ECLI:NL:OGAACMB:2025:104

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
10 november 2025
Publicatiedatum
19 november 2025
Zaaknummer
AUA202500588
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen ontheffing uit functie en plaatsing in overtolligheidspoule van ambtenaar bij Korps Politie Aruba

In deze uitspraak beoordeelt het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba het bezwaar van klager, een ambtenaar bij het Korps Politie Aruba, tegen het landsbesluit van 23 december 2024. Dit besluit ontheft klager uit zijn functie van hoofd divisie bedrijfsvoering en plaatst hem in de overtolligheidspoule. Klager heeft zijn bezwaarschrift op 28 februari 2025 ingediend, na ontvangst van het landsbesluit op 10 februari 2025. Tijdens de zitting op 15 september 2025 is klager bijgestaan door zijn advocaat, terwijl de gouverneur van Aruba werd vertegenwoordigd door een andere gemachtigde.

Het Gerecht oordeelt dat het bezwaar van klager gegrond is. Klager is per 1 november 2020 benoemd in zijn functie en heeft deze slechts kort uitgeoefend. De korpschef heeft klager op 29 september 2023 medegedeeld dat hij niet langer belast is met zijn functie, wat leidde tot de ontheffing. Klager heeft echter nooit ingestemd met zijn ontheffing en heeft herhaaldelijk aangegeven terug te willen keren naar zijn functie. Het Gerecht concludeert dat de ontheffing niet zorgvuldig is uitgevoerd, omdat klager niet in een andere passende functie is geplaatst, wat in strijd is met de Landsverordening materieel ambtenarenrecht.

De uitspraak vernietigt het bestreden landsbesluit en veroordeelt de gouverneur tot betaling van de proceskosten van klager. Het Gerecht benadrukt dat de ontheffing niet strookt met de doelstellingen van de circulaire inzake de re-integratie van non-actieve ambtenaren, die gericht is op het afbouwen van de overtolligheidspoule. Klager heeft recht op een verbeterkans en de ontheffing is niet gerechtvaardigd zonder een deugdelijke onderbouwing van disfunctioneren.

Uitspraak

Uitspraak van 10 november 2025
Gaza nr. AUA202500588

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar van:

[Klager],

wonend te Aruba,
KLAGER,
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Illes,
tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. J.J.S. Poeran (DWJZ).

INLEIDING

1.1
In deze uitspraak beoordeelt het gerecht het door klager ingediende bezwaarschrift gericht tegen het landsbesluit van 23 december 2024 (het bestreden landsbesluit), door klager ontvangen op 10 februari 2025. Bij dat landsbesluit heeft verweerder besloten om klager:
I. met ingang van 1 oktober 2023:
te ontheffen uit de functie van hoofd divisie bedrijfsvoering van het Korps Politie Aruba (KPA);
te plaatsen in de overtolligheidspoule;
II. het verzoek van klager om terugkeer en tewerkstelling in de functie van hoofd divisie bedrijfsvoering af te wijzen.
1.2
Klager heeft voornoemd bezwaarschrift op 28 februari 2025 bij het gerecht ingediend.
1.3
Verweerder heeft op 19 juni 2025 een verweerschrift met producties ingediend.
1.4
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 september 2025. Klager is verschenen bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich ter zitting laten vertegenwoordigen door mr. A.F.J. Caster (DWJZ), die optrad in de plaats van de gemachtigde voornoemd.
1.5
Hierna is de uitspraak nader bepaald op vandaag.

BEOORDELING

2. Het gerecht is van oordeel dat het bezwaar van klager gegrond dient te worden verklaard. Hierna wordt dit oordeel nader toegelicht.
Wat is relevant om te weten?
3.1
Klager is ambtenaar en is per 1 november 2020 benoemd in de functie van hoofd divisie bedrijfsvoering bij het KPA. Hij is begin september 2023 feitelijk met de uitvoering van de bij deze functie behorende werkzaamheden aangevangen.
3.2
Bij korpsmededeling van 29 september 2023 heeft de korpschef bericht dat klager met ingang van 1 oktober 2023 niet meer belast is met de functie van hoofd divisie bedrijfsvoering en dat het personeel ressorterende onder deze divisie nader zal worden geïnformeerd over aansturing en verantwoording.
3.3
In zijn brief van 10 november 2023 heeft de korpschef klager opgeroepen om zich op 15 november 2023 bij zijn kantoor te melden voor een gesprek en om de aan hem verstrekte dienstmiddelen in te leveren.
3.4
Bij brief van 3 januari 2024 heeft klager de korpschef verzocht om hervatting van zijn werkzaamheden als hoofd divisie bedrijfsvoering bij het KPA.
3.5
Bij brief van 11 januari 2024 heeft de korpschef klager – voor zover hier van belang – medegedeeld dat hervatting en zijn werkzaamheden als hoofd divisie bedrijfsvoering niet mogelijk is. Bij uitspraak van het gerecht van 18 november 2024 (AUA202400462) heeft het gerecht het bezwaar van klager gegrond verklaard en deze brief vernietigd, omdat de korpschef niet bevoegd is om klager uit zijn functie te ontheffen, noch om hem de terugkeer in zijn functie te weigeren.
3.6
Bij het bestreden landsbesluit heeft verweerder besloten zoals verwoord onder 1.1. Daarin staat – voor zover hier van belang – het volgende.
“(…)
dat betrokkene de kans kreeg om met ingang van 1 september 2023 de taken behorend tot de functie van hoofd divisie bedrijfsvoering uit te voeren, waarna hij na slechts drie weken de korpschef echter benaderd heeft met het verzoek hem uit de functie van hoofd divisie bedrijfsvoering te ontheven omdat hij naar zijn eigen zeggen:
de functie niet aan kon vanwege de ondervonden tegenwerking van de medewerkers (…);
belangstelling had om te vertrekken van het Korps Politie Aruba en actief op verschillende functies had gesolliciteerd;
zijn mentale gezondheid in het geding kwam (waardoor betrokkene in de gelegenheid werd gesteld om rust te nemen en zich voor te bereiden op zijn sollicitatiegesprekken;
dat, door de handelingen van betrokkene, het veranderen van zijn verklaringen en de weergave van gebeurtenissen, het vertrouwen in betrokkene ernstig geschaad is, waardoor er geen ruimte meer is voor een terugkeer en tewerkstelling bij het Korps Politie Aruba;
dat het Korps Politie Aruba daarnaast aangeeft dat collega’s bij het Korps Politie Aruba zich niet veilig voelen onder het leiderschap van betrokkene door zijn gedragingen en zijn manier van communiceren;
dat betrokkene vanaf 1 oktober 2023 de functie niet meer heeft uitgeoefend, waardoor er per genoemde datum betrokkene uit de functie ontheven kan worden;
(…)”
Wat zegt klager?
4. Klager ontkent dat hij te kennen heeft gegeven zijn functie niet te kunnen uitoefenen. De werkdruk is voor hem nooit een belemmering geweest en zijn mentale gezondheid is nimmer in het geding geweest. Hij heeft enkel problemen ondervonden met één specifieke medewerker, vanwege het doorgeven van onjuiste informatie die het werkproces verstoorde, en vanwege traagheid in het intern verstrekken van informatie.
Klager is nooit gewezen op tekortkomingen in zijn functioneren, noch zijn er ooit klachten daarover met hem besproken. Het verwijt dat collega’s niet onder zijn leiding willen werken – deels vanwege een gevoel van onveiligheid en wantrouwen, deels vanwege zijn communicatiestijl – is niet eerder met hem besproken en is in deze procedure bovendien niet onderbouwd. Klager heeft evenmin te kennen gegeven zijn functie te willen neerleggen, noch heeft hij ingestemd met zijn ontheffing uit die functie. Ontheffing is pas mogelijk nadat een ambtenaar is overgeplaatst. Weliswaar is getracht klager over te plaatsen naar een andere overheidsdienst, maar die poging is mislukt.
Gezien het ontbreken van een deugdelijke onderbouwing, kan het bestreden landsbesluit volgens klager dan ook niet in stand blijven.
Wat zegt verweerder?
5. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het van belang is dat binnen een dienst de juiste personen op de juiste positie functioneren, met name in hogere functies. Wanneer personeel ervaart dat iemand – in het bijzonder een leidinggevende – niet past binnen de organisatie of bedrijfscultuur, leidt dit tot moeizame samenwerking, gebrekkige onderlinge interactie en uiteindelijk tot een functionele mismatch.
In dit geval hebben collega’s van het KPA op meerdere momenten te kennen gegeven niet langer met klager te willen samenwerken, vanwege diens persoonlijkheid, gedrag en communicatiestijl. Klager heeft zelf aangegeven het werk, mede door ervaren druk en tegenwerking, niet langer aan te kunnen en interesse te hebben in een functie elders. Tevens gaf hij aan dat zijn mentale gezondheid hierdoor onder druk is komen te staan. Klager heeft daarnaast bevestigd dat collega's niet met hem wilden samenwerken, hetgeen in gesprekken met hem is besproken. Ondanks herhaalde gesprekken waarin deze mismatch aan klager is voorgehouden, toont hij geen reflectievermogen of zelfinzicht. Desondanks blijft klager vasthouden aan zijn wens om werkzaam te blijven bij het KPA in de functie van hoofd divisie bedrijfsvoering.
Verweerder concludeert daarom dat klager niet binnen de organisatie past. De beslissing om klager uit zijn functie te ontheffen komt aldus voort uit diens disfunctioneren. Pogingen tot overplaatsing zijn tot nu toe zonder resultaat gebleven. Om die reden is klager bij het bestreden landsbesluit uit zijn functie ontheven en conform de circulaire
“Reactiveren non-actieven met verplicht karakter”van 14 december 2022 geplaatst in de overtolligheidspoule.
Wat zegt de regelgeving?
6.1
Ingevolge artikel 53, eerste lid, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma) is, wanneer het belang van de dienst zulks vordert, de ambtenaar verplicht, al of niet in zijn dienstvak en al of niet op dezelfde standplaats, een andere betrekking of een andere werkkring te aanvaarden, welke hem in verband met zijn persoonlijkheid, zijn omstandigheden en de voor hem bestaande vooruitzichten redelijkerwijs kan worden opgedragen. Deze opdracht gaat uit van het bevoegde gezag.
Ingevolge het tweede lid wordt hem een andere betrekking of een andere werkkring, tenzij in spoedeisende gevallen, niet opgedragen dan nadat hij is gehoord.
6.2
In de circulaire van 14 december 2022, kenmerk DR no. 695-58 (de Circulaire), inhoudende het overheidsbeleid inzake de re-integratie van non-actieve ambtenaren (hierna: de circulaire), staat - voor zover hier van belang - het volgende:
“(…)
Onderhavig beleid is erop gericht om de overtolligheidspoule binnen het jaar af te schaffen. Hiertoe zullen non-actieve ambtenaren twee passende functies aangeboden worden. Indien plaatsing niet lukt of de non-actieve ambtenaar niet meewerkt, volgt ontslag. Mits medewerking van de ministers en de diensthoofden, zal de overtolligheidspoule binnen het jaar tot het verleden behoren.
Een beperkt aantal ambtenaren verricht feitelijk langdurig geen werkzaamheden, maar zit met behoud van bezoldiging thuis, zonder dat zij nochtans enige vorm van vrijstelling van dienst met behoud van inkomen genieten. Deze ambtenaren zitten in de zogenaamde overtolligheidspoule: zij behoren te werken, maar omwille van diverse omstandigheden is dat niet het geval.
Zowel om redenen van budgettaire aard als om redenen van goed werkgeverschap, kan Land Aruba de overtolligheidspoule niet langer in stand houden. Om deze redenen wordt beleid ontwikkeld om non-actieve ambtenaren te reactiveren, al dan niet binnen de overheidsdienst.
(…).”
Wat vindt het gerecht?
7.1
Het bestreden landsbesluit noemt geen wettelijke grondslag, maar uit de inhoud ervan blijkt dat het kennelijk is gestoeld op artikel 53 Lma. Uit dit artikel volgt dat een ambtenaar verplicht kan worden om een andere functie of werkzaamheden te aanvaarden, als dat in het belang van de dienst is.
7.2
Volgens vaste rechtspraak (vergelijk uitspraak van 6 november 2014, ECLI:NL:CRVB:2014: 3624) bestaat een overplaatsing uit twee componenten, namelijk het ontheffen uit de eigen functie en het opdragen van een andere functie. Het dienstbelang om een ambtenaar over te plaatsen kan gelegen zijn in de wens om de ambtenaar uit de functie te ontheffen of om de ambtenaar een andere functie te laten vervullen. In beide gevallen moet de nieuwe functie passend zijn.
7.3
Klager is bij het bestreden landsbesluit uit zijn functie ontheven en op non-actief gesteld, zonder dat hem een andere dienstbetrekking is opgedragen. Weliswaar blijkt uit de stukken dat een traject is gestart om klager over te plaatsen naar een functie bij het Departamento Recurso Humano (DRH) – en klager is daarover ook gehoord – maar dat traject is gestaakt zonder dat hem daadwerkelijk een andere functie is opgedragen. Nu verweerder klager wel uit zijn functie heeft ontheven, maar niet in een passende functie heeft geplaatst, is het bestreden landsbesluit al daarom in strijd met artikel 53 Lma en op onzorgvuldige wijze tot stand gekomen.
7.4
Het gerecht ziet geen aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden landsbesluit in stand te laten, nu niet is gebleken dat verweerder – na het uitvaardigen van het bestreden landsbesluit – alsnog een passende functie aan klager heeft aangeboden. Verweerder heeft weliswaar aangevoerd dat de procedure tot reactivering van klager, conform de Circulaire, reeds is gestart, maar dit heeft tot op heden niet geleid tot een definitieve overplaatsing naar een andere passende functie.
7.5
Voorts overweegt het gerecht dat, indien de reden voor een overplaatsing is gelegen in de gestelde ongeschiktheid van de ambtenaar voor het vervullen van zijn eigen functie, het op de weg van verweerder ligt aannemelijk te maken dat het functioneren van de ambtenaar daadwerkelijk tekortschiet. Daarbij dient verweerder tevens te motiveren dat het dienstbelang bij ontheffing zwaarder weegt dan het belang van de ambtenaar bij behoud van zijn functie. Indien geen sprake is van een acuut dienstbelang dat onmiddellijke ontheffing rechtvaardigt, kan een zorgvuldige belangenafweging met zich brengen dat aan de ambtenaar in redelijkheid eerst een verbeterkans wordt geboden alvorens tot ontheffing wordt overgegaan (vgl. CRvB 30 maart 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1258).
7.6
Gesteld noch gebleken is dat in dit geval sprake is van een acuut dienstbelang dat de onmiddellijke ontheffing van klager uit zijn functie rechtvaardigt. Het gerecht neemt hierbij mede in aanmerking dat uit het verslag van het gesprek met klager van 29 november 2023 (productie 13 bij de Contramemorie) blijkt dat zijdens het DRH aan klager is medegedeeld dat hij niet uit zijn functie zou worden ontheven en daarin zou blijven totdat hij definitief zou worden overgeplaatst.
Voorts overweegt het gerecht dat – hoewel het aannemelijk acht dat klager aanzienlijke moeilijkheden heeft ondervonden bij de uitvoering van zijn werkzaamheden, en dat één of meer collega’s hebben aangegeven niet langer met hem te willen samenwerken – onvoldoende is gebleken van zodanig disfunctioneren dat, mede gelet op de belangen van het KPA, ontheffing uit de functie als enige passende maatregel gerechtvaardigd was. Klager heeft de functie feitelijk slechts gedurende drie à vier weken uitgeoefend. Uit de overgelegde gespreksverslagen blijkt dat klager herhaaldelijk de wens heeft uitgesproken om terug te keren naar het werk en om een verbeterkans te krijgen. Gesteld noch gebleken is dat aan klager begeleiding of ondersteuning is geboden bij zijn functioneren, dan wel dat is getracht – al dan niet in samenspraak met de betrokken collega’s – tot een oplossing te komen. Evenmin is toereikend gemotiveerd waarom klager geen verbeterkans zou verdienen. De enkele, niet voldoende onderbouwde stelling dat er geen vertrouwen meer in hem bestaat, is daartoe ontoereikend.
7.7
Ten slotte overweegt het gerecht dat de ontheffing van klager uit zijn functie en diens plaatsing in de zogenoemde overtolligheidspoule niet strookt met doel en strekking van de Circulaire. Deze beoogt immers de herplaatsing van ambtenaren die zich reeds in de overtolligheidspoule bevinden, met als uiteindelijke doel het afbouwen van die poule – niet het toevoegen van nieuwe ambtenaren daaraan (zie 4.2).

CONCLUSIE

8. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het bestreden landsbesluit onzorgvuldig tot stand gekomen. Het bezwaar van klager is gegrond en het bestreden landsbesluit dient te worden vernietigd.
9. Verweerder dient op navolgende wijze in de kosten te worden veroordeeld.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het bezwaar gegrond;
- vernietigt het bestreden landbesluit van 23 december 2024;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de door klager gemaakte proceskosten, die worden begroot op Afl. 1.400,- aan gemachtigdensalaris.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.J. Martijn, ambtenarenrechter, bijgestaan door mr. drs. A.A. Wever, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 10 november 2025, in tegenwoordigheid van de griffier.
Informatie over hoger beroep
Tegen deze uitspraak kunnen alle partijen hoger beroep instellen bij de Raad van Beroep in ambtenarenzaken (RvBAz).
Het hoger beroepschrift moet worden ingediend
binnen 30 dagen:
  • als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: binnen 30 dagen na de dag van de uitspraak;
  • in de andere gevallen: binnen 30 dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
De indiener van het hoger beroep moet in ieder geval:
  • het hoger beroepschrift indienen in tweevoud;
  • een afschrift van deze uitspraak bijvoegen;
  • vermelden waarom hij het niet eens is met de uitspraak (hoger beroepsgronden).
Partijen kunnen gebruik maken van de mogelijkheid om binnen de gegeven hoger beroepstermijn te volstaan met een pro-forma hoger beroepschrift. Dit betekent dat de hoger beroepsgronden op een later moment kunnen worden ingediend.
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.