ECLI:NL:OGAACMB:2023:57

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
13 november 2023
Publicatiedatum
27 mei 2024
Zaaknummer
AUA202301178
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.M. Martinez
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevordering ambtenaar en toepassing van nieuwe gedragslijn in ambtenarenrecht

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 13 november 2023 uitspraak gedaan in het bezwaar van klager, een ambtenaar werkzaam bij Cuerpo Especial Arubano (CEA), tegen een landsbesluit van 2 maart 2023. Dit landsbesluit bepaalde dat klager met ingang van 1 november 2021 zou worden bevorderd naar de functie van bewakings- en beveiligingsbeambte C, maar klager maakte bezwaar omdat hij niet op de hoogte was gesteld dat zijn arbeidsongeschiktheid zijn bevordering zou vertragen. Klager had in de anciënniteitsperiode van 1 oktober 2016 tot 1 december 2020 308 dagen arbeidsongeschikt geweest, wat volgens de nieuwe gedragslijn van verweerder leidde tot uitstel van zijn bevordering. Tijdens de zitting op 2 oktober 2023 werd duidelijk dat verweerder deze nieuwe gedragslijn per abuis had toegepast in het geval van klager. Het gerecht oordeelde dat verweerder niet conform zijn vaste gedragslijn had gehandeld en verklaarde het bezwaar van klager gegrond. Het bestreden landsbesluit werd nietig verklaard en verweerder werd opgedragen om binnen drie maanden opnieuw te beslissen op het bevorderingsverzoek van klager. Klager's verzoek om schadevergoeding werd afgewezen, omdat dit te laat was ingediend en er geen wettelijke grond voor toekenning was. De proceskosten werden begroot op Afl. 1.400,- aan gemachtigdensalaris.

Uitspraak

Uitspraak van 13 november 2023
Gaza nr. AUA202301178

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar in de zin van
de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[Klager],

wonende in Aruba,
KLAGER,
gemachtigde: mr. R.P. Lee,
tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. V.M. Emerencia (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij landsbesluit van 2 maart 2023 no. 13 (het bestreden landbesluit) heeft verweerder besloten om klager met ingang van 1 november 2021 te bevorderen naar de rang van bewakings- en beveiligingsbeambte C (schaal 4, dienstjaar 8).
Hiertegen heeft klager op 28 maart 2023 bezwaar gemaakt bij dit gerecht.
Verweerder heeft geen stukken ingediend.
Het gerecht heeft de zaak behandeld ter zitting van 2 oktober 2023. Klager is verschenen bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Het geschil
1. In deze zaak gaat het om de vraag of verweerder op goede gronden klager op grond van het bestreden landsbesluit met ingang van 1 november 2021 heeft benoemd in de functie van bewakings- en beveiligingsbeambte C met plaatsing in schaal 4, dienstjaar 8.
De feiten
2. Klager is ambtenaar werkzaam bij Cuerpo Especial Arubano (CEA) in de functie van beveiligingsbeambte. Klager heeft een schietcursus met goed gevolg afgerond en is bevoegd om een dienstwapen te gebruiken. Klager is ook herhaaldelijk ingezet voor werkzaamheden waarvoor die bevoegdheid vereist is.
Het bestreden landsbesluit
3. Aan het bestreden landsbesluit heeft verweerder - kort gezegd - ten grondslag gelegd dat klager in de anciënniteitsperiode, te weten vanaf 1 oktober 2016 tot 1 december 2020, 308 dagen van de 1460 dagen arbeidsongeschikt is geweest. Klager was per jaar aldus gemiddeld 77 dagen arbeidsongeschikt. Verweerder hanteert een nieuwe “gedragslijn” waarbij het bevorderingsmoment uitgesteld wordt met eenzelfde aantal dagen als het totaal aantal arbeidsongeschiktheidsdagen gedurende de anciënniteitsperiode als de ambtenaar gemiddeld 55 kalenderdagen per jaar oftewel 15% arbeidsongeschikt is geweest. Om die reden is de bevorderingsdatum van klager met 308 dagen verlengd en bepaald op 1 november 2021.
bezwaargronden
4. Het bezwaar is gericht tegen de functie waarin klager is geplaatst op grond van het bestreden landsbesluit en de ingangsdatum van de bevordering. Daaraan heeft klager - kort gezegd - ten grondslag gelegd dat niet aan hem bekend is gemaakt dat zijn arbeidsongeschiktheid zijn bevordering zou vertragen en dat, mede omdat deze niet is gepubliceerd, geen sprake kan zijn van een nieuwe gedragslijn die op hem van toepassing is. Ook heeft hij gesteld dat omdat hij bevoegd is tot het dragen van een dienstwapen hij in aanmerking dient te komen voor de functie van beveiligingsmedewerker. Verder heeft klager gesteld dat de vermelding in het bestreden landsbesluit dat hij voor het eerst op 10 januari 2018 een verzoek tot bevordering heeft gedaan onjuist is omdat hij dat verzoek al veel eerder heeft gedaan.
wettelijk kader
5.1
Ingevolge artikel 13, eerste lid, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma) geschieden aanstelling en bevordering, voor zover daaromtrent regelen zijn vastgesteld, overeenkomstig deze regelen.
5.2
Ingevolge artikel 4 van de Bezoldigingsregeling Aruba (BRA) dient een ambtenaar om in aanmerking te komen voor een bevordering te voldoen aan de in bijlage B opgenomen bevorderingseisen en voorts voor de vervulling van die betrekking geschikt en bekwaam te worden geacht (
gunstige beoordelingsvereiste).
beoordeling
6.1
Het gerecht stelt voorop dat bevordering geen recht van de ambtenaar is noch een automatisme, maar een discretionaire bevoegdheid van het bevoegde gezag. Dit betekent dat het gebruik van die bevoegdheid door het gerecht slechts terughoudend kan worden getoetst. Bij die toetsing dient het gerecht te beoordelen of verweerder na afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot het bestreden landsbesluit heeft kunnen komen dan wel daarbij anderszins heeft gehandeld in strijd met enige rechtsregel of met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
6.2
Klager beroept zich op onbekendheid met de door verweerder gehanteerde nieuwe vaste gedragslijn. Dit betoog slaagt. Tot voor kort hanteerde verweerder een vaste gedragslijn dat het bevorderingsmoment wordt verschoven als er sprake was van een periode van meer dan negentig dagen arbeidsongeschiktheid. In het bestreden landsbesluit heeft verweerder het bevorderingsmoment uitgesteld met eenzelfde aantal dagen als het aantal arbeidsongeschiktheidsdagen van klager. De gemachtigde van verweerder heeft ter zitting verklaard dat verweerder deze “nieuwe gedragslijn” per abuis heeft toegepast in het geval van klager en dat het landsbesluit daarom ook ingetrokken en aangepast zal worden. Volgens de gemachtigde is verweerder voornemens in het landsbesluit waarmee het bestreden besluit zal worden vervangen het door de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken goedgekeurde zogenaamde “90-dagen verzuimbeleid” toe te passen om de ingangsdatum van de bevordering van klager vast te stellen.
6.3
Al omdat verweerder zelf erkent bij het bestreden landsbesluit niet conform zijn vaste gedragslijn te hebben gehandeld kan dat landsbesluit niet in stand blijven en slaagt het bezwaar van klager. Het bezwaar is dus gegrond. Al gelet daarop komt het Gerecht niet toe aan de beoordeling van de overige bezwaargronden van klager. Nu verweerder in verband met deze procedure bekend is met deze bezwaargronden verstaat het Gerecht dat verweerder hiermee rekening zal houden in het landsbesluit dat zij voornemens is te slaan ter vervanging van het bestreden landsbesluit.
schadevergoeding
7.1
Ter zitting heeft klager verzocht om hem schadevergoeding toe te kennen nu verweerder zijns inziens geen gevolg heeft gegeven aan een uitspraak van 18 september 2017 van dit Gerecht op een door hem met betrekking tot zijn bevordering ingestelde bezwaar. Verweerder heeft zich tegen toekenning van dat verzoek verzet met als reden dat het verzoek te laat is ingesteld waardoor hij niet in de gelegenheid is gesteld om daar adequaat op te reageren en omdat klager geen rechtsmiddelen heeft ingesteld tegen het feit dat verweerder geen gevolg heeft gegeven aan die uitspraak. Nu hij dat heeft nagelaten bestaat geen grond voor toekenning van de verzochte schadevergoeding.
7.2
Daargelaten het feit dat dit verzoek pas ter zitting en dus te laat is gedaan, biedt de wet noch de jurisprudentie grond voor toekenning van de verzochte schadevergoeding. Deze zal daarom worden afgewezen.
8. Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden verwezen.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
  • verklaart het bezwaar gegrond;
  • verklaart het bestreden landsbesluit van 2 maart 2023 no. 13 nietig;
  • draagt verweerder op om binnen een termijn van drie maanden na dagtekening van deze uitspraak opnieuw te beslissen op het bevorderingsverzoek van klager, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
  • wijst af het verzoek om schadevergoeding van klager;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de door klager gemaakte proceskosten, die worden begroot op Afl. 1.400,- aan gemachtigdensalaris.
Deze beslissing is gegeven door mr. N.M. Martinez, rechter in ambtenarenzaken, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 13 november 2023, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: Binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: Binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.