ECLI:NL:OGAACMB:2023:43

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
8 mei 2023
Publicatiedatum
22 mei 2024
Zaaknummer
AUA202203715
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van het gerecht in ambtenarenzaken inzake bezwaar tegen disciplinaire straf opgelegd aan klaagster

Op 8 mei 2023 heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba uitspraak gedaan in de zaak tussen klaagster, vertegenwoordigd door mr. J.A.R. Bryson, en de Gouverneur van Aruba, vertegenwoordigd door mr. Y.F.M. Kaarsbaan. Klaagster had bezwaar gemaakt tegen een disciplinaire straf van schriftelijke berisping die haar was opgelegd op basis van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma). Klaagster betwistte de grondslag voor de disciplinaire straf en stelde dat zij geen ambtenaar was in de zin van de Lma, waardoor het gerecht niet bevoegd zou zijn om over haar bezwaar te oordelen. Het gerecht heeft de zaak behandeld op 27 maart 2023, waarbij beide partijen aanwezig waren.

In de overwegingen heeft het gerecht vastgesteld dat klaagster in dienst was van het Land Aruba op basis van een arbeidsovereenkomst, maar dat er geen schriftelijk aanstellingsbesluit was afgegeven. Dit leidde tot de conclusie dat klaagster niet als ambtenaar kon worden aangemerkt volgens de definitie in de Landsverordening. Het gerecht oordeelde dat het niet bevoegd was om kennis te nemen van het bezwaarschrift, omdat er geen wettelijke basis was voor de disciplinaire straf die aan klaagster was opgelegd. De uitspraak benadrukte dat de ambtenarenrechter alleen bevoegd is om te oordelen over zaken die betrekking hebben op ambtenaren in de zin van de wet.

De rechter verklaarde zich onbevoegd om kennis te nemen van het bezwaarschrift en gaf aan dat de overige argumenten van klaagster niet verder hoefden te worden besproken. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken, met een termijn van dertig dagen voor indiening van het hogerberoepschrift.

Uitspraak

Uitspraak van 8 mei 2023
Gaza nr. AUA202203715

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar in de zin van
de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[Klaagster],

wonend te Aruba,
KLAAGSTER,
gemachtigde: mr. J.A.R. Bryson,
tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. Y.F.M. Kaarsbaan (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij landsbesluit van 29 september 2022, no. 13 (het bestreden landsbesluit) heeft verweerder besloten om klaagster met toepassing van artikel 83, eerste lid, aanhef en onder a, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma) de disciplinaire straf van schriftelijke berisping op te leggen.
Hiertegen heeft klaagster op 25 oktober 2022 bezwaar gemaakt bij het gerecht.
Verweerder heeft op 28 februari 2023 een contramemorie ingediend.
Het gerecht heeft de zaak behandeld ter zitting van 27 maart 2023, alwaar zijn verschenen klaagster bijgestaan door haar gemachtigde, en verweerder, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De feiten

1.1
Klaagster is met ingang van 17 juni 2019 op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst getreden van het Land Aruba en geplaatst in de functie van beleidsmedewerker bij de Directie Natuur en Milieu (DNM).
1.2
Deze overeenkomst is meerdere keren verlengd, laatstelijk op 24 maart 2022 voor een periode van twee jaar met ingang van 1 januari 2022 en eindigend op 31 december 2023.
1.3
Bij brief van 7 februari 2022 heeft de directeur van de DNM de heer ir. [directeur], de Departamento Recurso Humano (DRH) – kort samengevat– bericht i) dat klaagster op 3 januari 2022 haar werkzaamheden heeft hervat en dit voor een half uur, ii) dat klaagster op dinsdag 4 januari 2022 niet aanwezig was, iii) dat klaagster op 5 januari 2022 drie-en-een-half uur aanwezig was op het werk en iv) dat klaagster weigerde haar werkzaamheden te hervatten, omdat zij geen nieuwe getekende arbeidsovereenkomst heeft ontvangen.
1.4
Bij brief van 25 mei 2022 heeft de minister van Transport, Integriteit, Natuur en Ouderenzaken (de minister) klaagster bericht dat er een disciplinair onderzoek is gestart om te bepalen of zij zich schuldig heef gemaakt aan plichtsverzuim. Klaagster is daarbij in de gelegenheid gesteld om zich ten aanzien van de verweten gedragingen te verantwoorden. Klaagster heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt.
1.5
Bij het bestreden landsbesluit is aan klaagster de disciplinaire straf van een schriftelijke berisping opgelegd.
Wat voert klaagster aan tegen de disciplinaire straf?
2.1
Klaagster stelt zich – kort samengevat – primair op het standpunt dat er geen wettelijke grondslag is om haar een disciplinaire straf op grond van de Lma op te leggen. Zij voert daartoe aan dat zij geen ambtenaar is in de zin van artikel 1, van de Lma. Haar bezwaar dient daarom gegrond te worden verklaard en de bestreden beschikking te worden vernietigd.
2.2
Klaagster stelt zich daarnaast op het standpunt dat er geen sprake is van ongeoorloofd verzuim. De aangegane arbeidsovereenkomst was inmiddels verlopen en was nog niet verlengd op de dagen die zij niet heeft gewerkt.
2.3
Tot stelt klaagster zich op het standpunt dat de disciplinaire straf niet conform artikel 12 van de arbeidsovereenkomst is geschied. De inhoudingen op haar salaris in de maanden februari 2022 en april 2022 hebben namelijk plaatsgevonden voordat zij in de gelegenheid is gesteld om zich schriftelijk over de haar verweten feiten te verantwoorden.
Verweer van verweerder
3. Verweerder stelt zich – kort samengevat – op het standpunt dat klaagster geen ambtenaar is in de zin van de Lma, dat het opleggen van een disciplinaire straf aan klaagster op grond van de Lma daarom een kennelijke fout is en dat het gerecht in ambtenarenzaken gelet op vorenstaande niet bevoegd is om over het bezwaar te oordelen.
Het wettelijk kader
4. Op grond van artikel 1, eerste lid, van de La, is ambtenaar in de zin van deze landsverordening hij die door het bevoegde gezag is benoemd of aangesteld in openbare dienst om -voor zover hier van belang- in Aruba werkzaam te zijn.
Op grond van artikel 1, derde lid, aanhef en onder b, van de La zijn zij met wie een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht is gesloten, geen ambtenaar.
Op grond van artikel 3, eerste lid, van de La, oordeelt bij uitsluiting in eerste aanleg het gerecht in ambtenaren over beschikkingen, handelingen en weigeringen (om te beschikken of te handelen) ten aanzien van ambtenaren als zodanig, hun nagelaten betrekkingen en rechtverkrijgenden, door een administratief orgaan genomen, verricht of uitgesproken.
Op grond van artikel 35, eerste lid, van de La is voor zover van belang bepaald dat een bezwaarschrift kan worden ingediend terzake van beschikkingen die ten aanzien van een ambtenaar als zodanig door een administratief orgaan zijn genomen.
Op grond van artikel 36, eerste lid, van de La, is bevoegd tot het indienen van een bezwaarschrift de ambtenaar die door de aangevallen beschikking of de aangevallen handeling of weigering rechtstreeks in zijn belang wordt getroffen.
De beoordeling
5. In de eerste plaats is aan de orde of de ambtenarenrechter bevoegd is kennis te nemen van het bezwaarschrift. Deze vraag beantwoordt het gerecht ontkennend. Vaststaat dat in klaagsters geval geen schriftelijke aanstellingsbesluit van de zijde van verweerder is afgegeven. Dit betekent dat de ambtenarenrechter in beginsel niet bevoegd is om te beslissen over het onderhavige bezwaarschrift. Verder is gesteld noch gebleken dat bij verweerder de bedoeling bestond om klaagster als ambtenaar aan te stellen. Ook van andere feiten of omstandigheden op grond waarvan mocht worden aangenomen dat een aanstelling als ambtenaar tot stand is gekomen, is niet gebleken.
6. Het gerecht acht zich gelet op het vorenstaande onbevoegd om kennis te nemen van het bezwaarschrift. Hetgeen klaagster voor het overige aanvoert, behoeft dan ook geen bespreking.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart zich onbevoegd kennis te nemen van het bezwaarschrift.
Aldus gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in ambtenarenzaken, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 mei 2023, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: Binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: Binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.