ECLI:NL:OGAACMB:2025:105

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
10 november 2025
Publicatiedatum
19 november 2025
Zaaknummer
AUA202501252
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevordering ambtenaar en ingangsdatum van de bevordering

In deze uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, gedateerd 10 november 2025, wordt het bezwaar van klaagster, een politieambtenaar, tegen de ingangsdatum van haar bevordering behandeld. Klaagster was werkzaam bij het Korps Politie Aruba en had eerder een bevordering aangevraagd. De bestreden beschikking van de Gouverneur van Aruba stelde de ingangsdatum van haar bevordering naar de rang van hoofdagent (schaal P06) op 1 juli 2021, terwijl klaagster meende dat deze datum 1 januari 2020 had moeten zijn, omdat zij vanaf die datum de functie uitvoerde die de bevordering rechtvaardigde. Klaagster voerde aan dat het voorstel van de korpschef om haar te bevorderen door de pandemie was vertraagd en dat dit niet voldoende was meegewogen door de verweerder. Het gerecht oordeelde dat de ingangsdatum van de bevordering in overeenstemming was met het beleid dat bevorderingen niet verder terugwerken dan drie jaar voorafgaand aan de datum van indiening van het verzoek. Het bezwaar van klaagster werd ongegrond verklaard, en het gerecht benadrukte dat bevordering geen recht is, maar een discretionaire bevoegdheid van het bevoegde gezag. De uitspraak concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Uitspraak van 10 november 2025
Gaza nr. AUA202501252

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar in de zin van de
Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[Klaagster],

wonend in Aruba,
KLAAGSTER,
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Illes,
gericht tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. V.M. Emerencia (DWJZ).

INLEIDING

1.1
Bij Landsbesluit van 7 februari 2025 (de bestreden beschikking) heeft verweerder besloten om klaagster met ingang van 1 juli 2021 naar de rang van hoofdagent (schaal P06) te bevorderen.
1.2
In deze uitspraak beoordeelt het gerecht het bezwaar van klaagster gericht tegen de ingangsdatum van haar bevordering, ingediend bij het gerecht op 29 april 2025.
1.3
Verweerder heeft op 17 juli 2025 een contramemorie met stukken bij het gerecht ingediend.
1.4
Het gerecht heeft de zaak behandeld ter zitting van 15 september 2025, alwaar zijn verschenen klaagster bijgestaan door haar gemachtigde en verweerder bij de gemachtigde voornoemd.
1.5
De uitspraak is hierna nader bepaald op vandaag.

BEOORDELING

2. Het gerecht is van oordeel dat het bezwaar van klaagster ongegrond dient te worden verklaard en legt hierna dit oordeel uit.
Wat is relevant om te weten?
3.1
Klaagster is als politieambtenaar werkzaam bij het Korps Politie Aruba (KPA). Zij is laatstelijk met ingang van 1 oktober 2013 bevorderd naar de rang van brigadier 1ste klasse in schaal P05.
3.2
Sinds 1 januari 2020 bekleedt klaagster de functie van Specialist bij de Unit Examen Rijbewijzen, zijnde een functie in hoofdgroep III die maximaal is gewaardeerd op het niveau van schaal P07.
3.3
Op 12 juni 2024 heeft de korpschef schriftelijk voorgesteld om klaagster met ingang van 1 januari 2020 te bevorderen naar de rang van hoofdagent (schaal P06) en met ingang van 1 januari 2024 naar de rang van hoofdagent 1ste klasse (schaal P07).
3.4
Bij de bestreden beschikking heeft verweerder besloten om klaagster, met inachtneming van het beleid over de terugwerkende kracht van bevorderingen, met ingang van 1 juli 2021 te bevorderen naar de rang van hoofdagent (schaal P06). Daarbij heeft verweerder ook overwogen dat het voorstel van de korpschef om klaagster naar schaal P07 te bevorderen wordt afgewezen, omdat klaagster niet voldoet aan de vereiste dienstanciënniteit.
Wat is het standpunt van klager?
4. Klaagster kan zich niet verenigen met de door verweerder vastgestelde ingangsdatum van haar bevordering naar schaal P06, en stelt dat zij met ingang van 1 januari 2020 had moeten worden bevorderd, nu zij vanaf die datum de functie, die de bevordering rechtvaardigt, feitelijk uitvoert. Het voorstel van de korpschef, om klaagster vanaf 1 januari 2020 te plaatsen in de functie en te bevorderen, is vanwege de onzekere tijden van destijds (pandemie), tijdelijk blijven liggen en in het ongerede geraakt. Vanwege deze bijzonderheid bestaat er aanleiding om af te wijken van de beleidsregels. Verweerder heeft onvoldoende rekening gehouden met deze bijzonderheid waardoor de bestreden beschikking aan een motiveringsgebrek leidt en haar bezwaar gegrond is.
Wat is het standpunt van verweerder?
5. Verweerder is van menig dat de ingangsdatum van de bevordering van klaagster naar schaal P06 terecht is vastgesteld op 1 juli 2021. Bij de bepaling van deze datum heeft verweerder als uitgangspunt genomen dat het voorstel van de korpschef op 12 juni 2024 officieel is ingediend en geregistreerd. Volgens het in de rechtspraak aanvaarde beleid kan een bevordering niet verder terugwerken dan drie jaar voorafgaand aan de datum van indiening of registratie van een verzoek om bevordering.
Wat is de toepasselijke wet- en regelgeving?
1. Artikel 13, eerste lid, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (hierna: de Lma) bepaalt dat aanstelling en bevordering, voor zover daaromtrent regelen zijn vastgesteld, overeenkomstig deze regelen geschieden.
7.2
Ingevolge artikel 4 van de Bezoldigingsregeling Aruba (de BRA) dient een ambtenaar om in aanmerking te komen voor een bevordering te voldoen aan de in bijlage B opgenomen bevorderingseisen en voorts voor de vervulling van die betrekking geschikt en bekwaam te worden geacht.
7.3
Conform bestendig beleid mogen bevorderingen, gerekend vanaf de datum van officiële registratie c.q. verzoek, niet meer dan drie jaren terugwerken.
Wat vindt de ambtenarenrechter?
8.1
Ter beoordeling ligt voor de vraag of verweerder op goede gronden heeft besloten om klaagster ingaande 1 juli 2021 naar schaal P06 te bevorderen. Bij de beoordeling stelt het gerecht voorop dat bevordering geen recht van de betrokken ambtenaar is noch een automatisme, doch een discretionaire bevoegdheid van het bevoegde gezag. Dit betekent dat bij de toetsing van dat gebruik het gerecht dient te beoordelen of verweerder na afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot de bestreden beschikking heeft kunnen komen dan wel daarbij anderszins heeft gehandeld in strijd met enige rechtsregel of met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
8.2
Niet in geschil is dat klaagster per 1 januari 2020 in beginsel voldeed aan de vereisten voor een bevordering naar schaal P06. Het voorstel van de korpschef om klaagster te bevorderen dateert van 12 juni 2024. Pas op die datum is verweerder dus verzocht gebruik te maken van zijn discretionaire bevoegdheid om klaagster te bevorderen. Het bestendige beleid met betrekking tot de terugwerkende kracht van bevorderingen, doorstaat de rechterlijke toets. De in de bestreden beschikking gekozen ingangsdatum van 1 juni 2021 is in overeenstemming met dit beleid.
8.3
Voor zover klaagster zich op het standpunt heeft gesteld, dat haar niet kan worden tegengeworpen dat de korpschef het voorstel om haar te bevorderen pas op 12 juni 2024 heeft ingediend, overweegt het gerecht dat de ambtenaar een eigen verantwoordelijkheid heeft om een bevordering te verzoeken. Nu klaagster te kennen heeft gegeven dat zij niet zelf eerder dan 12 juni 2024 verweerder heeft verzocht om haar te bevorderen en de pandemie medio 2022 nagenoeg was geëindigd, ziet het gerecht geen aanleiding te oordelen dat verweerder in dit geval van het bestendige beleid had moeten afwijken.

CONCLUSIE

9. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het bezwaar van klaagster ongegrond dient te worden verklaard.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, ambtenarenrechter, bijgestaan door mr. drs. A.A. Wever, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 10 november 2025, in tegenwoordigheid van de griffier.
Informatie over hoger beroep
Tegen deze uitspraak kunnen alle partijen hoger beroep instellen bij de Raad van Beroep in ambtenarenzaken (RvBAz).
Het hoger beroepschrift moet worden ingediend
binnen 30 dagen:
  • na de dag van de uitspraak, als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest;
  • na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak, in de andere gevallen.
De indiener van het hoger beroep moet in ieder geval:
  • het hoger beroepschrift indienen in tweevoud;
  • een afschrift van deze uitspraak bijvoegen;
  • vermelden waarom hij het niet eens is met de uitspraak (hoger beroepsgronden).
Partijen kunnen gebruik maken van de mogelijkheid om binnen de gegeven hoger beroepstermijn te volstaan met een pro-forma hoger beroepschrift. Dit betekent dat de hoger beroepsgronden op een later moment kunnen worden ingediend.
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.