ECLI:NL:OGAACMB:2024:42

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
15 juli 2024
Publicatiedatum
24 juli 2024
Zaaknummer
CUR202302708
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.M. Martinez
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van de aanwijzing van een ambtenaar als toezichthouder gevaarlijke honden en vertrouwensbreuk

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Curaçao op 15 juli 2024 uitspraak gedaan over de intrekking van een landsbesluit waarbij klaagster als vervanger van het Hoofd van de Veterinaire Dienst en als toezichthouder gevaarlijke honden was aangewezen. De intrekking vond plaats op 27 juli 2023, na een onderzoek naar mogelijk plichtsverzuim van klaagster en het Hoofd, dat was gestart naar aanleiding van klachten van de eigenaar van ingeslapen honden. Klaagster heeft bezwaar gemaakt tegen deze intrekking, stellende dat de Regering onvoldoende concrete gedragingen heeft toegelicht die de vertrouwensbreuk zouden rechtvaardigen. Tijdens de zitting op 10 juni 2024 heeft klaagster, bijgestaan door haar advocaat, haar standpunt toegelicht. De Regering heeft zich ook laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Het Gerecht heeft overwogen dat de intrekking van de waarneming niet voldoende gemotiveerd was en dat de vertrouwensbreuk niet op concrete feiten was gebaseerd. Het Gerecht heeft het bezwaar van klaagster gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. Tevens is de Regering veroordeeld tot betaling van de proceskosten van klaagster, vastgesteld op NAF 1.400,-. De uitspraak biedt inzicht in de vereisten voor de motivering van besluiten tot intrekking van ambtelijke waarnemingen en de rechten van ambtenaren in dergelijke procedures.

Uitspraak

GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN CURAÇAO

Uitspraak
in de zaak van:

[klaagster],

wonende in Curaçao,
klaagster,
gemachtigde: mr. L.N. Asjes, advocaat
tegen

de Regering van Curaçao,

verweerster,
gemachtigde: mr. R.A.P.H. Pols, advocaat.

Procesverloop

Bij landsbesluit van 10 september 2013 heeft de Regering bepaald dat klaagster met ingang van 1 oktober 2012 bij afwezigheid, belet of ontstentenis van het Hoofd van de Veterinaire Dienst als zijn vervanger wordt aangewezen. Ook is klaagster bij dit landsbesluit met ingang van 1 oktober 2012 aangewezen als toezichthouder belast met het toezicht op de naleving van de bepalingen van de Eilandsverordening gevaarlijke honden (A.B. 2007, no. 89). Bij landsbesluit van 27 juli 2023 heeft de Regering het landsbesluit van 10 september 2013 ingetrokken (het bestreden besluit).
Klaagster heeft bezwaar gemaakt tegen het bestreden besluit.
Het bezwaar is ter zitting van het Gerecht van 10 juni 2024 behandeld. Het bezwaar is tegelijk behandeld met het bezwaar van klaagster met zaaknummer CUR202400925. Klaagster is ter zitting verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. De Regering heeft zich doen vertegenwoordigen door haar gemachtigde.

Overwegingen

wettelijke bepaling
1. Op grond van artikel 25, eerste lid, van de Lma geldt dat indien een wettelijke regeling continuïteit in de vervulling van een ambt veronderstelt en tot dat ambt niet meer ambtenaren zijn aangesteld, die het geheel of gedeeltelijk kunnen waarnemen, dan wel indien het belang van de dienst dit vordert de daartoe in aanmerking komende ambtenaar door het bevoegde gezag met de tijdelijke waarneming van dat ambt wordt belast, al dan niet met ontheffing uit zijn eigenlijke betrekking.
relevante feiten
2. Klaagster is aangesteld als dierenarts bij het Ministerie van Gezondheid, Milieu en Natuur (GMN), Sector Gezondheid, Veterinaire Zaken. Op grond van het eerder genoemde landsbesluit van 10 september 2013 is zij aangesteld als waarnemer van de functie van het Hoofd Veterinaire Dienst (het Hoofd).
2.1.
Medio 2023 heeft klaagster in opdracht van het Hoofd twee honden laten inslapen. Dit heeft voor zoveel commotie gezorgd binnen de Curaçaose samenleving dat bedreigingen zijn geuit aan het adres van zowel het Hoofd als klaagster. Naar aanleiding van een klacht van de eigenaar van de ingeslapen honden en meerdere klachten die hierna zijn gevolgd over het functioneren van het Hoofd en klaagster is een onderzoek gestart naar onder meer mogelijk door hen gepleegde plichtsverzuim (het onderzoek). Aan het Hoofd is eind juni 2023 een toegangsontzegging opgelegd. Ten tijde van de zitting was het Hoofd nog steeds op non-actief.
2.2.
De onderzoekers hebben in het kader van het onderzoek op 11 juli 2023 een inleidend gesprek gevoerd met klaagster. De onderzoekers hebben ook op 20 juli 2023 met klaagster gesproken. Op 28 juli 2023 is het bestreden besluit, waarbij de waarneming van klaagster en haar aanwijzing als toezichthouder wegens vertrouwensbreuk zijn ingetrokken, ten kantore van de Veterinaire Dienst aan klaagster uitgereikt. Klaagster heeft zich op dezelfde avond rond 19.00 uur weer naar het gebouw van de Veterinaire Dienst begeven en heeft dozen inhoudende documenten en ordners meegenomen. De bewaking van de Veterinaire Dienst heeft gezien hoe zij behalve op die avond ook op zaterdag 29 juli 2023 om 7.25 uur en ook weer op dezelfde dag om 12.25 uur dozen met documenten en ordners uit het gebouw van de Veterinaire Dienst naar haar auto heeft gebracht en heeft meegenomen. Klaagster heeft daarbij een aantal kasten leeg achtergelaten. Op 31 juli 2023 heeft klaagster zich ziek gemeld. In verband met het onderzoek is met ingang van 4 augustus 2023 aan klaagster een toegangsontzegging en vervolgens een schorsing opgelegd. Hierna heeft klaagster geen gevolg meer gegeven aan verzoeken voor vervolggesprekken met de onderzoekers of verzoeken om documenten te overleggen. Klaagster heeft ter zitting verklaard dat zij nog steeds arbeidsongeschikt is.
standpunt van klaagster
3. Klaagster stelt, kort gezegd, dat de reden die de Regering noemt voor het intrekken van de waarneming niet een gegronde reden is die de intrekking kan rechtvaardigen. De Regering heeft haar conclusie dat sprake is van vertrouwensbreuk niet gegrond op tastbare feiten. Verder heeft klaagster het volgende gesteld. Klaagster is niet gehoord voorafgaand aan de intrekking waardoor het bestreden besluit om die reden al onzorgvuldig tot stand is gekomen. Aan het bestreden besluit is geen belangenafweging voorafgegaan terwijl klaagster al tien jaar naar volle tevredenheid heeft waargenomen. Juist doordat de waarneming al tien jaar duurt, is van tijdelijke waarneming geen sprake en heeft het bestreden besluit daarmee een willekeurig karakter. Als gevolg van het bestreden besluit is klaagster in haar belangen geschaad in de zin van haar loopbaan en goede naam. Aan het bestreden besluit mocht geen terugwerkende kracht worden verleend per 17 juli 2023. De intrekking van de aanwijzing van klaagster als toezichthouder gevaarlijke honden is niet gemotiveerd.
standpunt van de Regering
4. De Regering heeft in haar verweer vooropgesteld dat de intrekking betrekking heeft op een tijdelijke waarneming zonder ontheffing uit de formele functie en dat de waarneming alleen mogelijk was bij afwezigheid, belet of ontstentenis van het Hoofd. Gelet op het tijdelijke en incidentele karakter van de waarneming kunnen volgens de Regering geen hoge eisen worden gesteld aan de motivering van het bestreden besluit.
4.1.
De Regering heeft het volgende aangevoerd ten aanzien van de in het bestreden besluit genoemde vertrouwensbreuk. De verschillende klachten die zijn binnengekomen over het functioneren van het Hoofd hebben voor een deel ook betrekking op klaagster. Daarom heeft het onderzoek dat gestart is naar aanleiding van die klachten ook betrekking op haar functioneren. Het vertrouwen dat de Regering in klaagster moet hebben is geschaad omdat zij onderwerp van onderzoek naar mogelijk plichtsverzuim is geworden. Daar komt bij dat klaagster niet heeft meegewerkt met het onderzoek. Zo heeft zij nog steeds niet voldaan aan het uitdrukkelijk verzoek aan haar om haar dienstlaptop in te dienen. Overigens blijkt uit het feit dat klaagster nadat het bestreden besluit is uitgereikt buiten kantoortijden werkdocumenten heeft weggemaakt dat de Regering terecht geen vertrouwen meer heeft in klaagster. Door haar handelen is zelfs de vrees ontstaan van belemmering van het onderzoek. Het horen van klaagster voorafgaand aan het intrekken van een waarneming als de onderhavige is geen wettelijk vereiste zodat het beroep van klaagster op het zorgvuldigheidsbeginsel om die reden al niet slaagt.
De beoordeling
5. Waarneming heeft naar zijn aard een tijdelijk karakter. Zoals al eerder door de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken (zie bijv. RvBAz 2011/50108, ECLI:NL:ORBANAA:2012:BW0478) is bepaald, is het opdragen en beëindigen van de waarneming van een functie ex artikel 25 van de Lma een discretionaire bevoegdheid van de Regering, waarbij een ruime mate van beleidsvrijheid aan haar toekomt. Die ruime mate van beleidsvrijheid laat echter onverlet dat de beslissing om een waarneming in te trekken van een motivering moet worden voorzien. Het voorgaande geldt ook voor de bevoegdheid van de Regering tot aanwijzing van klaagster als toezichthouder.
vertrouwensbreuk
7. In het bestreden besluit heeft de Regering de bestreden intrekkingen gegrond op vertrouwensbreuk:
“dat gezien het aantal klachten die binnen zijn gekomen tegen het Hoofd Veterinaire Zaken is er een onderzoek gestart tegen het functioneren van het Hoofd Veterinaire Zaken en de manier van besturen binnen de Veterinaire Zaken. Bovendien is het gebleken dat ook de naam van betrokkene, in verschillende van de ingediende klachten tegen de Veterinaire Zaken, voorkomt;
dat naar aanleiding van het bovenstaande en vertrouwensbreuk is ontstaan tegen het persoon van betrokkene waardoor haar waarneming als Hoofd van de Veterinaire Zaken, beëindigd moet worden;
dat in verband met het vorenstaande aanleiding bestaat genoemd landsbesluit in te trekken;”
Gelet daarop lag het op de weg van de Regering om toe te lichten op grond van welke concrete omstandigheden zij tot dat oordeel is gekomen. In het bestreden besluit ontbreekt een dergelijke motivering. Al om die reden is het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd.
7.1.
De Regering heeft ter zitting toegelicht dat de in het besteden besluit vermelde vertrouwensbreuk geen verrassing had kunnen zijn voor klaagster. In dat verband heeft de Regering aangevoerd dat klaagster zich niet-coöperatief heeft opgesteld voor wat betreft het onderzoek en dat zij zelfs aanleiding heeft om te concluderen dat klaagster juist stukken heeft onttrokken aan het onderzoek en mogelijk ook camerabeelden zou hebben gewist om het onderzoek te belemmeren.
7.2.
Gelet op de ex tunc toetsing die het Gerecht moet toepassen, kan het Gerecht de omstandigheid dat klaagster aansluitend aan de ontvangst van het bestreden besluit buiten kantoortijden en zonder daarvoor toestemming te krijgen werkdocumenten heeft meegenomen niet bij de beoordeling van het bestreden besluit betrekken. Verder heeft de Regering onvoldoende toegelicht welke concrete gedragingen van klaagster voorafgaand aan de uitreiking van het bestreden besluit de conclusie rechtvaardigen dat klaagster niet meer kan worden vertrouwd wat betreft de uitoefening van haar bevoegdheid tot waarneming en haar taken als toezichthouder. Het enkele feit dat een onderzoek liep naar haar functioneren, waaronder mede begrepen de wijze waarop zij deze bevoegdheden en taken uitoefende, maakt niet dat zonder meer kan worden geconcludeerd tot een vertrouwensbreuk. Zoals klaagster ter zitting heeft toegelicht heeft de Regering in ieder geval niet uitdrukkelijk aan haar verzocht om haar dienstlaptop in te dienen, zodat uit het enkele feit dat zij haar laptop niet aan de onderzoekers ter beschikking heeft gesteld, niet kan worden geconcludeerd dat zij het onderzoek tegenwerkt.
conclusie
8. De conclusie is dat het bezwaar gegrond is en dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven.
proceskosten
9. Het Gerecht ziet in de gegrondverklaring van het bezwaar aanleiding om, met overeenkomstige toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht, de Regering te veroordelen in de proceskosten van klaagster. Deze worden bepaald op NAF 1.400,- te weten 2 punten à NAF 700,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting), wegingsfactor 1.

Beslissing

Het Gerecht in Ambtenarenzaken:
  • verklaarthet bezwaar van klaagster
    gegrond;
  • vernietigthet bestreden besluit van 27 juli 2023;
  • veroordeeltde Regering tot betaling aan klaagster van haar proceskosten tot een bedrag van NAF 1.400,- geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus gedaan door mr. N.M. Martinez, rechter in ambtenarenzaken, en in het openbaar uitgesproken op 15 juli 2024 in tegenwoordigheid van P.N.F. Pereira do Tanque, griffier.

Informatie over hoger beroep

Tegen deze uitspraak kunnen alle partijen hoger beroep instellen bij de Raad van Beroep in ambtenarenzaken (RvBAz) Het hoger beroepschrift moet worden ingediend
binnen 30 dagenna de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
De indiener van het hoger beroep moet in ieder geval:
- het hoger beroepschrift indienen in tweevoud;
- een afschrift van deze uitspraak bijvoegen;
- vermelden waarom hij het niet eens is met de uitspraak (hoger beroepsgronden).
Partijen kunnen gebruik maken van de mogelijkheid om binnen de gegeven hoger beroepstermijn te volstaan met een pro-forma hoger beroepschrift. Dit betekent dat de hoger beroepsgronden op een later moment kunnen worden ingediend.
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.