ECLI:NL:OGAACMB:2024:40

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
10 juli 2024
Publicatiedatum
24 juli 2024
Zaaknummer
CUR202303346
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.M. Martinez
  • P.N.F. Pereira do Tanque
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid en ontvankelijkheid van bezwaarschrift in ambtenarenrechtelijke zaak

In deze zaak heeft klaagster, wonende in Curaçao, op 20 oktober 2023 een bezwaarschrift ingediend tegen een beschikking van de Regering van Curaçao van 17 september 2020. Klaagster verzocht het Gerecht om haar rechtspositie aan te passen op de door haar gewenste manier. De Regering heeft hierop een contramemorie ingediend. Tijdens de zitting op 29 april 2024 is klaagster niet verschenen, terwijl de Regering vertegenwoordigd was door haar gemachtigde, mr. M.B.M. Vásquez.

Het Gerecht heeft in eerdere uitspraken geoordeeld dat het niet bevoegd is om kennis te nemen van verzoeken die niet gericht zijn tegen een beschikking, handeling of weigering van het bevoegde gezag. In deze zaak heeft het Gerecht vastgesteld dat klaagster opnieuw verzoekt om haar rechtspositie te wijzigen, wat niet onder de bevoegdheid van het Gerecht valt volgens artikel 35 van de RAr.

Daarnaast heeft het Gerecht beoordeeld of het bezwaar tegen de beschikking van de Regering tijdig is ingediend. Klaagster heeft het bezwaar buiten de termijn van dertig dagen ingediend, zonder aan te tonen dat deze termijnoverschrijding verschoonbaar is. Daarom heeft het Gerecht het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

De uitspraak, gedaan door mr. N.M. Martinez, rechter in ambtenarenzaken, op 10 juli 2024, concludeert dat het Gerecht niet bevoegd is om het verzoek van klaagster in te willigen en dat het bezwaar tegen de beschikking van de Regering niet-ontvankelijk is.

Uitspraak

GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN CURAÇAO

uitspraak
in de zaak van:

[klaagster],

wonende in Curaçao,
klaagster,
procederende in persoon,
tegen

de Regering van Curaçao,

verweerster,
hierna: de Regering,
gemachtigde: mr. M.B.M. Vásquez.

Inleiding

Klaagster heeft op 20 oktober 2023 een bezwaarschrift ingediend bij het Gerecht. In dat bezwaarschrift komt klaagster in bezwaar tegen de beschikking van de Regering van 17 september 2020 en verzoekt klaagster het Gerecht om haar rechtspositie recht te trekken op de door haar in het bezwaarschrift vermelde manier.
De Regering heeft een contramemorie ingediend.
Het bezwaar is op 29 april 2024 ter zitting behandeld. Het bezwaar is gevoegd behandeld met het bezwaar van klaagster met nummer GAZ CUR202400412. Klaagster is niet verschenen. De Regering heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde.

Overwegingen

De beoordeling
1. In een eerder bezwaar van klaagster met zaaknummer GAZ CUR202203519 (de vorige uitspraak) heeft klaagster het Gerecht verzocht om haar rechtspositie vanaf 1 januari 1985 op de door haar in dat bezwaar verzochte wijze vast te stellen. In dat bezwaar heeft het Gerecht geoordeeld dat nu klaagster het Gerecht verzoekt om haar rechtspositie vast te stellen en zij dus niet opkomt tegen een beschikking, handeling of weigering om te beschikken of te handelen, het Gerecht gelet op artikel 35 van de RAr niet bevoegd is om kennis te nemen van het bezwaar. Ook in het onderhavige bezwaar verzoekt klaagster het Gerecht om haar rechtspositie recht te trekken op de door haar in het bezwaarschrift vermelde manier.
bevoegdheid Gerecht
2. De eerste vraag die het Gerecht ambtshalve moet beantwoorden is of hij, gelet op artikel 35, eerste lid, van de RAr, bevoegd is om kennis te nemen van het onderhavige bezwaar voor zover deze ertoe strekt dat het Gerecht de rechtspositie van klaagster wijzigt op de door haar gewenste manier. Het Gerecht beantwoordt die vraag ontkennend en motiveert dat als volgt.
2.1.
Op grond van artikel 35, eerste lid, van de RAr kan bij de ambtenarenrechter een bezwaarschrift worden ingediend tegen beschikkingen, handelingen of weigeringen om te beschikken of te handelen ten aanzien van een ambtenaar als zodanig, zijn nagelaten betrekkingen of rechtverkrijgenden.
2.2.
Voor zover klaagster het Gerecht verzoekt om haar rechtspositie op de door haar in het bezwaarschrift verzochte wijze vast te stellen, is het bezwaar niet gericht tegen een beschikking, handeling of weigering om te beschikken of te handelen van het bevoegde gezag als bedoeld in artikel 35 van de RAr. Al om die reden is het Gerecht niet bevoegd om kennis te nemen van het bezwaar. Het Gerecht zal zich dan ook, zoals hierna in het dictum zal worden opgenomen, in zoverre onbevoegd verklaren om van het bezwaar kennis te nemen.
ontvankelijkheid bezwaar
3. De volgende vraag die het Gerecht dient te beantwoorden is of het bezwaar, voor zover gericht tegen de beschikking van de Regering van 17 september 2020, tijdig is ingediend
3.1.
Op grond van artikel 41, eerste lid, van de RAr moet een bezwaarschrift worden ingediend binnen dertig dagen nadat de aangevallen beschikking is uitgereikt. Op grond van het derde lid van deze bepaling wordt hij die bezwaar inbrengt na de hiervoor bepaalde termijn niet op grond daarvan niet-ontvankelijk verklaard, indien hij ten genoegen van de rechter aantoont, het bezwaar te hebben ingebracht binnen dertig dagen na de dag waarop hij van de aangevallen beschikking, handeling, weigering redelijkerwijs heeft kunnen kennis dragen.
3.2.
Klaagster heeft op 20 oktober 2023 bezwaar gemaakt tegen de beschikking van de Regering van 17 september 2020. Klaagster heeft aldus buiten de bezwaartermijn van dertig dagen bezwaar gemaakt. Gelet op het bepaalde in het derde lid van artikel 41 van de RAr lag het op de weg van klaagster om aan te tonen dat zij het bezwaar heeft ingediend binnen dertig dagen na de dag waarop zij van evengenoemde beschikking redelijkerwijs heeft kunnen kennis dragen. Klaagster heeft dat echter nagelaten. Om die reden is niet aannemelijk geworden dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Daarom zal het Gerecht het bezwaar van klaagster tegen de beschikking van de Regering van 17 september 2020 niet-ontvankelijk verklaren.
3.3
Het Gerecht ziet, zoals hij in overweging 3.4 van de vorige uitspraak ook al heeft overwogen, gelet op de bewoordingen daarvan geen aanleiding om de brief van 27 oktober 2020 als een bezwaar, gericht tegen de beschikking van 27 oktober 2020 op te vatten, dat door de Regering naar het Gerecht doorgestuurd had moeten worden.
De conclusie
Het Gerecht komt tot het oordeel dat hij niet bevoegd is om kennis te nemen van het verzoek van klaagster aan het Gerecht om haar rechtspositie aan te passen op de door haar gewenste manier. Voor zover het bezwaar gericht is tegen de beschikking van de Regering van 17 september 2020, is dat bezwaar wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk.

Beslissing

Het Gerecht in Ambtenarenzaken:
  • verklaartzich niet bevoegd om kennis te nemen van het bezwaar voor zover deze ertoe strekt dat het Gerecht de rechtspositie van klaagster op de door haar verzochte manier zal aanpassen;
  • verklaarthet bezwaar
    niet-ontvankelijkvoor zover deze gericht is tegen de beschikking van de Regering van 17 september 2020.
Aldus gedaan door mr. N.M. Martinez, rechter in ambtenarenzaken, en in het openbaar uitgesproken op 10 juli 2024 in tegenwoordigheid van de griffier, P.N.F. Pereira do Tanque.

Informatie over hoger beroep

Tegen deze uitspraak kunnen alle partijen hoger beroep instellen bij de Raad van Beroep in ambtenarenzaken (RvBAz) Het hoger beroepschrift moet worden ingediendbinnen 30 dagenna de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
De indiener van het hoger beroep moet in ieder geval:
- het hoger beroepschrift indienen in tweevoud;
- een afschrift van deze uitspraak bijvoegen;
- vermelden waarom hij het niet eens is met de uitspraak (hoger beroepsgronden).
Partijen kunnen gebruik maken van de mogelijkheid om binnen de gegeven hoger beroepstermijn te volstaan met een pro-forma hoger beroepschrift. Dit betekent dat de hoger beroepsgronden op een later moment kunnen worden ingediend.
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.