ECLI:NL:OGAACMB:2024:69

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
26 augustus 2024
Publicatiedatum
8 april 2025
Zaaknummer
CUR202303660
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.M. Martinez
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om vervroegd uit dienst treden op basis van de Landverordening vervroegd vrijwillige uitstroom

In deze uitspraak beoordeelt het Gerecht in Ambtenarenzaken van Curaçao het besluit van de Regering van Curaçao om het verzoek van klaagster om vervroegd uit dienst te treden af te wijzen. Klaagster, werkzaam als administratief medewerkster bij de Uitvoeringsorganisatie Reclassering, had op 10 januari 2020 een belangstellingsformulier voor de Vervroegde Vrijwillige Uitstroom (VVU) ingediend, maar dit formulier werd niet als een geldig verzoek beschouwd. De Regering heeft het verzoek afgewezen omdat klaagster het aanmeldingsformulier niet binnen de wettelijk gestelde termijn had ingediend. Klaagster maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar het Gerecht oordeelde dat de Regering terecht had afgewezen, aangezien de termijn voor het indienen van een verzoek voor groep 2 van de VVU-regeling was verstreken. Klaagster had haar verzoek pas op 9 maart 2023 ingediend, terwijl de termijn liep van 15 juni 2021 tot en met 31 juli 2022. Het Gerecht concludeert dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die de Regering hadden moeten dwingen om het verzoek alsnog toe te wijzen. De afwijzing van het verzoek blijft dan ook in stand.

Uitspraak

GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN CURAÇAO

uitspraak
in de zaak van:

[klaagster],

wonende in Curaçao,
klaagster,
procederend in persoon,
tegen

de Regering van Curaçao,

verweerster,
hierna: de Regering,
gemachtigde: mr. S.M. Concincion-Quirindongo.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt het Gerecht het besluit van 29 september 2023, verzonden op 18 oktober 2023, waarbij de Regering het verzoek van klaagster om alsnog met toepassing van de Landverordening vervroegd vrijwillige uitstroom (hierna de Lv vvu) uit dienst te treden heeft afgewezen.
1.1
Klaagster heeft op 13 november 2023 bezwaar gemaakt daartegen.
1.2
De minister heeft een contramemorie ingediend.
1.3
Het bezwaar is op 13 mei 2024 ter zitting behandeld. Klaagster is in persoon verschenen. De Regering heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde.

Overwegingen

2. Het Gerecht beoordeelt de afwijzing van het verzoek van klaagster om alsnog met toepassing van de Lv vvu uit dienst te treden. Het Gerecht komt tot de conclusie dat het bezwaar ongegrond is. De Regering heeft het verzoek van klaagster af kunnen wijzen omdat zij het aanmeldingsformulier niet binnen de daarvoor bij wet gestelde termijn heeft ingediend. Van bijzondere omstandigheden die maken dat de Regering het verzoek van klaagster alsnog had moeten toewijzen is het Gerecht niet gebleken.
Wat is van belang om te weten in deze zaak?
3.1
Klaagster is aangesteld als ambtenaar en vervult de functie van administratief medewerkster bij de Uitvoeringsorganisatie Reclassering.
3.2
Klaagster heeft op 10 januari 2020 een formulier genaamd
’Vervroegde Vrijwillige Uitstroom (VVU) - Belangstellingsformulier’ingevuld en per e-mail verstuurd naar het e-mailadres kresementu@gobiernu.cw.
3.3
Klaagster heeft in januari 2023 contact gehad met de afdeling Beleidsorganisatie Human Resources & Organisatie (hierna: HRO) van het Ministerie van Bestuur, Planning en Dienstverlening. Zij kreeg toen te horen dat de termijn om een aanvraag in te dienen om met toepassing Lv vvu vervroegd uit dienst te treden, al was verstreken. Zij is daarbij geadviseerd om de minister van Bestuur, Planning en Dienstverlening (hierna: de minister van BPD) aan te schrijven.
3.4
Klaagster heeft de minister van BPD vervolgens bij brief van 9 maart 2023 verzocht om al het mogelijke te doen opdat zij alsnog in de gelegenheid wordt gesteld om met toepassing van de Lv vvu uit dienst te treden. Zij heeft in haar brief toegelicht dat zij in december 2019 een formulier van mevrouw [A] van de HRO heeft ontvangen. Dat formulier heeft zij ingevuld en gemaild naar het e-mailadres kresementu@gobiernu.cw. Zij is ervan uitgegaan dat zij met de indiening van dat formulier volledig was aangemeld voor het vvu-traject en dat zij ook op de hoogte zou worden gehouden van het vvu-traject. Zij heeft om die reden ook geen gehoor gegeven aan de laatste oproep van HRO aan personen die wensten deel te nemen aan het vvu-traject van 4 juli 2022.
Wat heeft de Regering aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd?
4. De Regering heeft het verzoek van klaagster voorgelegd aan de commissie vvu zoals bedoeld in artikel 7 van de Lv vvu (hierna: de commissie) en heeft bij het bestreden besluit, met verwijzing naar het advies van de commissie, het verzoek van klaagster afgewezen. De Regering heeft aan de afwijzing ten grondslag gelegd dat klaagster weliswaar onder groep 2 van de Lv vvu valt, maar dat zij haar aanvraag pas op 9 maart 2023 en dus te laat heeft ingediend. Zoals volgt uit het landsbesluit van 31 mei 2021, no. 21/0860, liep de termijn voor het indienen van een verzoek tot vervroegd vrijwillig uitstroom voor groep 2 van 15 juni 2021 tot en met 31 juli 2022. Wat betreft de redenen van klaagster voor het te laat indienen van haar vvu-verzoek, heeft de Regering het volgende overwogen. Klaagster heeft zelf in haar verzoek vermeld dat zij de laatste e-mailberichten betreffende vvu van HRO heeft ontvangen, maar heeft nagelaten actie te ondernemen of contact te zoeken met HRO om navraag te doen. Daarnaast staat in het belangstellingsformulier duidelijk aangegeven dat het uitsluitend wordt gebruikt voor een berekening van het pensioeninkomen en dat het niet als aanvraag van pensioen kan worden beschouwd. De Regering concludeert dat klaagster niet voldoet aan de criteria waaraan groep 2, de categorie ambtenaren waartoe klaagster behoort, moet voldoen om met gebruikmaking van de vvu-regeling uit dienst te treden.
De bezwaargronden van klaagster
5. Klaagster betoogt - naar het Gerecht begrijpt - ten eerste dat zij tot groep 2 zoals bedoeld in de Lv vvu behoort en dat alleen de in artikel 3 van de Lv vvu vermelde criteria tot afwijzing van een verzoek om vvu kunnen leiden. Geen enkele van de in dat artikel genoemde criteria zijn in haar geval van toepassing. De Regering mocht haar verzoek dan ook niet afwijzen.
6. Dit betoog slaagt niet. Het Gerecht overweegt daartoe als volgt.
6.1
De Regering heeft de brief van klaagster van 9 maart 2023 kennelijk aangemerkt als een verzoek zoals bedoeld in het eerste lid, van artikel 9, van de Lv vvu (hierna: vvu-verzoek). Weliswaar worden er in artikel 3 van de Lv vvu een aantal gronden vermeld die tot afwijzing van een vvu-verzoek leiden, echter uit het eerste lid van artikel 9 van de Lv vvu volgt dat een vvu-verzoek binnen een bij landsbesluit bepaalde termijn moet worden ingediend. Tussen partijen is niet in geschil en ook het Gerecht stelt vast dat klaagster onder groep 2, zoals bedoeld in artikel 1, aanhef en onder f van de Lv vvu, valt. Bij landsbesluit van 31 mei 2021 is bepaald dat de termijn voor het indienen van het verzoek voor groep 2 aanvangt op 15 juni 2021 en eindigt op 31 juli 2022. Anders dan klaagster stelt volgt deze termijn uit de wet en is het geen beleidsregel. Klaagster heeft haar verzoek pas op 9 maart 2023, en dus buiten die termijn, ingediend. De Regering kon het vvu-verzoek van klaagster dan ook afwijzen omdat zij het pas op 9 maart 2023 en dus niet binnen de daarvoor bij landbesluit gestelde termijn heeft ingediend.
7. Ook het betoog van klaagster dat het voor haar niet duidelijk is aan welke criteria de commissie heeft getoetst om te komen tot hun advies, omdat de procedure zoals beschreven in artikelen 9 en 10 van de Lv vvu niet is gevolgd, slaagt niet. De Regering heeft in het bestreden besluit immers uiteengezet waarom de commissie heeft geadviseerd om het verzoek van klaagster af te wijzen en dat is omdat het verzoek van klaagster niet tijdig is ingediend.
8. Klaagster voert verder aan dat zij ervan uit is gegaan dat het door haar op 10 december 2020 ingediende belangstellingsformulier een vvu-verzoek was. Zij was ook onder de veronderstelling dat zij naar aanleiding van de indiening van het belangstellingsformulier ook op de hoogte zou worden gehouden van het vvu-traject. Zij heeft echter nadat zij het belangstellingsformulier heeft gemaild geheel geen reactie of nadere informatie ontvangen van de Regering over het vvu-traject. Verder zat haar dienst sinds de tweede helft van het jaar 2021 zonder een Human Resources medewerker, dus ook via die weg heeft zij geen informatie ontvangen.
8.1
Volgens de Regering wist of had klaagster kunnen weten dat het belangstellingsformulier geen vvu-verzoek was. Dit omdat op het belangstellingsformulier duidelijk is vermeld dat het niet geldt als een vvu-verzoek. Op het belangstellingsformulier is ook vermeld dat dit formulier uitsluitend wordt gebruikt om aan de hand van de ingevulde gegevens een pensioenberekening te laten uitvoeren door het pensioenfonds. De Regering heeft verder het overheidspersoneel, waaronder dus ook klaagster, via e-mail uitgenodigd voor verschillende informatiesessies. Bij die informatiesessies is de uiterlijke indieningsdatum voor vvu-verzoeken van groep 2, waartoe klaagster behoorde, ook aan de orde geweest. Klaagster is via de informatiesessies en e-mails duidelijk geïnformeerd tot welke datum het verzoek kon worden ingediend, aldus de Regering.
9. Het Gerecht volgt klaagster niet in haar betoog en overweegt daartoe als volgt.
9.1
In het belangstellingsformulier zijn de volgende passages vermeld:
‘Ondergetekende geeft hierbij toestemming aan de Beleidsorganisatie Human Resources & Organisatie (HRO) van het Ministerie van Bestuur, Planning en Dienstverlening, om een berekening door het Algemeen Pensioenfonds Curaçao (APC) te laten maken van het pensioeninkomen per hieronder aangekruiste ingangsdatum op basis van de concept-regeling VVU.
(…)
¹Het belangstellingsregistratieformulier wordt uitsluitend gebruikt om een berekening voor u te laten maken.
¹¹Dit formulier kan niet als aanvraag voor pensioen beschouwd worden’
Het had naar oordeel van het Gerecht gelet op voornoemde passages voldoende duidelijk voor klaagster moeten zijn dat het belangstellingsformulier geen vvu-verzoek was. Van klaagster had verder ook verwacht kunnen worden dat zij, bij het uitblijven van enige reactie van HRO na indiening van het belangstellingsformulier, zelf contact zou zoeken met HRO om na te vragen of het door haar ingediende formulier in behandeling is genomen. Klaagster heeft dat echter nagelaten, ook nadat zij kennis had genomen van de oproep van 4 juli 2022 van de Regering aan de ambtenaren om gezien de naderende uiterlijke indieningsdatum hun vvu-verzoeken in te dienen.
10. Klaagster stelt verder dat de Regering bij het nemen van haar beslissing onvoldoende rekening heeft gehouden met haar belangen. Na meer dan 40 jaren in dienst is zij zowel lichamelijk als fysiek toe aan pensioen. Als zij zonder toepassing van de vvu-regeling vervroegd met pensioen gaat, dan gaat haar inkomen sterk achteruit. Dat, terwijl het toewijzen van haar verzoek voor de regering geen negatieve gevolgen met zich brengt. Ook gezien het doel van de vvu-regeling, namelijk om vergrijzing binnen het overheidsapparaat aan te pakken, is het onredelijk dat haar verzoek is afgewezen.
10.1
Uit het eerste lid van artikel 9 van de Lv vvu volgt dat een vvu-verzoek binnen een bij landsbesluit bepaalde termijn moet worden ingediend. Nu de Regering gehouden is deze landsverordening toe te passen, heeft zij geen ruimte om de door klaagster aangevoerde belangen af te wegen. Dat het doel van de Lv vvu het tegengaan van vergrijzing in het ambtenarenapparaat is zoals klaagster stelt, neemt niet weg dat de wetgever de keuze heeft gemaakt om aanmeldingen voor ontslag met toepassing van de Lv vvu slechts in bepaalde, bij landsbesluit te bepalen, periodes open te stellen. Het betoog van klaagster slaagt al om die reden dan ook niet.

Conclusie en gevolgen

Uit het voorgaande volgt dat de bezwaargronden van klaagster niet slagen. Het bezwaar zal dan ook ongegrond worden verklaard. Dat betekent dat het betreden besluit van de Regering van 29 september 2023 in stand blijft.
11. Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

Het Gerecht in Ambtenarenzaken:
-
verklaarthet bezwaar van klaagster
ongegrond.
Aldus gedaan door mr. N.M. Martinez, rechter in ambtenarenzaken, en in het openbaar uitgesproken op 26 augustus 2024 in tegenwoordigheid van de griffier, P.N.F. Pereira do Tanque.

Informatie over hoger beroep

Tegen deze uitspraak kunnen alle partijen hoger beroep instellen bij de Raad van Beroep in ambtenarenzaken (RvBAz) Het hoger beroepschrift moet worden ingediend
binnen 30 dagenna de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
De indiener van het hoger beroep moet in ieder geval:
- het hoger beroepschrift indienen in tweevoud;
- een afschrift van deze uitspraak bijvoegen;
- vermelden waarom hij het niet eens is met de uitspraak (hoger beroepsgronden).
Partijen kunnen gebruik maken van de mogelijkheid om binnen de gegeven hoger beroepstermijn te volstaan met een pro-forma hoger beroepschrift. Dit betekent dat de hoger beroepsgronden op een later moment kunnen worden ingediend.
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.