ECLI:NL:OGAACMB:2023:38

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
6 oktober 2023
Publicatiedatum
26 januari 2024
Zaaknummer
GAZ CUR202300507
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.M. Martinez
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een uitkering voor blijvende invaliditeit na een dienstongeval

In deze uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Curaçao wordt de beslissing van de minister van Onderwijs, Wetenschap, Cultuur en Sport beoordeeld, die het verzoek van klager om een uitkering voor blijvende invaliditeit in verband met een dienstongeval heeft afgewezen. Klager, vertegenwoordigd door mr. H.M.M. Alejandra, heeft bezwaar aangetekend tegen deze afwijzing, die in een brief van 18 januari 2023 werd medegedeeld. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de minister zijn conclusie dat er geen sprake is van een dienstongeval onvoldoende heeft gemotiveerd. Een enkele verwijzing naar een rapport volstaat niet als een kenbare en deugdelijke motivering. Het Gerecht heeft het bezwaar van klager gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, met de opdracht aan de minister om binnen drie maanden opnieuw te beslissen op het verzoek van klager.

De zaak betreft de gezondheidsklachten van klager, die tijdens zijn werkzaamheden op een school zijn opgetreden. Klager heeft eerder een verzoek ingediend voor een uitkering op basis van de Regeling uitkering bij dienstongeval, maar dit verzoek werd afgewezen. Het Gerecht heeft in eerdere uitspraken al vastgesteld dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd of er sprake was van een dienstongeval. In deze uitspraak wordt verder ingegaan op de rapporten van verschillende medische deskundigen, waarbij het Gerecht concludeert dat de minister niet adequaat heeft gereageerd op de door klager overgelegde medische gegevens en rapporten.

Het Gerecht heeft ook de kosten van de second opinion van klager afgewezen, omdat klager geen specificatie heeft overgelegd van de gemaakte kosten. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige besluitvorming door de minister en de noodzaak om alle relevante medische informatie in overweging te nemen bij het nemen van beslissingen over uitkeringen voor blijvende invaliditeit.

Uitspraak

GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN CURAÇAO

Uitspraak
in de zaak van:

[klager],

wonend te Curaçao,
klager,
gemachtigde: mr. H.M.M. Alejandra,
tegen

de Minister van Onderwijs, Wetenschap, Cultuur en Sport,

verweerder,
gemachtigden: mr. S.M. Concincion-Quirindongo.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt het Gerecht het bezwaar van klager tegen de brief van verweerder van 18 januari 2023 waarin het verzoek van eiser om een uitkering voor blijvende invaliditeit in verband met een dienstongeval wordt afgewezen (het bestreden besluit).
1.1
Klager heeft op 17 februari 2022 per e-mail een pro forma bezwaarschrift tegen het bestreden besluit ingediend. Hij heeft de hardcopy exemplaren op 21 februari 2022 ingediend.
1.2
Klager heeft de gronden van zijn bezwaar op 24 maart 2023 ingediend.
1.3
Verweerder heeft op 27 mei 2023 via e-mail een contramemorie ingediend. De hardcopy exemplaren zijn op 2 juni 2023 ingediend.
1.4
Het bezwaar is behandeld ter zitting van het Gerecht op 10 augustus 2023. Klager is verschenen samen met zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde.

Beoordeling door het Gerecht

2. Het Gerecht beoordeelt de beslissing van verweerster om het verzoek van klager om een uitkering voor blijvende invaliditeit in verband met een dienstongeval af te wijzen, aan de hand van de door klager daartegen aangevoerde gronden.
3. Het Gerecht komt tot het oordeel dat het bezwaar gegrond is. Het bestreden besluit zal worden vernietigd. Verweerder heeft het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd. Het Gerecht ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten, omdat het aan verweerder is te motiveren op grond waarvan zij tot de conclusie komt dat er geen sprake is van een dienstongeval. Hierna legt het Gerecht uit hoe het Gerecht tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wat zijn de relevante feiten in deze zaak?
4. Klager is thans op contractbasis werkzaam op het [school 1], dat valt onder de Dienst Openbare Scholen (DOS).
4.1
Klager is werkzaam geweest op de [school 2]. Gedurende de periode dat hij daar werkzaam was heeft hij gezondheidsklachten opgelopen. Die gezondheidsklachten hebben ertoe geleid dat klager in arbeidsongeschikt is geraakt. Na enige tijd is klager weer aan het werk gegaan. Hij was wel af en aan arbeidsongeschikt geweest.
4.2
Bij brief van 9 oktober 2020 heeft klager verweerder verzocht om een uitkering op grond van de Regeling uitkering bij dienstongeval (de Regeling), omdat volgens klager sprake is van een dienstongeval met blijvende invaliditeit tot gevolg.
4.3
Bij brief van 12 januari 2021 heeft verweerder het verzoek van klager afgewezen. Tegen die afwijzing heeft klager bezwaar ingediend bij het Gerecht. Bij uitspraak van het Gerecht van 19 oktober 2022 (in de zaak met nummer CUR202100643) heeft het Gerecht geoordeeld dat verweerder in de brief van 12 januari 2021 onvoldoende heeft gemotiveerd of sprake is van een dienstongeval.
4.4
Klager heeft een second opinion laten uitvoeren door een bedrijfsarts bij Optima. De bedrijfsarts R.A. Kock heeft rapport uitgebracht op 30 juni 2023. De bedrijfsarts heeft voor het opstellen van zijn rapport de medische gegevens en het arbeid hygiënisch advies van G. Smith geanalyseerd. De bedrijfsarts heeft met klager gesproken en lichamelijk onderzoek verricht bij klager. De bedrijfsarts concludeert dat gezien het beloop van de klachten van klager, de via arbeid hygiënisch onderzoek gevonden afwijkingen in de amanuensis-kamer en de aanwezigheid van flessen met organismen op sterk water (de formaldehyde in water) in het leslokaal het zeer aannemelijk is dat de klachten het gevolg zijn van de werkplekomstandigheden. De bedrijfsarts schrijft dat in de literatuur bepaalde chemische stoffen, waaronder formaldehyde en zwavelzuur, in verband worden gebracht met stemstoornissen zoals heesheid. Volgens de bedrijfsarts zijn de klachten blijvend van aard en heeft klager een medische eindtoestand bereikt. De bedrijfsarts komt met toepassing van de AMA-richtlijnen tot de conclusie dat sprake is van een blijvende invaliditeit van de gehele persoon van 10%.
Wat heeft verweerder aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd?
5. Verweerder schrijft in het bestreden besluit dat hij onderzoek heeft laten doen door Aruba Medical Services N.V. (hierna: Aruba Medical) naar de vraag of sprake is van een dienstongeval. Volgens verweerder is uit dat onderzoek gebleken dat geen sprake is van een dienstongeval met blijvende invaliditeit als gevolg. Verweerder wijst het verzoek van klager van 9 oktober 2020 af met een verwijzing naar het rapport van Aruba Medical.
Heeft verweerder kunnen concluderen dat geen sprake is van een dienstongeval?
6. Klager betoogt dat het rapport van Aruba Medical niet zorgvuldig is voorbereid. Uit het rapport blijkt volgens klager niet wat de arts van Aruba Medical heeft getoetst en hoe hij tot de conclusie is gekomen dat de beperkingen van klager niet aan de normen van de AMA-richtlijnen voldoen. Verder blijkt niet dat de klachten van klager bij de beoordeling van de beperkingen en de vaststelling van de invaliditeit zijn meegenomen. Er is volgens klager ook geen rekening gehouden met de doktersverklaringen en onderzoeksrapporten waarin de gezondheidsklachten van klager worden gerelateerd aan werkomstandigheden. Verder is de mogelijke gezondheidsschade niet meegenomen bij de totstandkoming van het rapport en is het medisch dossier van klager bij de long- en KNO-arts niet geraadpleegd. Tot slot is volgens klager in het rapport ten onrechte de conclusie getrokken dat geen verband bestaat tussen de astmaklachten van klager en de inademing van schadelijke stoffen tijdens de uitvoering van zijn werkzaamheden in het klaslokaal.
7. De bezwaargrond slaagt. Het Gerecht motiveert dat als volgt.
7.1
De grondslag van de afwijzing is gelegen in de Regeling uitkering bij dienstongeval (de Regeling). De Regeling is uitgewerkt in de circulaire van 5 juni 2012, die op 13 juni 2018 op onderwijspersoneel van toepassing is verklaard. De Regeling vindt zijn grondslag in artikel 74 van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht. Om in aanmerking te komen voor een uitkering op grond van de Regeling dient sprake te zijn van een dienstongeval dat heeft geleid tot invaliditeit of het overlijden van een werknemer.
7.2
In het bestreden besluit heeft verweerder niet gemotiveerd op grond waarvan hij tot de conclusie is gekomen dat geen sprake is van een dienstongeval. Kennelijk heeft verweerder met de verwijzing naar het rapport van de verzekeringsarts bedoeld dat op basis van dat rapport de vaststelling is gedaan dat geen sprake is van een dienstongeval. Een enkele verwijzing naar een inhoud van een rapport kwalificeert niet als een kenbare en deugdelijke motivering. Het is aan verweerder om te
motiverenwaarom hij meent dat geen sprake is van een dienstongeval. Verweerder kan zich daarbij laten informeren door een deskundige. Uit het bestreden besluit blijkt verder niet dat verweerder is ingegaan op de door klager overgelegde doktersverklaringen en onderzoeksrapporten waarin de gezondheidsklachten gerelateerd worden aan de werkomstandigheden van klager en de (mogelijke) gezondheidsschade van klager. In de uitspraak van het Gerecht van 19 oktober 2022 is reeds opgenomen dat dat wel van verweerder kan worden verwacht in het kader van een zorgvuldige besluitvorming. Uit het rapport van Aruba Medical blijkt ook niet dat de arts bij het opstellen van zijn rapport de doktersverklaringen en onderzoeksrapporten heeft betrokken. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het bestreden besluit niet zorgvuldig is voorbereid en niet is voorzien van een draagkrachtige en kenbare motivering. Dat betekent dat het besluit zal worden vernietigd.
8. Nu het bestreden besluit zal worden vernietigd zal het Gerecht gelet op de toelichting van verweerster in de contramemorie en ter zitting bezien of de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand kunnen blijven.
9. Verweerster heeft ter zitting toegelicht dat de conclusie dat geen sprake is van een dienstongeval is gebaseerd op het rapport van de verzekeringsarts van Aruba Medical en de circulaire van 5 juni 2012. De verzekeringsarts van Aruba Medical heeft het niet nodig geacht de klinische gegevens van klager op te vragen voor de opstelling van het rapport. De reden daarvoor, die hij heeft opgenomen in 2.4 van zijn rapport, is dat klager heeft aangegeven dat er geen behandeling heeft plaatsgevonden. Volgens verweerster kan ervan uit worden gegaan dat de verzekeringsarts wel rekening heeft gehouden met de doktersverklaringen en onderzoeksrapporten die klager in de eerdere procedure bij het Gerecht heeft overgelegd. Verweerster heeft desgevraagd verder toegelicht dat zij mocht afgaan op de inhoud van het rapport van Aruba Medical en dat dat het rapport is waar het Gerecht van moet uitgaan bij de beoordeling van het bezwaar. Het rapport van de verzekeringsarts van Optima dat in opdracht van klager is opgesteld kan volgens verweerster niet zwaarder wegen dan het rapport van Aruba Medical. De verzekeringsarts van Aruba Medical is met toepassing van de AMA-richtlijnen tot de conclusie gekomen dat geen sprake is van een blijvende medische invaliditeit gerelateerd aan een dienstongeval. Nu geen sprake is van een dienstongeval wordt niet toegekomen aan de in de circulaire van 5 juni 2012 opgenomen vervolgstappen voor het vaststellen van de hoogte van de uitkering en kon worden volstaan met de conclusie dat klager niet voor een uitkering in aanmerking komt.
10. Deze toelichting kan het bestreden besluit evenmin dragen. Ook met deze toelichting heeft verweerster niet gemotiveerd welke argumenten haar tot de conclusie leiden dat geen sprake is van een dienstongeval. Een dergelijke motivering had te meer op de weg van verweerster gelegen nu de verzekeringsarts van Optima tot de conclusie komt dat wel sprake is van klachten die het gevolg zijn van een dienstongeval. Het is aan verweerster duidelijkheid te verschaffen over de discrepantie tussen deze twee rapporten en te motiveren wat maakt dat van de inhoud van het rapport van Aruba Medical moet worden uitgegaan. Daarbij had verweerster in moeten gaan op het verschil in de onderzoeksmethode van de verzekeringsartsen met name over de klinische gegevens van klager. In haar toelichting gaat verweerster niet in op de doktersverklaringen en onderzoeksrapporten die klager eerder had overgelegd. Die stukken zijn door de bedrijfsarts van Optima wel geanalyseerd en de bedrijfsarts heeft de inhoud van die stukken ook bij zijn conclusie betrokken. Nu het aan verweerster is om over deze punten helderheid te verschaffen en haar conclusie dat geen sprake is van een dienstongeval te motiveren, kunnen de rechtsgevolgen van het bestreden besluit niet in stand blijven.
10.1
Verweerster zal worden opgedragen opnieuw op het verzoek van klager van 9 oktober 2020 te beslissen met inachtneming van deze uitspraak. Verweerster zal daarvoor een termijn van drie maanden worden geboden.
Moet verweerster de kosten van het rapport van Optima betalen?
11. Klager betoogt dat verweerster de kosten van de second opinion van Optima moet vergoeden. Klager heeft aan verweerster gevraagd een second opinion te laten uitvoeren, maar verweerster heeft op dat verzoek niet gereageerd. Dat is de reden dat hij zelf een second opinion heeft aangevraagd.
12. Het Gerecht wijst het verzoek om vergoeding van de kosten van het deskundigenrapport af. Het Gerecht motiveert dat als volgt.
12.1
Op grond van artikel 1, aanhef en onder b, van het Besluit proceskosten bestuursrecht kan vergoeding van kosten uitsluitend betrekking hebben op kosten van een getuige of deskundige die door een partij is meegebracht of opgeroepen, dan wel van een deskundige die aan een partij verslag heeft uitgebracht.
12.1.1
Op grond van artikel 2, eerste lid, aanhef en onder b, van het Besluit proceskosten bestuursrecht wordt het bedrag van de kosten in de uitspraak ten aanzien van de kosten bedoeld in artikel 1, sub b, vastgesteld conform de vergoeding die ingevolge artikel 40, eerste lid, van de Lar is verschuldigd.
12.1.2
In artikel 40, eerste lid, van de Lar is – voor zover hier van belang – geregeld dat deskundigen een vergoeding van het Land kunnen ontvangen conform het Landsbesluit tarieven in burgerlijke zaken.
12.1.3
Op grond van artikel 10 van het Landsbesluit tarieven in burgerlijke zaken wordt aan deskundigen toegekend een vacatiegeld niet hoger dan NA
f200,- voor elke vacatie van een uur of een gedeelte daarvan.
12.2
Klager heeft een e-mail overgelegd waaruit blijkt dat hij voor het deskundigenrapport een bedrag van NA
f2.188,90 moest betalen. Klager heeft geen factuur of andere specificatie overgelegd waaruit blijkt hoe dat bedrag tot stand is gekomen. Nu een specificatie ontbreekt kan het Gerecht niet vaststellen hoeveel uur de deskundige heeft besteed aan het deskundigenonderzoek en het opstellen van het rapport. Dat is wel relevant, omdat het Besluit proceskosten bestuursrecht uitgaat van een forfaitair tarief voor het vergoeden van kosten die gemoeid zijn met een deskundigenonderzoek. Slechts in bijzondere omstandigheden kan van het forfataire tarief worden afgeweken en komen de werkelijk gemaakte kosten voor vergoeding in aanmerking. Door klager zijn geen bijzondere omstandigheden gesteld en die zijn ook anderszins niet gebleken. Dat leidt ertoe dat het verzoek van klager om vergoeding van de deskundigen zal worden afgewezen.

Conclusie en gevolgen

13. Het bezwaar is gegrond en het bestreden besluit zal worden vernietigd. Het Gerecht ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen in stand te laten, omdat de toelichting van verweerster ter zitting het bestreden besluit evenmin kan dragen. Dat betekent dat verweerster opnieuw zal moeten beslissen op het verzoek van klager van 9 oktober 2020 met inachtneming van deze uitspraak.
14. In het voorgaande ziet het Gerecht aanleiding om, met overeenkomstige toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht, verweerster te veroordelen in de proceskosten van klaagster. Deze vergoeding wordt bepaald op NA
f1.400,- (1 punt voor het bezwaarschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting, waarde per punt NA
f700,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

Het Gerecht in Ambtenarenzaken:
  • verklaarthet bezwaar
    gegrond;
  • vernietigthet besluit van 18 januari 2023 waarin het verzoek van klager van 9 oktober 2020 is afgewezen;
  • draagtverweerster op binnen drie maanden met inachtneming van deze uitspraak opnieuw te beslissen op het verzoek van klager van 9 oktober 2020;
  • veroordeeltverweerster tot betaling aan klaagster van haar proceskosten tot een bedrag van NA
    f1.400,- in verband met door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
  • wijsthet verzoek van klager om vergoeding van de kosten van het deskundigenonderzoek van Optima af.
Aldus gedaan door mr. N.M. Martinez, rechter in ambtenarenzaken, en in het openbaar uitgesproken te Curaçao, op 6 oktober 2023 in tegenwoordigheid van mr. H. van der Schaft, griffier.
Tegen deze uitspraak staat voor beide partijen binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak, indien de appellant in persoon of bij vertegenwoordiger of gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest, en in alle andere gevallen binnen dertig dagen na de dag van toezending van de uitspraak of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak, hoger beroep open bij de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken. Zie titel IV hoofdstuk 1 van de RAr.