ECLI:NL:OGAACMB:2024:46

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
14 mei 2024
Publicatiedatum
8 augustus 2024
Zaaknummer
BON202300174
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.M. Martinez
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van een aspirant agent wegens ongeschiktheid tijdens de basispolitieopleiding

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 14 mei 2024 uitspraak gedaan over het bezwaar van een klager, een aspirant agent, tegen zijn ontslag. Klager had op 26 april 2022 bezwaar gemaakt tegen het ontslagbesluit van 24 maart 2023, waarbij hij met onmiddellijke ingang eervol ontslag was verleend. Het Gerecht oordeelde dat verweerder, de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, in redelijkheid tot de conclusie had kunnen komen dat klager niet de geschiktheid bezat die vereist is voor de uitoefening van het ambt van politieagent. Gedurende zijn opleiding waren er meer dan dertien incidenten waarbij klager betrokken was, waaronder valse ziekmeldingen, ongepast gedrag en het delen van vertrouwelijke informatie. Ondanks herhaalde waarschuwingen en verbeterkansen heeft klager geen verbetering laten zien. Het Gerecht verklaarde het bezwaar ongegrond en bevestigde het ontslagbesluit, waarbij het belang van de integriteit en geschiktheid van politieagenten werd benadrukt.

Uitspraak

GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA

zittingsplaats Bonaire

Uitspraak
in de zaak van:

[klager],

voorheen wonende in Bonaire, thans wonende in Curaçao,
klager,
gemachtigde: mr. M.M.A. van Lieshout, advocaat,
tegen:

de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

verweerder,
gemachtigde: mr. T. Breugom, advocaat.

Procesverloop

Klager heeft op 26 april 2022 bezwaar gemaakt tegen het besluit van 24 maart 2023 (het ontslagbesluit) waarbij verweerder hem met onmiddellijke ingang eervol ontslag heeft verleend.
Verweerder heeft een contramemorie ingediend.
Het bezwaar is behandeld ter zitting van het Gerecht van 27 februari 2024 in het Gerechtsgebouw in Curaçao. Klager is in Curaçao ter zitting verschenen. Zijn gemachtigde was in het Gerechtsgebouw in Bonaire aanwezig en heeft de zitting via videoverbinding bijgewoond. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, die zich heeft doen vergezellen van [het Hoofd bedrijfsvoering], Hoofd Bedrijfsvoering van het Korps Politie Caribisch Nederland (KPCN), en [de opleidingscoördinator], opleidingscoördinator KPCN. De gemachtigde, [het Hoofd Bedrijfsvoering] en [de opleidingscoördinator] waren in het Gerechtsgebouw in Bonaire aanwezig en hebben via videoverbinding deelgenomen aan de zitting.

Overwegingen

wettelijk kader
1. Op grond van artikel 113, vierde lid, van het Besluit rechtspositie korps politie BES kan, voor zover hier van belang, aan de aspirant die gedurende de basisopleiding niet de geschiktheid blijkt te bezitten die voor de uitoefening van het ambt vereist wordt, eervol ontslag worden verleend, mits een opzeggingstermijn in acht wordt genomen van:
a. drie maanden, indien hij ten tijde van de opzegging direct daaraan voorafgaand ten minste twaalf maanden ononderbroken in dienst was;
b. twee maanden, indien hij ten tijde van de opzegging direct daaraan voorafgaand ten minste zes maanden maar korter dan twaalf maanden ononderbroken in dienst was;
c. één maand, indien hij ten tijde van de opzegging direct daaraan voorafgaand korter dan zes maanden ononderbroken in dienst was.
feiten
2. Klager is met ingang van 4 november 2020 aangesteld als aspirant agent voor de duur van de basispolitieopleiding die hij op Bonaire volgde.
2.1.
Op 24 juni 2022 heeft het KPCN aan klager meegedeeld dat hij aan een disciplinair onderzoek zal worden onderworpen in verband met een filmfragment over een mishandeling en een foto van een proces-verbaal die hij via Whatsapp heeft gedeeld.
2.2.
Bij besluit van 15 september 2022 heeft verweerder de disciplinaire straf van schriftelijke berisping aan klager opgelegd. Die straf is aan klager opgelegd omdat hij op 18 februari 2022 zonder voorafgaande goedkeuring van het KPCN naar Curaçao is afgereisd en zonder toestemming heeft nagelaten lessen te volgen op 21 februari 2022 en voorts leugenachtige en/of tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd over zijn verblijf in Curaçao.
2.3.
Op 24 oktober 2022 ontving klager naar aanleiding van een incident in de klas waarbij hij betrokken was een voornemen tot ontslag. Op 21 november 2022 heeft klager daarop gereageerd.
2.4.
Verweerder heeft in de reactie van klager geen aanleiding gezien om af te zien van ontslag. Het ontslagbesluit van 24 maart 2023 is op 27 maart 2023 aan klager uitgereikt.
beoordeling
niet geschikt voor de uitoefening van het ambt?
3. Aan de orde is de vraag of verweerder op grond van de feiten van dit geval tot de conclusie mocht komen dat klager niet de geschiktheid heeft die voor de uitoefening van het ambt van politieagent vereist wordt en klager om die reden mocht ontslaan. Nu deze zijn erkend door klager of niet of onvoldoende door hem zijn betwist gaat het Gerecht uit van de volgende feiten. Gedurende zijn opleiding zijn er meer dan dertien incidenten geweest waarbij klager betrokken was. Hieronder volgt een opsomming van incidenten die hebben geleid tot het ontslag van klager.
incidenten
3.1.
Op 11 december 2020 heeft klager zich ziek gemeld wegens buikgriep om vervolgens later op die dag te gaan fitnessen. Toen vanuit het KPCN werd doorgevraagd over zijn buikgriep heeft klager verklaard dat hij geen buikgriep maar spierpijn had. Met een ziekmelding onder opgave van een valse reden een maand na het begin van zijn opleiding heeft klager niet alleen niet-integer gehandeld maar heeft hij, zoals verweerder ook heeft geoordeeld, geen blijk gegeven van de toewijding en leergierigheid die verwacht mag worden van een aspirant aan het begin van zijn opleiding.
3.2.
Op 29 januari 2021 is een bericht op Facebook geplaatst met een foto van het rijbewijs van klager met daarbij de tekst:
“Had laatst ook zo’n vreemde gast, doet de politieopleiding hier. Zorgt voor immateriële schade en stuurt mail uit naam van het Korps. [klager] is zijn naam even in de gaten houden die mafklapper.”Uit een door het KPCN uitgevoerd onderzoek is het volgende gebleken. De persoon die dat bericht op Facebook heeft geplaatst verhuurde een appartement. Klager heeft dat appartement bezichtigd en heeft een kopie van zijn rijbewijs en zijn aanstellingsbesluit aan de verhuurster verzonden. Er is een mondelinge huurovereenkomst tot stand gekomen die alleen nog op schrift moest worden gesteld. Doordat klager het appartement niet meer wilde huren heeft de verhuurster schadevergoeding geëist. Toen heeft klager namens de Korpsleiding een e-mailbericht aan de verhuurster gestuurd waarin hij haar meedeelde dat hij na afstemming met een leidinggevende het appartement niet meer zou huren. Naar aanleiding daarvan heeft de verhuurster aan de Korpschef gevraagd of haar appartement in verband wordt gebracht met een strafrechtelijk onderzoek. Nadat de Korpschef de verhuurster had meegedeeld dat dat niet het geval was, heeft zij het bericht over klager op Facebook geplaatst. Toen klager hierop werd aangesproken heeft hij erkend dat hij voormelde mail zonder toestemming van het KPCN aan de verhuurster heeft gestuurd en heeft hij verklaard dat hij dat bewust heeft gedaan “om haar af te dwingen om voorzichtig met mij om te gaan en op afstand te blijven”. Klager heeft met zijn handelen het KPCN in verlegenheid gebracht. Hij had moeten begrijpen dat hij zonder voorafgaande toestemming van het KPCN zijn werkgever niet bij een privé kwestie als deze mocht betrekken. Het Gerecht is het met verweerder eens dat klager zich hiermee onprofessioneel heeft gedragen en zich schuldig heeft gemaakt aan misplaatst machtsvertoon.
3.3.
Klager heeft aan zijn docent verzocht om wegens privéomstandigheden op vrijdagmiddag 18 februari 2022 thuis te studeren in plaats van de lessen bij te wonen. Zijn docent heeft de verzochte toestemming verleend. Echter, in plaats van met zijn studie bezig te zijn is klager naar Curaçao afgereisd. Klager heeft op zaterdag 19 februari 2022 telefonisch contact gehad met zijn docent maar heeft hem niet meegedeeld dat hij in Curaçao was. In plaats daarvan heeft hij aan de docent gezegd dat hij last heeft van stemmingswisselingen en dat hij op maandag 21 februari 2022 later in de les zou verschijnen omdat hij bloed wilde gaan prikken. Op die maandag heeft klager geen lessen gevolgd omdat hij op die dag pas om 18.00 uur naar Bonaire is teruggereisd. Toen aan het licht kwam dat klager zonder toestemming naar Curaçao is afgereisd heeft klager in het verantwoordingsgesprek leugenachtige verklaringen afgelegd en heeft hij pas nadat hij werd geconfronteerd met de resultaten van het onderzoek dat het KPCN heeft laten uitvoeren toegegeven dat hij zonder toestemming naar Curaçao is vertrokken en leugenachtige verklaringen heeft afgelegd. Tegen de in verband hiermee aan hem opgelegde disciplinaire straf van schriftelijke berisping heeft klager geen bezwaar gemaakt. Het feit dat klager al gedurende de opleiding een disciplinaire straf heeft gekregen had voor klager aanleiding moeten zijn om zich voortaan als een voorbeeldige aspirant te gedragen. Dat heeft klager echter niet gedaan. Hierna volgden namelijk meer incidenten waar klager bij betrokken was.
3.4.
Op 16 april 2022 heeft klager op de vraag van een baliemedewerker van de sportschool of hij een handdoek bij zich had zo onbeschoft gereageerd dat andere bezoekers van de sportschool hun ongeloof hebben geuit over het gedrag van klager. De opleidingscoördinator heeft klager op zijn gedrag aangesproken.
3.5.
In juni 2022 is een disciplinair onderzoek gestart naar klager nadat hij op zijn Whatsapp status beelden heeft gedeeld van een man die een vrouw mishandelde en ook een foto van een deel van een proces-verbaal. Daargelaten dat het delen hiervan geen maatschappelijk doel dient, is het Gerecht het met verweerder eens dat klager had behoren te begrijpen dat het delen daarvan ongepast was omdat het voor degenen die daar kennis van zouden nemen niet meteen duidelijk zou zijn dat die beelden niet afkomstig waren van lopende strafrechtelijke onderzoeken. Het Gerecht is van oordeel dat klager hiermee heeft laten zien dat hij niet beseft dat deze gedragingen ongepast zijn voor een aspirant agent.
3.6.
Klager is, ondanks dat hij is aangesproken op de valse ziekmelding in de tweede maand van zijn opleiding, meerdere keren zonder een geldige reden niet aanwezig geweest bij (sport)lessen en kwam, ondanks dat hij daarover is aangesproken, regelmatig te laat bij (sport)lessen. Ook staat vast dat hij heeft nagelaten een huiswerkopdracht voor het vak Nederlands in te leveren, heeft gelogen dat hij dat wel heeft gedaan en boos is geworden op de docent om zich vervolgens, weer, onbeschoft te gedragen door met luide stem te spreken en met deuren te slaan.
3.7.
Op 4 oktober 2022 hebben klager en drie andere collega-aspiranten in de klas ruzie gemaakt met elkaar in het bijzijn van hun collega-aspiranten. De aanleiding hiervoor was dat klager meent te hebben begrepen dat een trainer van de sportschool en een collega-aspirant in de sportschool een gesprek zouden hebben gehad over zijn vermeende homoseksualiteit. Klager heeft, hoewel de eigenaresse van de sportschool aan hem heeft verzekerd dat een dergelijk gesprek niet heeft plaatsgevonden, andere collega-aspiranten hierbij betrokken wat geleid heeft tot een escalatie in de klas. Dankzij het ingrijpen van andere collega-aspiranten kon een handgemeen tussen klager en degenen met wie hij ruzie had worden voorkomen. Klager heeft geen genoegen genomen met de mededeling van de eigenaresse van de sportschool dat geen gesprek is gevoerd over hem en is collega-aspiranten gaan aanspreken, wat uiteindelijk resulteerde in de ruzie van 4 oktober 2022. Opnieuw heeft klager een leidende rol bij een incident.
ongeschikt voor het ambt
4. Gelet op de hierboven weergegeven incidenten heeft verweerder in redelijkheid mogen concluderen dat klager niet beschikt over de eigenschappen, mentaliteit en houding waarover een aspirant politieagent moet beschikken om geschikt te zijn voor de uitoefening van het ambt. Klager lijkt dit zelf helaas onvoldoende te beseffen. Hij bagatelliseert de incidenten waarbij hij betrokken was en neemt geen verantwoordelijkheid voor zijn gedragingen. Zo neemt hij geen verantwoordelijkheid voor het feit dat hij een huiswerkopdracht niet heeft ingeleverd maar wordt hij in plaats daarvan boos op de docent en vertoont hij ongepast gedrag. Dat het volgen van de lessen niet vrijblijvend was, leek klager niet te begrijpen ondanks dat hem herhaaldelijk daarop is gewezen. Klager is vanaf het begin van zijn opleiding herhaaldelijk gewezen op zijn fouten en heeft veel verbeterkansen gehad. Hij heeft echter geen verbetering laten zien. Zelfs de disciplinaire straf die aan hem is opgelegd wegens het zonder toestemming afreizen naar Curaçao heeft niet geleid tot de gewenste verbetering van zijn houding en gedrag. Het bezwaar van klager treft geen doel. Het ontslagbesluit blijft in stand.
Conclusie
5. Het bezwaar is ongegrond. Dat betekent dat het ontslagbesluit in stand kan blijven en dat geen grond bestaat voor toewijzing van de door klager verzochte proceskostenvergoeding.

Beslissing

Het Gerecht in Ambtenarenzaken:
-
verklaarthet bezwaar tegen het ontslagbesluit van verweerder van 24 maart 2023 ongegrond.
Aldus gedaan door mr. N.M. Martinez, rechter in ambtenarenzaken, en in het openbaar uitgesproken op 14 mei 2024 te Curaçao, in tegenwoordigheid van P.N.F. Pereira do Tanque, griffier.
Tegen deze uitspraak staat voor beide partijen binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak, indien de appellant in persoon of bij vertegenwoordiger of gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest, en in alle andere gevallen binnen dertig dagen na de dag van toezending van de uitspraak of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak, hoger beroep open bij de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken. Zie titel IV hoofdstuk 1 van de War 1951 BES.