4.3Bij e-mailbericht van 5 december 2024 heeft de gemachtigde van verweerder aangegeven dat uitsluitend de gouverneur bevoegd is om op een verzoek om pensioeninkoop van vóór 2012 te beslissen. Tevens is hierbij aan het gerecht meegedeeld dat de gouverneur de rechtsgevolgen van de beschikking van 21 augustus 2023 voor zijn rekening neemt. Het gerecht is van oordeel dat het bevoegdheidsgebrek hiermee is geheeld en ziet hierin geen reden voor vernietiging van het aangevochten besluit.
Wat is het standpunt van klager?
5. Klager is het niet eens met de afwijzing van zijn verzoek tot pensioeninkoop voor de periode 2000–2008. Volgens klager had hij op grond van de Pensioenverordening landsdienaren (PVL) recht op pensioenopbouw gedurende de periode 2000 tot en met 2008, net als iedere andere ambtenaar. Verder is klager van mening dat hij op grond van artikel 5, derde lid, aanhef en onder a, van de Lma, na tien jaar van rechtswege in vaste dienst had moeten worden benoemd. Omdat dit is nagelaten, is hem de kans onthouden om pensioen in te kopen. Voorts beroept klager zich op het gelijkheidsbeginsel. Daarbij verwijst hij naar de gevallen waarover de Commissie Witte Vlek heeft geadviseerd, waarbij ambtenaren de mogelijkheid is geboden om alsnog pensioen in te kopen. Klager stelt tot slot dat de bestreden beschikking in strijd is met de beginselen van zorgvuldigheid, motivering en rechtszekerheid en ook daarom niet in stand kan blijven.
6. Verweerder stelt zich op het standpunt dat klager over de periode van 2000 tot en met 2008 geen pensioenaanspraken heeft opgebouwd, omdat hij in die periode in tijdelijke dienst was en ambtenaren in tijdelijke dienst geen pensioen opbouwen. Conform de destijds geldende pensioenregeling had klager uiterlijk binnen één jaar na zijn aanstelling als ambtenaar in vaste dienst de mogelijkheid om een verzoek tot pensioeninkoop in te dienen. Dat heeft klager niet gedaan. Met de inwerkingtreding van de Landsverordening algemeen pensioen (Lap) per 1 januari 2012 is wettelijk bepaald dat iedere werknemer via zijn werkgever pensioen dient op te bouwen. Op grond van de Lap is pensioeninkoop voor een periode van meer dan vijf jaar terug slechts mogelijk indien het betrekking heeft op de periode vanaf 1 januari 2012. Aangezien het verzoek van klager betrekking heeft op inkoop van pensioen over een periode gelegen vóór 1 januari 2012, namelijk van 2000 tot 2008, komt zijn verzoek op grond van de geldende wetgeving niet voor honorering in aanmerking. Verweerder heeft verder aangegeven dat de Pensioenverordening landsdienaren (PVL) in het kader van de versobering van het pensioenstelsel per 1 januari 2011 is ingetrokken en vervangen door het privaatrechtelijke Nieuw Pensioenreglement 2011 (NPR 2011). Per 1 januari 2014 is het NPR 2011 vervangen door het privaatrechtelijke Nieuw Pensioenreglement 2014 (NPR 2014), dat wordt uitgevoerd door de Stichting Algemeen Pensioenfonds Aruba (APFA).
7. Klager beroept zich allereerst op de Pensioenverordening landsdienaren (PVL) in samenhang – zo begrijpt het gerecht – met artikel 5, derde lid, van de Lma. Hij stelt dat de PVL nog op hem van toepassing zou moeten zijn, omdat hij conform artikel 5, derde lid, van de Lma na tien jaar van rechtswege in vaste dienst is benoemd.
Deze beroepsgrond faalt. Vast staat dat de PVL reeds in 2011 is ingetrokken en derhalve niet meer van toepassing is op het verzoek van klager uit mei 2023 tot pensioeninkoop. Anders dan klager meent, vindt de benoeming in vaste pensioengerechtigde dienst niet van rechtswege of automatisch plaats, maar op verzoek. De ambtenaar moet hiervoor een aanvraag indienen. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat klager deze aanvraag nooit heeft ingediend. Evenmin kan klagers beroep op de adviezen van de Commissie Witte Vlek hem baten, daar deze commissie – op basis van de voorgelegde voorstellen –pensioeninkoop bij wijze van uitzondering alleen voor de periode van 2012 tot en met 2015 mogelijk heeft gemaakt. En dus niet voor de periode 2000 tot 2008.
Gelet op het voorgaande concludeert het gerecht dat verweerder het verzoek van klager om alsnog pensioenaanspraken te mogen inkopen over de periode van 2000 tot en met 2008 terecht heeft afgewezen. Dat daarbij is gehandeld met de wet of het recht, genoemde algemene beginselen van behoorlijk bestuur daaronder begrepen, is het gerecht niet gebleken.