ECLI:NL:OGAACMB:2024:65

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
2 december 2024
Publicatiedatum
5 februari 2025
Zaaknummer
CUR202403938
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.M. Martinez
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het bezwaar tegen de feitelijke toegangsontzegging van een ambtenaar

In deze zaak heeft klaagster, werkzaam als Behandelend Medewerker B bij het Ministerie van Bestuur, Planning en Dienstverlening, op 16 oktober 2024 feitelijk de toegang tot haar werkplek ontzegd gekregen. Klaagster heeft hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om een beslissing bij voorraad. De minister heeft op 25 oktober 2024 een beschikking afgegeven waarin de toegang tot de werkplek van klaagster is ontzegd tot en met 13 december 2024. Tijdens de zitting op 6 november 2024 heeft klaagster haar verzoek om een beslissing bij voorraad ingetrokken. Het Gerecht heeft vervolgens beoordeeld of klaagster nog belang heeft bij de beoordeling van haar bezwaar, gezien de beschikking van de minister. Het Gerecht concludeert dat klaagster geen procesbelang meer heeft, omdat de beschikking van de minister haar toegang tot de werkplek ontzegt, ongeacht de uitkomst van het bezwaar. Daarnaast heeft het Gerecht zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van het bezwaar tegen een e-mailbericht van het afdelingshoofd, omdat dit geen beschikking is in de zin van de wet. De uitspraak van het Gerecht is gedaan op 2 december 2024, waarbij het bezwaar tegen de feitelijke toegangsontzegging niet-ontvankelijk is verklaard.

Uitspraak

GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN CURAÇAO

uitspraak
in de zaak van:

[Klaagster],

wonende in Curaçao,
klaagster,
gemachtigde: A.V.E. Vilchez,
tegen

de minister van Bestuur, Planning en Dienstverlening,

verweerder,
hierna: de minister,
gemachtigde: mr. L.M. Virginia, advocaat.

Inleiding

1.1
Klaagster is op 16 oktober 2024 feitelijk de toegang tot haar werkplek ontzegd.
1.2
Daartegen heeft klaagster op 21 oktober 2024 bezwaar gemaakt en een beslissing bij voorraad verzocht (CUR202403939).
1.3
De minister heeft voorafgaand aan de zitting stukken ingediend.
1.4
Het bezwaar is op 6 november 2024 ter zitting behandeld. Klaagster is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, die was vergezeld door [A], afdelingshoofd gegevensverwerking bij Publieke Zaken en [B], hoofd Publieke Zaken. Klaagster heeft het verzoek om een beslissing bij voorraad ter zitting ingetrokken.

Overwegingen

2. Het Gerecht beoordeelt hierna het bezwaar van klaagster gericht tegen de feitelijke toegangsontzegging. Het Gerecht komt tot het oordeel dat klaagster geen belang meer heeft bij de beoordeling van het bezwaar omdat inmiddels een beschikking van verweerder ligt waarbij haar de toegang tot haar werkplek is ontzegd tot en met 13 december 2024. Voor zover klaagster heeft beoogd bezwaar te maken tegen het e-mailbericht van het afdelingshoofd gegevensverwerking bij Publieke Zaken (hierna: het afdelingshoofd) is het Gerecht niet bevoegd daar kennis van te nemen. Het Gerecht legt hierna uit hoe hij tot dit oordeel komt.
Wat is relevant om te weten in deze zaak?
3.1
Klaagster is als ambtenaar werkzaam bij het Ministerie van Bestuur, Planning en Dienstverlening in de functie van Behandelend Medewerker B.
3.2
Het afdelingshoofd heeft klaagster bij e-mailbericht van 9 oktober 2024 (hierna: het mailbericht) met als onderwerp
‘aantal geholpen klanten’kortgezegd bericht dat zij heeft geconstateerd dat klaagster ten opzichte van haar collega’s minder klanten helpt aan het loket. Het afdelingshoofd heeft klaagster verder gewaarschuwd voor haar gedrag aan de balie. Als zij aan de balie zit dient zij zich alleen met de klanten bezig te houden, aldus het afdelingshoofd bij het mailbericht. Het afdelingshoofd heeft in dat kader nog een aantal afspraken vermeld waar klaagster zich aan dient te houden als zij aan de balie zit.
3.3
Klaagster heeft op 14 oktober 2024 kennisgenomen van het mailbericht. Er heeft daarna tussen klaagster en het afdelingshoofd een gesprek plaatsgevonden. Klaagster heeft zich op 15 oktober 2024 ziekgemeld. Zij is vervolgens diezelfde avond door het afdelingshoofd bericht dat aan haar vakantie wordt gegeven totdat met betrekking tot haar een beslissing is genomen.
3.4
Klaagster is op 16 oktober 2024 bij aankomst bij Kranshi door de beveiliging weggestuurd. De beveiliger heeft daarbij vermeld dat hij van het hoofd Publieke Zaken klaagster niet mag toelaten tot het gebouw.
3.5
Klaagster heeft de minister bij brief van 17 oktober 2024 aangeschreven om de weigering haar tot haar werkplek toe te laten en de wijze waarop zij is bejegend door het afdelingshoofd onder zijn aandacht te brengen.
3.6
Klaagster is bij beschikking van 25 oktober 2024, door klaagster ontvangen op 29 oktober 2024, met ingang van 25 oktober 2024 tot en met 13 december 2024 de toegang tot haar werkplek ontzegd. De minister heeft daar kotgezegd aan ten grondslag gelegd dat hij gezien de beschikbare informatie met betrekking tot de ontstane situatie bij Publieke Zaken en de zienswijze van de betrokkenen aanleiding ziet om een intern onderzoek in te stellen. De minister heeft verder vermeld dat hij het voor de goede voortgang van de werkzaamheden en in het belang van de dienst nodig acht om bij wijze van ordemaatregel aan klaagster de toegang tot haar werkplek te ontzeggen.
Heeft klaagster nog belang bij een beoordeling van het bezwaar?
4.1
De minister stelt zich op het standpunt dat klaagster geen belang heeft bij deze procedure omdat zij, gezien de beschikking van 25 oktober 2024, niet meer met deze procedure kan bereiken dat zij tot haar werkplek wordt toegelaten.
4.2
Het Gerecht dient, gezien hetgeen de minister heeft aangevoerd als eerste de vraag te beantwoorden of klaagster nog belang heeft bij een beoordeling van het bezwaar. Het Gerecht beantwoordt die vraag ontkennend en overweegt daartoe als volgt.
4.3
Volgens vaste rechtspraak van de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken (hierna: de Raad), zie bijvoorbeeld de uitspraak van 1 april 2021, ECLI:NL:ORBAACM:2021:4, is voor het antwoord op de vraag of een betrokkene (voldoende) procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van een bezwaar bepalend of het resultaat dat de indiener van het bezwaar nastreeft ook daadwerkelijk kan worden bereikt en of het realiseren van dat resultaat voor de indiener feitelijke betekenis kan hebben. Het hebben van alleen een formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van procesbelang.
4.4
Klaagster stelt dat zij nog belang heeft bij deze procedure omdat de minister haar bij de bestreden beschikking met ingang van 25 oktober 2024 de toegang tot haar werkplek heeft ontzegd terwijl aan haar al vanaf 16 oktober 2024 feitelijk de toegang tot haar werkplek was ontzegd. Zij heeft belang bij een oordeel van het Gerecht over de periode tussen 16 oktober 2024 en 25 oktober 2024 vanwege het ontbreken van een beschikking van het bevoegd gezag over die periode. Klaagster stelt verder dat zij daarnaast ook belang heeft bij een beoordeling van het bezwaar omdat het bezwaar tevens gericht is tegen het mailbericht. Zij heeft in haar bezwaarschrift immers verzocht de minister te bevelen het mailbericht uit haar personeelsdossier te halen om te voorkomen dat zij daardoor in de toekomst in haar carrière wordt benadeeld, aldus klaagster.
4.5
De minister heeft aan klaagster bij de in overweging 3.6 vermelde beschikking met ingang van 25 oktober 2024 de toegang tot haar werkplek ontzegd. Klaagster kan gelet daarop, zelfs indien haar bezwaar zou slagen niet meer bereiken dat zij weer toegelaten wordt tot haar werkplek. Een oordeel van het Gerecht over de vraag of het afdelingshoofd bevoegd was haar de toegang tot haar werkplek te ontzeggen is uitsluitend een principieel belang. Zoals onder 4.3 is overwogen is een dergelijk belang onvoldoende voor het aannemen van procesbelang. Het bezwaar, voor zover gericht tegen de feitelijke toegangsontzegging zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard.
Is het Gerecht bevoegd kennis te nemen van het bezwaar, voor zover gericht tegen het mailbericht?
5.1
Voor zover klaagster heeft beoogd bezwaar te maken tegen het mailbericht overweegt het Gerecht als volgt. Nog los van de vraag of klaagster gronden heeft gericht tegen het mailbericht, zoals verweerder stelt, is het Gerecht niet bevoegd kennis te nemen van het bezwaar voor zover gericht daartegen.
5.2
Uit het eerste lid, van artikel 35, van de RAr, volgt dat een bezwaarschrift kan worden ingediend bij de ambtenarenrechter tegen beschikkingen, handelingen of weigeringen om te beschikken of te handelen ten aanzien van een ambtenaar als zodanig. Onder een beschikking dient naar vaste rechtspraak van de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken, zie bijvoorbeeld de uitspraak van 9 december 2021 (ECLI:NL:ORBAACM:2021:78), te worden verstaan een schriftelijk besluit van een bestuursorgaan, gericht op rechtsgevolg.
5.3
Het e-mailbericht van 9 oktober 2024 is naar oordeel van het Gerecht geen beschikking omdat het niet op rechtsgevolg is gericht. Het mailbericht heeft immers de rechtspositie van klaagster niet gewijzigd. De omstandigheid dat klaagster het niet eens is met de inhoud van het mailbericht maakt het voorgaande niet anders. Het Gerecht is dus niet bevoegd kennis te nemen van het bezwaar voor zover gericht tegen het mailbericht.

Conclusie en gevolgen

6. De slotsom is dat het Gerecht zich onbevoegd zal verklaren kennis te nemen van het bezwaar voor zover gericht tegen het mailbericht. Het bezwaar zal voor zover gericht tegen de feitelijke toegangsontzegging niet-ontvankelijk worden verklaard omdat het procesbelang van klaagster gezien de beschikking van 25 oktober 2024 is komen te vervallen. Het Gerecht kan de in overweging 3.6 vermelde beschikking van 25 oktober 2024 in deze procedure niet beoordelen. Het staat klaagster uiteraard vrij om tegen die beschikking rechtsmiddelen aan te wenden als zij het daar niet mee eens is.
7. Voor een proceskostenveroordeling ziet het Gerecht geen aanleiding.

Beslissing

Het Gerecht in Ambtenarenzaken:
  • verklaartzich
    onbevoegdkennis te nemen van het bestreden e-mailbericht van 9 oktober 2024;
  • verklaarthet bezwaar tegen de feitelijke toegangsontzegging van klaagster
    niet-ontvankelijk.
Aldus gedaan door mr. N.M. Martinez, rechter in ambtenarenzaken, en in het openbaar uitgesproken op 2 december 2024, te Curaçao, in tegenwoordigheid van de griffier, P.N.F. Pereira do Tanque.

Informatie over hoger beroep

Tegen deze uitspraak kunnen alle partijen hoger beroep instellen bij de Raad van Beroep in ambtenarenzaken (RvBAz).
Het hoger beroepschrift moet worden ingediend
binnen 30 dagen:
  • als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: binnen 30 dagen na de dag van de uitspraak;
  • in de andere gevallen: binnen 30 dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
De indiener van het hoger beroep moet in ieder geval:
  • het hoger beroepschrift indienen in tweevoud;
  • een afschrift van deze uitspraak bijvoegen;
  • vermelden waarom hij het niet eens is met de uitspraak (hoger beroepsgronden).
Partijen kunnen gebruik maken van de mogelijkheid om binnen de gegeven hoger beroepstermijn te volstaan met een pro-forma hoger beroepschrift. Dit betekent dat de hoger beroepsgronden op een later moment kunnen worden ingediend.
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.