ECLI:NL:OGAACMB:2022:92

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
20 juni 2022
Publicatiedatum
16 december 2022
Zaaknummer
SXM202101234-GAZ 46/2021
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot bevordering ambtenaar wegens gebrek aan vereiste opleidingsniveau

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Sint Maarten uitspraak gedaan op het bezwaar van klager, die verzocht om benoeming in schaal 9 met terugwerkende kracht per 1 november 2014. Klager, vertegenwoordigd door L.C.J. Lewis, had zijn verzoek ingediend bij de Minister van Justitie van Sint Maarten, die het verzoek op 23 augustus 2021 had afgewezen. De Minister stelde dat klager niet voldeed aan het vereiste opleidingsniveau van een afgeronde hbo-opleiding.

Het procesverloop omvatte de indiening van een bezwaarschrift op 30 september 2021, gevolgd door een contra-memorie van de Minister op 16 november 2021. De mondelinge behandeling vond plaats op 25 april 2022, waarbij beide partijen hun standpunten naar voren brachten. Klager stelde dat hij geschikt was voor de functie en dat hij recht had op de bijbehorende bezoldiging in schaal 9, verwijzend naar collega's die wel in deze schaal waren benoemd.

Het Gerecht overwoog dat de Minister van Justitie het bevoegde gezag is voor ambtenaren van politie en dat het Landsbesluit van 21 augustus 2015, waarin klager in schaal 7 was benoemd, in rechte vaststaat. Het Gerecht concludeerde dat klager niet had aangetoond over het vereiste opleidingsniveau te beschikken en dat er geen aanleiding was om hem met terugwerkende kracht te bevorderen. Het bezwaar werd ongegrond verklaard en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

De uitspraak werd gedaan door rechter J.M. Ghrib en is openbaar uitgesproken op 20 juni 2022. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open.

Uitspraak

Zaaknummer: SXM202101234
Datum: 20 juni 2022
HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
In het geding van:
[klager],
klager,
gevolmachtigde: L.C.J. LEWIS,
tegen
DE MINISTER VAN JUSTITIE VAN SINT MAARTEN,
zetelende te Sint Maarten,
verweerder,
gemachtigde: mr. P.A.M. BRANDON,

1.Aanduiding bestreden besluit

Het besluit van verweerder van 23 augustus 2021 (ontvangen 3 september 2021) waarbij verweerder het verzoek van klager van 13 januari 2021 tot benoeming in schaal 9 retroactief per 1 november 2014, heeft afgewezen.

2.Het procesverloop

Op 30 september 2021 is ter griffie van het gerecht in ambtenarenzaken (hierna: het gerecht) een bezwaarschrift (met producties) ingediend.
Op 16 november 2021 heeft verweerder een contra- memorie met producties ingediend.
Mondelinge behandeling van het bezwaarschrift heeft plaatsgevonden op 25 april 2022. Klager is bij gemachtigde voornoemd verschenen. Verweerder is verschenen bij gemachtigde voornoemd en heeft op schrift gestelde pleitaantekeningen voorgedragen en overgelegd.
Uitspraak is (nader) bepaald op heden.

3.Feiten

3.1.
Het volgende feit staat vast.
- Bij landsbesluit van 21 augustus 2015 is klager met ingang van 1 oktober 2014 in vaste pensioengerechte dienst benoemd in de functie van ICT-beheerder bij de dienst Korps Politie Sint Maarten met een bezoldiging conform Burger Politie schaal 7 trede 17.

4.Standpunt partijen

4.1.
In het bestreden besluit is het verzoek van klager tot benoeming in schaal 9 met ingang van 1 november 2014 afgewezen.
4.2.
Klager verzoekt het Gerecht de bestreden beschikking te vernietigen en verweerder op te dragen tot het nemen van een nieuw besluit conform verzoek, met veroordeling in de proceskosten.
4.3.
Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd.

5.Het Gerecht overweegt als volgt.

5.1.
Wettelijk kader:
Ingevolge artikel 1, aanhef en onder b, van het Besluit rechtspositie Korps Politie Nederlandse Antillen 2000 is de Minister van Justitie het bevoegd gezag ten aanzien van ambtenaren van politie.
Ingevolge artikel 4 van de Politieregeling 1999 zijn ambtenaren van politie
a. ambtenaren, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak en
b. ambtenaren, aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie.
5.2.
Het Gerecht overweegt dat gezien de wettelijke bepalingen, de Minister van Justitie het bevoegde gezag is indien het bezwaar ziet op bevordering.
Het Gerecht overweegt voorts dat het Landsbesluit van 21 augustus 2015 waarbij klager met ingang van 1 oktober 2014 in vaste pensioengerechte dienst is benoemd in de functie van ICT-beheerder bij de dienst Korps Politie Sint Maarten met een bezoldiging conform Burger Politie schaal 7 trede 17, in rechte vast staat. Het Gerecht begrijpt de gemachtigde van klager aldus dat deze niet de herziening van dit Landsbesluit verzoekt.
5.3.
Het verweer van verweerder dat klager niet-ontvankelijk verklaart dient te worden in zijn bezwaar nu hij de facto bezwaar aantekent tegen het Landsbesluit van 21 augustus 2015 kan dan ook niet slagen. Klager is ontvankelijk in zijn beroep.
5.4.
Verweerder heeft in het bestreden besluit aangegeven, kort samengevat, dat klager niet in aanmerking komt voor bezoldiging conform schaal 9 omdat hij het daartoe vereiste opleidingsniveau van een afgeronde hbo-opleiding niet heeft. Met verweerder is het Gerecht van oordeel dat klager niet heeft aangetoond dat hij over dit opleidingsniveau zou beschikken.
5.5.
Klager heeft zijn gronden beperkt tot de grond dat hij geschikt is bevonden voor de functie en dat hij de aan die functie gekoppelde bezoldigingsschaal 9 toekomt en voorts heeft klager verwezen naar collega’s die wel in de correcte schaal zouden zijn benoemd. Het Gerecht is van oordeel dat nu klager kennelijk niet de herziening beoogt van het Landsbesluit van 21 augustus 2015, beoordeelt dient te worden of klager een maand na de inwerkingtreding van dit Landsbesluit, bevordert dient te worden tot schaal 9. Daarbij merkt het Gerecht op dat met het Landsbesluit van 21 augustus 2015 klager per 1 oktober 2014 is benoemd in schaal 7. Van enige veranderende omstandigheden of nieuwe feiten die zich zouden hebben voorgedaan vanaf 1 oktober tot 1 november 2014 is niet gebleken. Klager heeft hieromtrent ook niets gesteld, anders dan dat klager lijkt te betogen dat de inschaling per 1 oktober 2014 niet juist zou zijn geweest omdat hij pas later zou hebben nagetrokken dat de functie gewaardeerd is op schaal 9. Hetgeen klager heeft aangevoerd met betrekking tot het zogenaamde vertragingsartikel kan niet slagen omdat deze grond kennelijk ook ziet op de inschaling bij Landsbesluit van 21 augustus 2015.
5.6.
Het Gerecht is van oordeel dat verweerder niet ten onrechte heeft geconcludeerd dat klager nimmer heeft aangetoond dat hij over het vereiste opleidingsniveau zou beschikken en dat er dan ook geen aanleiding is om klager met terugwerkende kracht vanaf 1 november 2014 te bevorderen tot schaal 9.
5.7.
Het bezwaar is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

6.Beslissing

Het Gerecht in ambtenarenzaken:
verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib, rechter in het gerecht in ambtenarenzaken van Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 20 juni 2022.
Tegen deze uitspraak is hoger beroep mogelijk. Zie titel IV van de regeling Ambtenarenrechtspraak.