ECLI:NL:OGAACMB:2025:39

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
23 april 2025
Publicatiedatum
1 mei 2025
Zaaknummer
CAZ CUR202500052
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.M. Martinez
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Disciplinair ontslag van dierenarts wegens plichtsverzuim en ongeschiktheid

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Curaçao op 23 april 2025 uitspraak gedaan over het disciplinair ontslag van klaagster, een dierenarts en waarnemend hoofd van de Veterinaire Dienst. Klaagster was ontslagen door de Regering van Curaçao op basis van plichtsverzuim en functionele ongeschiktheid. De aanleiding voor het ontslag was het inslapen van twee honden op 25 juni 2023, zonder dat er een geschikte quarantaine mogelijkheid was en zonder dat de eigenaren van de honden vooraf op de hoogte waren gesteld. Daarnaast heeft klaagster tijdens een onderzoek stukken uit het kantoor van de Veterinaire Dienst verwijderd, wat ook als plichtsverzuim werd aangemerkt.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat klaagster zich schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim door de honden in te slapen in strijd met de wet en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Ook het verwijderen van documenten en materialen uit het kantoor tijdens een lopend onderzoek werd als ernstig plichtsverzuim beschouwd. Klaagster had niet voldoende onderbouwd waarom zij deze handelingen had verricht en het Gerecht oordeelde dat het ontslag niet disproportioneel was. Het bezwaar van klaagster tegen het ontslag werd ongegrond verklaard, en het Gerecht oordeelde dat het disciplinair ontslag in stand kon blijven.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van ambtenaren en de noodzaak om zich aan de geldende wet- en regelgeving te houden. Het Gerecht concludeerde dat de gedragingen van klaagster ernstige vormen van plichtsverzuim waren, wat een disciplinair ontslag rechtvaardigde. Klaagster had de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN CURAÇAO

Uitspraak
in de zaak van:

[Klaagster],

wonende in Curaçao,
klaagster,
gemachtigde: mr. L.N. Asjes, advocaat
tegen

de Regering van Curaçao,

verweerster,
gemachtigde: mr. R.A.P.H. Pols, advocaat.

Procesverloop

Bij landsbesluit van 13 december 2024 heeft de Regering klaagster primair disciplinair en subsidiair wegens functionele ongeschiktheid ontslagen (het ontslagbesluit).
Klaagster heeft bezwaar gemaakt daartegen (zaaknummer CUR202500052). Ook heeft klaagster een verzoek om een beslissing bij voorraad ingediend (zaaknummer CUR202500053).
Het bezwaar is ter zitting van het Gerecht van 24 februari 2025 behandeld. Klaagster is ter zitting verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Namens de Regering is de gemachtigde verschenen. Klaagster heeft het verzoek om een beslissing bij voorraad ter zitting ingetrokken.
In deze uitspraak beoordeelt het Gerecht het bezwaar van klaagster tegen het ontslagbesluit.

Overwegingen

wettelijk kader
1.1.
Op grond van artikel 45, eerste lid, van de Lma is de ambtenaar gehouden de plichten uit zijn ambt voortvloeiende nauwgezet en ijverig te vervullen en zich te gedragen zoals een goed ambtenaar betaamt.
1.2.
Op grond van artikel 47, eerste lid, van de Lma is de ambtenaar verplicht de gehele voor hem geldende werktijd aan de zaken van de overheid te wijden.
1.3.
Op grond van artikel 86, eerste lid, van de Lma meldt de ambtenaar een op redelijke gronden gebaseerd vermoeden van een inbreuk op de integriteit aan zijn diensthoofd, tenzij de melding op dat diensthoofd betrekking heeft in welk geval het vermoeden op de integriteit aan een ander diensthoofd wordt gemeld.
1.4.
Op grond van artikel 88, eerste lid, van de Lma kan de ambtenaar, die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt, of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt, deswege door het bevoegde gezag disciplinair worden gestraft.
Op grond van het tweede lid omvat plichtsverzuim zowel het overtreden van enig voorschrift als het doen of nalaten van iets, hetwelk een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen.
1.5.
Op grond van artikel 89, eerste lid, aanhef en onder i van de Lma geldt ontslag als een van de disciplinaire straffen, welke kunnen worden toegepast.
1.6.
Op grond van artikel 103, eerste lid, aanhef en onder f van de Lma geldt dat buiten de gevallen, hier voren of bij andere wettelijke regelingen bepaald, de ambtenaar kan worden ontslagen op grond van onbekwaamheid of ongeschiktheid voor het door hem beklede ambt, anders dan op grond van ziels- of lichaamsgebreken.
relevante feiten
2.1.
Klaagster is met ingang van 20 november 2013 aangesteld als dierenarts bij het Ministerie van Gezondheid, Milieu en Natuur (GMN), Sector Gezondheid, Veterinaire Zaken (Veterinaire Dienst) en is vanaf 2013 aangesteld als waarnemend Hoofd van de Veterinaire Dienst.
2.2.
Op 25 juni 2023 heeft klaagster twee honden ingeslapen die op die dag met een vlucht uit de Dominicaanse Republiek in Curaçao zijn aangekomen omdat, kort gezegd, de gezondheidsverklaring met betrekking tot deze honden niet door de Veterinaire Autoriteit van de Dominicaanse Republiek maar door de “Colegio Dominicano de Medicos Veterinarios Inc” is opgesteld.
2.3.
Het inslapen van de honden heeft voor zoveel commotie gezorgd binnen de Curaçaose samenleving en heeft geleid tot klachten over het functioneren van het Hoofd Veterinaire Zaken (het Hoofd) en klaagster. Naar aanleiding van deze klachten heeft de minister belast met de Veterinaire Dienst eind juni 2023 aan het Hoofd een toegangsontzegging opgelegd. Verder heeft de Regering het bedrijf Forensic Caribbean (FC) opgedragen om een onderzoek uit te voeren naar, voor zover hier van belang, mogelijk door het Hoofd en klaagster gepleegde plichtsverzuim (het onderzoek).
2.4.
Op vrijdag 28 juli 2023 is ten kantore van de Veterinaire Dienst een landsbesluit aan klaagster uitgereikt op grond waarvan haar aanstelling als waarnemend Hoofd Veterinaire Dienst is ingetrokken. Klaagster heeft op die dag om 15.35 uur het terrein van de Veterinaire Dienst verlaten. Vervolgens is klaagster om 19.05 uur naar de Veterinaire Dienst gegaan en heeft de bewaking gezien dat zij spullen aan het tillen was en naar haar auto heeft gebracht. De bewaking vond dat vreemd omdat klaagster normaliter niet naar kantoor gaat op die tijden. Op de volgende dag, zaterdag 29 juli 2023, heeft de bewaking klaagster het terrein tweemaal zien betreden om naar het kantoor van de Veterinaire Dienst te gaan. Klaagster is om 7.25 uur aangekomen. Na haar vertrek is zij om 12.25 uur teruggekomen en om 12.57 uur weer vertrokken. De bewaking heeft gezien dat klaagster dozen, mappen en documenten naar haar auto heeft gebracht en is weggereden.
2.5.
De onderzoekers van FC hebben op 1 augustus 2023 ontdekt dat veterinaire medicijnen uit het kantoor van de Veterinaire Dienst zijn verdwenen. Klaagster heeft later verklaard dat zij deze heeft meegenomen voor het Hoofd omdat deze medicijnen van hem waren.
2.6.
De Regering heeft klaagster met ingang van 3 augustus 2023 tot 4 november 2023 de toegang tot de Veterinaire Dienst ontzegd. Deze toegangsontzegging is verlengd tot 4 februari 2024. Aansluitend hieraan is klaagster geschorst.
2.7.
In het ontslagbesluit is, kort gezegd, vermeld dat klaagster plichtsverzuim heeft gepleegd door:
- op 25 juni 2023 twee honden in strijd met de wet en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur in te slapen;
- buiten kantoortijd op 28 juli 2023 en 29 juli 2023 meerdere dozen, documenten, mappen en, op zijn verzoek daartoe, ook veterinaire medicijnen van het Hoofd uit het kantoor van de Veterinaire Dienst weg te nemen;
- na te laten om op grond van het bepaalde in artikel 86, eerste lid, van de Lma melding te doen van nevenwerkzaamheden die het Hoofd binnen het gebouw van de Veterinaire Dienst onder werktijd verrichte waarvan klaagster kennis had dan wel had moeten hebben;
- na te laten na haar schorsing op 4 mei 2024 haar werkzaamheden te hervatten.
De Regering heeft klaagster gelet daarop primair disciplinair ontslagen. Verder heeft de Regering geoordeeld dat deze volgens haar plichtsverzuim opleverende gedragingen van klaagster ook blijk geven van haar ongeschiktheid voor het vervullen van haar functie. Om die reden heeft de Regering klaagster als subsidiaire ontslaggrond wegens functionele ongeschiktheid ontslagen.

Beoordeling ontslaggronden

Niet hervatten werkzaamheden na schorsing
3. De Regering verwijt klaagster dat ze na haar schorsing ten onrechte heeft nagelaten haar werkzaamheden te hervatten op 4 mei 2024. Klaagster heeft in verband hiermee toegelicht dat zij vanaf 30 juni 2023 tot en met 1 december 2024 door Arbo Consult arbeidsongeschikt is verklaard en dat dan ook geen sprake was van ongeoorloofde afwezigheid. Naar het oordeel van het Gerecht heeft de Regering in het licht hiervan onvoldoende betwist dat klaagster wegens ziekte haar werkzaamheden niet heeft hervat op 4 mei 2024. Gelet daarop kan het Gerecht niet aannemen dat klaagster ongeoorloofd afwezig was op het werk en moet het Gerecht concluderen dat de Regering de door haar gestelde ongeoorloofde afwezigheid van klaagster niet als reden voor disciplinair ontslag of ontslag wegens functionele ongeschiktheid mocht gebruiken.
Niet melden nevenwerkzaamheden van het Hoofd
4.1
Volgens de Regering dient een ambtenaar op grond van artikel 86, eerste lid, van de Lma een op redelijke gronden gebaseerd vermoeden van een inbreuk op de integriteit te melden aan zijn diensthoofd of een ander diensthoofd. De Regering verwijt klaagster dat het “ten zeerste aannemelijk” is dat zij ervan op de hoogte was dat het Hoofd, zonder dat hij daarvoor toestemming had gevraagd, onder werktijd, waarschijnlijk ongeoorloofde, nevenwerkzaamheden uitvoerde bestaande uit het verkopen van door hem ingekochte veterinaire medicijnen aan derden en het innen van buitenwettelijke gelden voor diensten van de Veterinaire Dienst. Immers, aldus de Regering, heeft het Hoofd klaagster gedurende zijn schorsing verzocht om veterinaire medicijnen voor hem weg te nemen uit het kantoor van de Veterinaire Dienst. Door na te laten de integriteitsbreuk van het Hoofd te melden heeft klaagster volgens de Regering in strijd met de artikelen 45, eerste lid, en 86, eerste lid, van de Lma gehandeld en heeft ze zich daarmee aan plichtsverzuim schuldig gemaakt.
4.2.
In het rapport dat FC naar aanleiding van het onderzoek heeft opgemaakt ontbreekt een verklaring van de met de Veterinaire Dienst belaste minister of Secretaris-Generaal waaruit blijkt dat het Hoofd onder werktijd en in het kantoor van de Veterinaire Dienst in veterinaire medicijnen handelde zonder voorafgaande toestemming van een van hen. Gelet daarop kan in het kader van deze procedure niet worden aangenomen dat het Hoofd zich aan ongeoorloofde nevenwerkzaamheden schuldig heeft gemaakt en kan klaagster dan ook niet worden verweten dat ze in strijd met op haar rustende wettelijke verplichtingen als ambtenaar heeft nagelaten bedoelde activiteiten van het Hoofd te melden. Naar het oordeel van het Gerecht hoefde klaagster dat uit hoofde van haar functie ook niet te weten of daar onderzoek naar te doen. Overigens gebeurde die verkoop kennelijk openlijk. Ook om die reden hoefde klaagster niet te vermoeden dat het Hoofd zich schuldig maakte aan ongeoorloofde nevenwerkzaamheden, zoas de Regering stelt. De conclusie is dan ook dat dit verwijt aan klaagster niet terecht is en om die reden niet dragend kan zijn voor een disciplinair ontslag en ook niet voor een ongeschiktheidsontslag.
inslapen honden
5.1.
Op grond van artikel 2 van de Landsverordening kleine dieren (LKD) is het verboden om kleine dieren in te voeren zonder een geldige gezondheidsverklaring.
Op grond van artikel 3, eerste lid, van de LKD moet een betrokken dier onmiddellijk in quarantaine worden gesteld indien niet aan de in of krachtens artikel 2 van de LKD gestelde voorwaarden is voldaan. Op grond van het derde lid kan het dier na het eindigen van de quarantainetijd worden afgemaakt.
5.2.
Klaagster was op 25 juni 2023 toen zij de honden heeft ingeslapen niet alleen een dierenarts in dienst van de Veterinaire Dienst maar ook waarnemend Hoofd Veterinaire Dienst. Gelet daarop en gelet op het bepaalde in artikel 3, eerste en derde lid, van de LKD heeft klaagster onvoldoende toegelicht waarom zij niet heeft gezorgd voor een geschikte ruimte om de in dit artikel bedoelde quarantaine mogelijk te maken. Toen klaagster tot de conclusie kwam dat de voor de honden overgelegde gezondheidsverklaringen niet voldeden aan de volgens haar geldende voorwaarden, heeft zij de honden op dezelfde dag ingeslapen. Dat heeft klaagster gedaan zonder daaraan voorafgaand een schriftelijke en gemotiveerde beslissing aan de eigenaars van de honden te doen toekomen zodat voor hen kenbaar was dat de honden zouden worden ingeslapen en wat precies de reden daarvoor was. Naast het feit dat klaagster de honden heeft ingeslapen zonder quarantaine en dus in afwijking van het bepaalde in artikel 3, eerste en derde lid, van de LKD, heeft klaagster door het inslapen niet te laten voorafgaan door een schriftelijke en gemotiveerde beslissing, zoals de Regering terecht stelt, ook in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur gehandeld.
5.3.
Klaagster wijst op het belang van de volksgezondheid en dat het haar taak is om te voorkomen dat hondsdolheid hier te lande wordt ingevoerd. Klaagster houdt echter geen rekening met het feit dat de Veterinaire Dienst, waarvan zij waarnemend Hoofd was, niet heeft gezorgd voor een voor quarantaine geschikte ruimte zoals de wet voorschrijft. De eigenaren van de honden hoefden er niet mee bekend te zijn dat quarantaine niet mogelijk was en hoefden dan ook geen rekening te houden met het meteen inslapen van de door hen ingevoerde honden. Dat geldt te meer omdat klaagster het ook niet nodig vond om het inslapen te laten voorafgaan door een gemotiveerde schriftelijke beslissing aan de eigenaars van de honden. Daarmee heeft klaagster niet alleen bewust het risico van miscommunicatie tussen haar als dienstdoende dierenarts en de eigenaars van de honden aanvaard, maar heeft zij ook onvoldoende rekening gehouden met het belang van laatstgenoemden om duidelijkheid te hebben over haar beslissing en wanneer deze zou worden uitgevoerd. Die miscommunicatie heeft zich ook voorgedaan omdat de betrokken keurmeester aan de eigenaars van de honden heeft meegedeeld dat er twee opties waren, namelijk de honden meteen terugsturen met de op dat moment vertrekkende vlucht of quarantaine en daarna met de eerstvolgende vlucht terugsturen. De eigenaars van de honden hoefden overigens niet te twijfelen aan die mededeling van de keurmeester aangezien quarantaine op grond van artikel 3, eerste lid, van de LKD mogelijk is in een dergelijk geval. Anders dan klaagster stelt, is dan ook niet aannemelijk geworden dat de eigenaars van de honden de bewuste keuze hebben gemaakt om de honden niet met de vertrekkende vlucht terug te sturen wetende dat deze zouden worden ingeslapen.
5.4.
Verder heeft klaagster onvoldoende toegelicht dat het kenbaar was voor de eigenaars van de honden dat uitsluitend een gezondheidsverklaring van de Veterinaire Autoriteit van de Dominicaanse Republiek voldeed. Dat importeurs van dieren in het verleden vervalste gezondheidsverklaringen hebben overgelegd, dat rabiës voorkomt in de Dominicaanse Republiek en dat het een dodelijke ziekte is, zijn geen omstandigheden die maken dat klaagster de honden mocht inslapen zonder een voorafgaande schriftelijke beslissing. Dat klaagster op de dag na het inslapen van de honden samen met het Hoofd met de eigenaars van de honden heeft gesproken, maakt het voorgaande niet anders.
5.5.
Op grond van het voorgaande komt het Gerecht tot de conclusie dat klaagster met het inslapen van de twee honden op 25 juni 2023 zich aan plichtsverzuim heeft schuldig gemaakt. Dat plichtsverzuim is volledig aan klaagster toe te rekenen. Dat klaagster op de bewuste dag overleg heeft gepleegd met het Hoofd, neemt niet weg dat zij zelfstandig de beslissing heeft genomen om de honden in te slapen en deze beslissing ook zelf heeft uitgevoerd.
5.6.
Het Gerecht dient hierbij wel op te merken dat het te betreuren is dat de Regering duidelijk onvoldoende toezicht heeft gehouden op de gang van zaken bij de Veterinaire Dienst omdat ze anders veel eerder bekend zou zijn geweest met het feit dat dieren op deze manier werden ingeslapen en had zij maatregelen kunnen treffen om een einde te brengen aan die situatie.
Verwijderen van stukken
6.1.
Op vrijdag 28 juli 2023 is een landsbesluit aan klaagster overhandigd waarin is vastgelegd dat haar waarneming van de functie van Hoofd Veterinaire Zaken is ingetrokken. Op die middag heeft klaagster om 15.35 uur het terrein van de Veterinaire Dienst verlaten. Op diezelfde dag is klaagster in de avonduren, namelijk om 19.05 uur, teruggegaan naar het kantoor van de Veterinaire Dienst om vervolgens om 19.40 uur het terrein te verlaten. Op zaterdag 29 juli 2023 heeft klaagster zich om 7.25 uur weer naar het kantoor van de Veterinaire Zaken begeven. Zij is weggegaan om vervolgens om 12.25 uur terug te keren naar het kantoor van de Veterinaire Dienst. Om 12.57 uur is ze weer weggegaan. De bewaking heeft gezien dat klaagster steeds meerdere dozen, mappen en documenten van het kantoor van de Veterinaire Dienst naar haar auto heeft gebracht voordat ze wegreed.
6.2.
In het kader van het onderzoek heeft FC op 1 augustus 2023 vastgesteld dat veterinaire medicijnen die op 28 juli 2023 nog aanwezig waren in het kantoor van de Veterinaire Dienst niet meer aanwezig waren.
6.3.
Klaagster stelt dat alle door haar op 28 juli 2023 en 29 juli 2023 meegenomen artikelen geen eigendom waren van de Veterinaire Dienst en dat het uitgesloten is dat de Veterinaire Dienst op een of andere manier daardoor kon worden benadeeld. Klaagster heeft daarbij ook veterinaire medicijnen meegenomen die eigendom waren van het Hoofd, dat wegens een toegangsontzegging het kantoor van de Veterinaire Dienst toen niet mocht betreden. Anders dan de Regering is klaagster van mening dat ze met het verwijderen van deze artikelen uit het kantoor van de Veterinaire Dienst niet in strijd met artikel 45, eerste lid, van de Lma heeft gehandeld en zich evenmin aan plichtsverzuim als bedoeld in artikel 88, tweede lid, van de Lma schuldig heeft gemaakt.
6.4.
Het Gerecht is het met de Regering eens dat deze gedragingen van klaagster plichtsverzuim opleveren. Klaagster wist dat het onderzoek in volle gang was en wist ook wat het doel van het onderzoek was. Ook wist ze dat het Hoofd geen toegang had tot het kantoor van de Veterinaire Dienst wegens een aan hem in verband met dat onderzoek opgelegde toegangsontzegging. Door desondanks, zonder voorafgaande toestemming van de Secretaris-Generaal, artikelen uit het kantoor van de Veterinaire Dienst te verwijderen heeft klaagster zich schuldig gemaakt aan plichtsverzuim. Klaagster had moeten begrijpen dat juist omdat het onderzoek nog liep zij niet buiten de Secretaris-Generaal om artikelen uit het kantoor van de Veterinaire Dienst mocht verwijderen. Immers, die artikelen waren wellicht van belang voor het onderzoek. Doordat klaagster deze artikelen heeft verwijderd en dat ook nog buiten kantoortijd en dus buiten het zicht van collega’s heeft gedaan, mocht de Regering tot het oordeel komen dat klaagster niet integer heeft gehandeld. Achteraf kan immers niet meer worden vastgesteld welke artikelen precies klaagster heeft meegenomen. Klaagster heeft mogelijk ook stukken die voor haar of het Hoofd belastend waren in het kader van het lopende onderzoek aan dat onderzoek onttrokken. Dat uit het onderzoek vervolgens blijkt dat uitgerekend op 29 juli 2023 de camerabeelden van het kantoor van de Veterinaire Dienst niet meer beschikbaar zijn maakt de schijn van niet-integer handelen van klaagster alleen maar groter. Dat was namelijk de zaterdag waarop klaagster tweemaal naar het kantoor van de Veterinaire Dienst is gegaan en dozen, mappen en documenten uit het kantoor naar haar auto heeft gebracht en meegenomen. Daarbij kan in het midden blijven of klaagster de camerabeelden zelf heeft gewist of dat een derde dat al dan niet op verzoek van klaagster gedaan heeft. Feit is dat klaagster met haar handelen twijfels heeft doen ontstaan over haar integriteit.
6.5.
Het door klaagster gepleegde plichtsverzuim kan haar volledig worden toegerekend. Zij heeft doelbewust gehandeld wetende dat op dat moment het onderzoek nog liep.
Proportionaliteit van de disciplinaire straf
7. Klaagster heeft plichtsverzuim gepleegd door het inslapen van de honden in strijd met het bepaalde in artikel 3, eerste en derde lid, van de LKD en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Ook heeft ze plichtsverzuim gepleegd door tijdens het lopende onderzoek van FC zonder voorafgaande toestemming van de Secretaris-Generaal artikelen uit het kantoor van de Veterinaire Dienst te verwijderen. Zoals al is overwogen kunnen deze handelingen klaagster worden toegerekend. Deze zijn ernstige vormen van plichtsverzuim vooral gelet op het doelbewust wegnemen van stukken die wellicht belastend hadden kunnen zijn voor klaagster of het Hoofd in het kader van het onderzoek van FC. Het Gerecht is van oordeel dat door de ernst van deze vormen van plichtsverzuim een disciplinair ontslag niet een disproportionele straf is voor klaagster. Het disciplinair ontslag kan dus in stand blijven. Aan beoordeling van het ontslag wegens functionele ongeschiktheid komt het Gerecht daarom niet toe.
8. Het voorgaande brengt met zich dat het bezwaar ongegrond is.
conclusie
De slotsom is dat het bezwaar van klaagster ongegrond is en dat het disciplinair ontslag in stand kan blijven. Aan beoordeling van het ontslag wegens functionele ongeschiktheid komt het Gerecht daarom niet toe. Voor een proceskostenveroordeling bestaat gelet op het voorgaande geen aanleiding.

Beslissing

Het Gerecht in Ambtenarenzaken:
-
verklaarthet bezwaar van klaagster
ongegrond.
Aldus gedaan door mr. N.M. Martinez, rechter in ambtenarenzaken, en in het openbaar uitgesproken op 23 april 2025 in tegenwoordigheid van P.N.F. Pereira do Tanque, griffier.

Informatie over hoger beroep

Tegen deze uitspraak kunnen alle partijen hoger beroep instellen bij de Raad van Beroep in ambtenarenzaken (RvBAz) Het hoger beroepschrift moet worden ingediend
binnen 30 dagenna de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
De indiener van het hoger beroep moet in ieder geval:
- het hoger beroepschrift indienen in tweevoud;
- een afschrift van deze uitspraak bijvoegen;
- vermelden waarom hij het niet eens is met de uitspraak (hoger beroepsgronden).
Partijen kunnen gebruik maken van de mogelijkheid om binnen de gegeven hoger beroepstermijn te volstaan met een pro-forma hoger beroepschrift. Dit betekent dat de hoger beroepsgronden op een later moment kunnen worden ingediend.
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.