ECLI:NL:OGAACMB:2022:97
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Fictieve weigering van de minister van Justitie van Sint Maarten om te beslissen op het verzoek tot aanstelling als agent van politie
In deze zaak heeft klager, vertegenwoordigd door mr. C.H.J. Merx, een bezwaarschrift ingediend tegen de fictieve weigering van de minister van Justitie van Sint Maarten om te beslissen op zijn verzoek tot aanstelling als agent van politie. Klager had op 17 september en 7 oktober 2021 verzocht om aanstelling en vaststelling van zijn rechtspositie, maar ontving geen beslissing. Het Gerecht in Ambtenarenzaken heeft op 10 februari 2022 het bezwaarschrift ontvangen en op 16 mei 2022 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. De minister van Justitie had in een brief van 17 november 2021 aangegeven dat het verzoek van klager enige merites had, maar er was geen landsbesluit uitgegeven.
Het Gerecht heeft vastgesteld dat de minister niet binnen een redelijke termijn op het verzoek van klager heeft beslist, wat in strijd is met de wettelijke bepalingen. De rechter heeft geoordeeld dat de minister de medewerking van de Gouverneur nodig heeft bij het aanstellen van ambtenaren, maar dat de uiteindelijke bevoegdheid bij de Gouverneur ligt. Aangezien er nog steeds geen beslissing is genomen, heeft het Gerecht het bezwaar gegrond verklaard en de minister opgedragen om binnen vier weken een beslissing te nemen. Tevens is de minister veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten aan klager, vastgesteld op NAf 700,-.
De uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib en is openbaar uitgesproken op 5 augustus 2022. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open.