ECLI:NL:OGAACMB:2023:27

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
3 juli 2023
Publicatiedatum
21 augustus 2023
Zaaknummer
AUA202204149
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevordering ambtenaar in geschil met betrekking tot ontvankelijkheid en beoordelingscriteria

In deze zaak heeft klager, een ambtenaar, bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn verzoek om bevordering naar schaal 8 door de Gouverneur van Aruba. Klager had eerder, op 8 juli 2019, verzocht om bevordering, maar zijn verzoek werd afgewezen op basis van een advies van de Dienst Gevangeniswezen Aruba, dat stelde dat klager niet in aanmerking kwam voor bevordering vanwege zijn hoge ziekteverzuim en het ontbreken van een gunstige beoordeling over de relevante periode. Klager heeft zijn bezwaar ingediend op 23 november 2022, na de ontvangst van de bestreden beschikking op 4 november 2022. Het gerecht heeft de ontvankelijkheid van het bezwaar beoordeeld en vastgesteld dat klager binnen de gestelde termijn had gehandeld, omdat hij redelijkerwijs kennis had kunnen nemen van de beschikking. De feiten van de zaak tonen aan dat klager sinds medio 2013 niet meer bij de Dienst Gevangeniswezen op het werk is verschenen, wat heeft geleid tot het ontbreken van beoordelingen die noodzakelijk zijn voor bevordering. Het gerecht heeft geconcludeerd dat klager niet voldeed aan de vereisten voor bevordering, aangezien hij niet over een gunstige beoordeling beschikte en zijn huidige functie niet in aanmerking kwam voor de gewenste schaal. De uitspraak van het gerecht was dat het bezwaar ongegrond werd verklaard, en klager werd geïnformeerd over de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

Uitspraak van 3 juli 2023
Gaza nr. AUA202204149

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar in de zin van
de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[Klager],

wonend te Aruba,
KLAGER,
gemachtigde: mr. R.P. Lee,
tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. V.M. Emerencia (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 11 oktober 2022 met kenmerk [nummer] (bestreden beschikking), door klager ontvangen op 4 november 2022, heeft verweerder afwijzend beslist op klagers verzoek van 8 juli 2019 om te worden bevorderd naar schaal 8.
Hiertegen heeft klager op 23 november 2022 bezwaar gemaakt bij het gerecht.
Verweerder heeft op 12 mei 2023 stukken ingediend.
Klager heeft op 15 mei 2023 nadere producties ingediend.
Het gerecht heeft de zaak behandeld ter zitting van 22 mei 2023, alwaar zijn verschenen klager bijgestaan door zijn gemachtigde, en verweerder vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De ontvankelijkheid

1.1
Ingevolge artikel 41, eerste lid, van de La, dient het bezwaarschrift te worden ingediend binnen dertig dagen te rekenen vanaf de dag waarop de aangevallen beschikking is genomen.
Het derde lid van dit artikel bepaalt dat, indien het bezwaar na de daarvoor bepaalde termijn is ingediend, de indiener niet op grond daarvan niet-ontvankelijk wordt verklaard, indien hij ten genoegen van de rechter aantoont het bezwaar te hebben ingebracht binnen dertig dagen na de dag waarop hij van de aangevallen beschikking redelijkerwijs kennis heeft kunnen dragen.
1.2
Klager heeft zijn bezwaarschrift na het verstrijken van de in artikel 41, eerste lid, van de La gestelde termijn ingediend. Hij heeft echter aangevoerd het bestreden landsbesluit op 4 november 2022 te hebben ontvangen, hetgeen door verweerder niet is betwist. Dit betekent dat moet worden aangenomen dat het bezwaar is ingediend binnen de in artikel 41, derde lid, van de La gestelde termijn. Klager is ontvankelijk in zijn bezwaar.
De feiten
2.1
Bij landsbesluit van 11 maart 1992 is klager met ingang van 1 maart 1992 als ambtenaar in vaste pensioengerechtigde dienst benoemd in de functie van gevangenbewaarder bij het Korrektie Instituut Aruba (schaal 3, dienstjaar 4).
2.2
Bij landsbesluit van 29 oktober 2013 is klager laatstelijk met ingang van 1 mei 2011 bevorderd naar de rang van opzichter binnendienst (schaal 7, dienstjaar 9).
2.3
Klager was in de periode van 2013 tot aan het aantreden van Kabinet Wever-Croes I in november 2017, ter beschikking gesteld aan het toenmalige Bureau van de Minister van Justitie en Onderwijs (hierna: de minister).
2.4
Klager is met ingang van 1 maart 2018 aangevangen in de functie van medewerker vreemdelingentoezicht bij het Bureau Guarda Nos Costa (BGNC).
2.5
Bij brief van 8 juli 2019 heeft klager verzocht om hem met ingang van 1 mei 2015 te bevorderen naar schaal 8.
2.6
Bij brief van 11 november 2021 heeft de directeur van de Dienst Gevangeniswezen Aruba (DGWA), het volgende aan het Departamento di Recurso Humano (DRH) bericht:
“ (…)
Conform het e-mailbericht met bijbehorende bijlagen is het ziekteverzuim van betrokkene erg hoog geweest. In 2011 zijn het 212 dagen, in 2012 238 dagen en voor het jaar 2013 vanaf 1 januari tot en met 6 juni namelijk 69 dagen en dan vanaf half 2013 is hij niet meer op dienst verschenen. (…). Gelet op het feit dat betrokkene niet langer op dienst is verschenen, hebben de beoordelingen geen doorgang kunnen vinden. (…) Daarom is het niet mogelijk om een bevorderingsvoorstel te doen naar schaal 8. Immers, betrokkene is niet werkzaam geweest gedurende enige periode en heeft dusdanig geen dienst anciënniteit opgebouwd. Derhalve is het advies voor bevordering naar schaal 8 afgewezen.”
2.7
Bij advies van het DRH van 5 juli 2022 is geadviseerd om het verzoek van klager voor een bevordering naar schaal 8 af te wijzen, de overplaatsing van klager met ingang van 1 maart 2018 van de DGWA naar het BGNC vast te leggen en klager met ingang van 1 maart 2018 te ontheffen uit de functie van ploegcommandant en te plaatsen in de functie van medewerker vreemdelingentoezicht.
2.8
Verweerder heeft bij landsbesluit van 11 oktober 2022 no. 36 en bij de bestreden beschikking, conform het advies van het DRH besloten.
Het wettelijk kader
3.1
Ingevolge artikel 13, eerste lid van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (hierna: Lma) geschieden aanstelling en bevordering, voor zover daaromtrent regelen zijn vastgesteld, overeenkomstig deze regelen.
3.2
Ingevolge artikel 4, tweede lid van de Bezoldigingsregeling Aruba 1986 (hierna: BRA), dient de ambtenaar om in aanmerking te kunnen komen voor een bevordering aan de voor de desbetreffende betrekking bedoelde eisen te voldoen en voorts voor de vervulling van die betrekking geschikt en bekwaam te worden geacht.
3.3
Voor een bevordering naar de rang van opzichter 1e klasse binnendienst (schaal 8) geldt als vereisten dat de betrokkene een functie bekleedt, welke een waardering op het niveau van opzichter 1e klasse binnendienst rechtvaardigt en reeds ten minste vier jaar dienst in de rang van opzichter binnendienst heeft volbracht.
De standpunten van partijen
4.1
Aan de bestreden beschikking heeft verweerder – kort samengevat – ten grondslag gelegd dat klager sinds medio 2013 niet meer bij DGWA op het werk is verschenen, waardoor zijn beoordeling aldaar geen doorgang heeft kunnen vinden. Voorts is klager met ingang van 1 maart 2018 aangevangen in de functie van medewerker vreemdelingentoezicht bij het BGNC, welke functie maximaal gewaardeerd is op het niveau van schaal 7. Klager heeft de maximale waardering van die functie reeds bereikt, waardoor bevordering naar schaal 8 niet voor inwilliging vatbaar is, aldus verweerder.
4.2
Klager betoogt dat de bestreden beschikking in strijd is met het zorgvuldigheids- en het motiveringsbeginsel, omdat verweerder niet heeft gemotiveerd waarom klager niet is beoordeeld over de periode van 2011 tot 2013, dat de DGWA weldegelijk op de hoogte was dat klager in de periode van 2013 tot 2017 ter beschikking is gesteld aan het bureau van de minister en daar arbeid heeft verricht en dat klager daarom recht heeft om over voormelde periode te worden beoordeeld.
De beoordeling
5. Ter beoordeling ligt voor de vraag of verweerder op goede gronden het bevorderingsverzoek van klager heeft afgewezen.
6. In dit geval bedraagt de anciënniteitsperiode 4 jaar en kwam klager met ingang van 1 mei 2015 voor het eerst voor bevordering in aanmerking. Vast staat dat klager gedurende deze anciënniteitsperiode, waarin hij hoofdzakelijk ter beschikking van het bureau van de minister was gesteld, niet is beoordeeld, en overigens ook daarna niet. Nu klager niet over een gunstige beoordeling over deze periode beschikt, voldoet hij niet aan de bevorderingsvereisten uit het BRA. Vervolgens is klager met ingang van 1 maart 2018 geplaatst in de functie van medewerker vreemdelingentoezicht, welke functie maximaal is gewaardeerd op het niveau van schaal 7. Gelet hierop, heeft verweerder op goede gronden tot de bestreden beschikking kunnen komen.
7. Gelet op het vorenstaande is het gerecht van oordeel dat het bezwaar ongegrond dient te worden verklaard.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in ambtenarenzaken, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 juli 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: Binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: Binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.