 uitspraak gedaan over het bezwaar van klaagster, de Gouverneur van Aruba, tegen de afwijzing van haar verzoek om bevordering naar de rang van administrateur (schaal 13). Klaagster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. R.P. Lee, had op 28 november 2019 verzocht om bevordering, maar dit verzoek werd op 19 januari 2022 door verweerder afgewezen. Klaagster maakte bezwaar tegen deze afwijzing, waarbij zij stelde dat haar functioneren onterecht negatief was beoordeeld. Het gerecht heeft de ontvankelijkheid van het bezwaar beoordeeld en vastgesteld dat klaagster haar bezwaarschrift tijdig had ingediend, omdat zij de bestreden beschikking pas op 28 januari 2022 had ontvangen.

De feiten van de zaak tonen aan dat klaagster ambtenaar is in dienst van het Land Aruba en dat zij in het verleden verschillende beoordelingen heeft ontvangen, waaronder een schriftelijke waarschuwing van de directeur van de Directie Natuur en Milieu. Het gerecht heeft de argumenten van klaagster en verweerder tegen elkaar afgewogen en geconcludeerd dat de afwijzing van het verzoek om bevordering onvoldoende was gemotiveerd. De bestreden beschikking is niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid en mist een deugdelijke motivering. Daarom heeft het gerecht het bezwaar gegrond verklaard en de beschikking van 19 januari 2022 vernietigd. Verweerder moet binnen drie maanden opnieuw op het verzoek van klaagster beslissen, met inachtneming van de overwegingen in deze uitspraak.

Uitspraak

Uitspraak van 24 oktober 2022
Gaza nr. AUA202200443

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar van:

[Klaagster],

wonend te Aruba,
KLAAGSTER,
gemachtigde: mr. R.P. Lee,
tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. Y.F.M. Kaarsbaan (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 19 januari 2022 (bestreden beschikking) heeft verweerder afwijzend beslist op klaagsters verzoek van 28 november 2019 om te worden bevorderd naar de rang van administrateur (schaal 13).
Daartegen heeft klaagster op 24 februari 2022 bij het gerecht bezwaar gemaakt.
Klaagster heeft op 22 april 2022, 26 april 2022 en 7 september 2022 producties ingediend.
Verweerder heeft op 5 september 2022 producties en op 8 september 2022 pleitaantekeningen ingediend.
Het gerecht heeft de zaak behandeld ter zitting van 12 september 2022. Klaagster is verschenen bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens was aanwezig G.R. Boekhoudt, directeur van de Directie Natuur en Milieu (DNM).
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De ontvankelijkheid

1.1
Ingevolge artikel 41, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (hierna: La), dient het bezwaarschrift te worden ingediend binnen dertig dagen te rekenen vanaf de dag waarop de aangevallen beschikking is uitgesproken.
Het derde lid van dit artikel bepaalt dat, indien het bezwaar na de daarvoor bepaalde termijn is ingediend, de indiener niet op grond daarvan niet-ontvankelijk wordt verklaard, indien hij ten genoegen van de rechter aantoont het bezwaar te hebben ingebracht binnen dertig dagen na de dag waarop hij van de aangevallen beschikking kennis heeft kunnen dragen.
1.2
Klaagster heeft haar bezwaarschrift na het verstrijken van de in artikel 41, eerste lid, van de La gestelde termijn ingediend. Uit de stukken is gebleken dat zij de bestreden beschikking pas op 28 januari 2022 heeft ontvangen. Dit betekent dat het bezwaar is ingediend binnen de in artikel 41, derde lid, van de La gestelde termijn. Het bezwaar is ontvankelijk.
De feiten
2.1
Klaagster is ambtenaar in dienst van het Land Aruba.
2.2
Bij landsbesluit van 14 juni 2005 is klaagster laatstelijk bevorderd naar de rang van referendaris (schaal 12).
2.3
Bij landsbesluit van 7 juni 2018 heeft verweerder besloten om klaagster met ingang van 19 februari 2018 over te plaatsen van Archivo Nacional Aruba naar Directie Natuur en Milieu (DNM) in de functie van hoofd Inspectie. Voormelde functie is maximaal gewaardeerd op het niveau van schaal 13.
2.4
Bij brief van 28 november 2019 heeft klaagster verzocht om haar met ingang van 1 maart 2020 te bevorderen naar de rang van administrateur (schaal 13).
2.5
Bij brief van 18 december 2019 heeft de directeur DNM klaagster een schriftelijke waarschuwing gegeven voor onder meer het schreeuwen naar ondergeschikten, inacceptabel communicatiegedrag, het zoeken naar conflicten, aantijgingen omtrent meineed en a-collegiaal gedrag.
2.6
Bij beslissing van 9 januari 2020 heeft de directeur DNM klaagster tijdelijk ontzegd van het geven van instructie/opdracht aan collega’s van de afdeling Inspectie.
2.7
Op 26 november 2020 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen vertegenwoordigers van Departamento di Recurso Humano (DRH) en klaagster.
2.8
Bij brief van 7 december 2020 heeft klaagster de minister verzocht om haar wederom alle bevoegdheden behorende bij haar functie toe te kennen.
2.9
Bij brief van 28 januari 2021 bericht de directeur klaagster - samengevat - dat het bemiddelingstraject bij de DRH zal worden voortgezet. In de brief staat onder meer:
“(…)
Tenslotte dient te worden opgemerkt dat in de brief u niet [aangeeft] dat u uw functioneren wilt verbeteren, of (…) op welke wijze u begeleiding wenst om de inspectietaken uit te kunnen voeren. In uw brief geeft u geen onderbouwing of argumenten waarom u teruggeplaatst zou kunnen worden. Verder geeft u niet aan hoe u uw gedrag en manier van omgang met collega’s zal kunnen verbeteren. (…) Het genomen traject met DRH zal worden voortgezet (…).”
2.1
Bij bestreden beschikking van 19 januari 2022 heeft verweerder afwijzend beslist op het onder 2.3 vermelde verzoek. In de bestreden beschikking staat onder meer:
“U verzocht bij schrijven van 29 november 2019 om u met ingang van 1 maart 2020 naar de rang van administrateur (schaal 13) te bevorderen, echter uw functioneren is negatief beoordeeld ondanks herhaalde gesprekken en zelfs verbeterkansen met daaraan verbonden bemiddelingstrajecten.
(…) Echter reeds in december 2019 heeft de directeur u een schriftelijke waarschuwing gegeven verwijzend naar het schreeuwen naar ondergeschikten van betrokkenen, inacceptabel communicatiegedrag, blijven zoeken naar conflicten, de directeur belachelijk maken en zelfs aantijgingen omtrent meineed en a-collegiaal gedrag (zie brief van 18 december 2019, DNM/19/0027). Daarna waren er verschillende incidenten welke geleid hebben tot het opzeggen van instructie geven aan afdeling Inspectie vanwege de opgelopen spanning en onwerkbare situatie (zie brief van 9 januari 2020 DNM-pers/0027). Er is verder een brief van 28 januari 2021 met een uitgebreide beschrijving inzake uw disfunctioneren. Tevens is het bemiddelingstraject vanuit Departamento Recurso Humano wederom besproken aangezien u zelfs schriftelijk heeft aangegeven dat u uw houding en gedrag niet zal veranderen. Het bemiddelingstraject was ook ter verbetering van uw functioneren, hetgeen mislukt is.
Amper een jaar na de plaatsing zijn de incidenten gestart welke zelfs tot opzegging van verrichten van bepaalde taken/verantwoordelijkheden in de functie hebben geleid. U bent klaarblijkelijk onbekwaam om de functie uit te oefenen. U werd hiervan op de hoogte gesteld bij schrijven van 28 januari 2021 van de directeur van de Directie Natuur en Milieu.
(…)”.
Het wettelijk kader
3.1
Ingevolge artikel 13, eerste lid van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (hierna: Lma) geschieden aanstelling en bevordering, voor zover daaromtrent regelen zijn vastgesteld, overeenkomstig deze regelen.
3.2
Ingevolge artikel 4, tweede lid van de Bezoldigingsregeling Aruba 1986 (hierna: BRA), dient de ambtenaar om in aanmerking te kunnen komen voor een bevordering aan de voor de desbetreffende betrekking bedoelde eisen te voldoen en voorts voor de vervulling van die betrekking geschikt en bekwaam te worden geacht.
3.3
Voor een bevordering naar de rang van administrateur (schaal 13) geldt als vereisten dat de betrokkene een functie bekleedt, welke een waardering op het niveau van administrateur rechtvaardigt en reeds ten minste twee jaar dienst in de rang van referendaris heeft volbracht.
De standpunten van partijen en de beoordeling
4.1
Aan de bestreden beschikking heeft verweerder als enige afwijzingsgrond ten grondslag gelegd dat klaagster niet voldoet aan het vereiste van een gunstige beoordeling omtrent haar functioneren. Daartoe heeft verweerder zich in de bestreden beschikking op het standpunt gesteld dat er zich verschillende incidenten hebben voorgedaan welke hebben geleid tot een waarschuwing, de opzegging van het verrichten van bepaalde taken/verantwoordelijkheden van de functie van klaagster en een bemiddelingstraject die is mislukt.
4.2
Klaagster betwist de juistheid van de door verweerder gehanteerde weigeringsgrond. In dit verband betoogt klaagster dat er in 2018 een beoordelingsgesprek heeft plaatsgevonden waarin zij bekwaam is bevonden. Zij heeft altijd de aantijgingen jegens haar ontkent, althans meent zij dat de waarschuwing en de ontzegging van werkzaamheden zijn opgelegd wegens onjuiste vaststelling van feiten en voorts onbevoegd door de directeur zijn opgelegd. Tussen haar en de directeur heeft na 2018 geen beoordelingsgesprek plaatsgevonden waarin haar functioneren is beoordeeld.
5.1
In geschil is de vraag of verweerder op goede gronden het beoordelingsverzoek van klaagster heeft afgewezen. Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting is het gerecht van oordeel dat de bestreden beschikking onvoldoende draagkrachtig is gemotiveerd. Daarbij neemt het gerecht in aanmerking dat, daar waar de directeur het functioneren van klaagster aan de orde heeft gesteld, niet dan wel onvoldoende blijkt, dat de vaststelling van het gestelde disfunctioneren heeft plaatsgevonden binnen het formeel kader van functionerings- en beoordelingsgesprekken. Het gestelde disfunctioneren blijkt uitsluitend uit (eenzijdige) beschrijvingen van de directeur, onder meer de brieven van 18 december 2019, 9 januari 2020 en 28 januari 2021. Weliswaar kan hieruit worden geconcludeerd dat er vanaf december 2019 een gespannen situatie op de werkvloer is ontstaan, echter kunnen deze beschrijvingen niet worden aangemerkt als beoordelingsgesprekken, vooral nu ook tussen klaagster en de directeur een verslechterde relatie is ontstaan. Ten slotte blijkt niet of het mislukken van het bemiddelingstraject al dan niet is te wijten aan klaagster.
5.2
De bestreden beschikking is niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid en als gevolg daarvan niet voorzien van een deugdelijke motivering. De bestreden beschikking komt dan ook reeds om deze reden voor vernietiging in aanmerking.
6. Het bezwaar is gegrond. De beschikking van 20 juli 2018 dient te worden vernietigd.
7. Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden verwezen.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar gegrond;
vernietigt de beschikking van 19 januari 2022;
bepaalt dat verweerder binnen drie maanden na dagtekening van deze uitspraak opnieuw op het verzoek van klaagster van 28 november 2019 beslist, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
veroordeelt verweerder tot betaling van de door klaagster gemaakte proceskosten, die worden begroot op Afl. 1.400,- aan gemachtigdensalaris.
Deze uitspraak is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in ambtenarenzaken te Aruba, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 oktober 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: Binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: Binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).