ECLI:NL:OGAACMB:2025:44

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
17 maart 2025
Publicatiedatum
7 mei 2025
Zaaknummer
AUA202303073
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een bezwaar tegen functiewaardering in het ambtenarenrecht

In deze zaak heeft klaagster, de Gouverneur van Aruba, bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van haar verzoek om een hogere functiewaardering voor haar functie als chef salarisadministratie. Klaagster was werkzaam bij de Directie Financiën en had verzocht om dezelfde waardering als die van een vergelijkbare functie bij het Departamento di Recurso Humano. Het gerecht heeft de zaak behandeld op 6 januari 2025 en de uitspraak is gedaan op 17 februari 2025. Klaagster stelde dat haar functie gelijkwaardig was aan de functie van Hoofd Shared Service Center bij het DRH, dat hoger was ingeschaald. Het gerecht oordeelde echter dat klaagster geen nieuw feit of veranderde omstandigheid had aangedragen die een herziening van het eerdere landsbesluit rechtvaardigde. De rechter concludeerde dat het bezwaar ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Klaagster kan in hoger beroep gaan bij de Raad van Beroep in ambtenarenzaken.

Uitspraak

Uitspraak van 17 februari 2025
Gaza nr. AUA202303073

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar in de zin van
de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[Klaagster],

wonend te Aruba,
KLAAGSTER,
gemachtigde: mr. D.G. Kock, advocaat,
tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. Y.F.M. Kaarsbaan (DWJZ).

PROCESVERLOOP

In de beschikking van 3 juli 2023 (de bestreden beschikking) heeft verweerder het verzoek van klaagster om in aanmerking te komen voor “dezelfde waardering die het Departamento di Recurso Humano voor de functie van chef salarisadministratie heeft gecreëerd” afgewezen. Klaagster heeft deze beschikking op 3 augustus 2023 ontvangen.
Hiertegen heeft zij op 31 augustus 2023 pro-forma bezwaar gemaakt bij het gerecht. Op 25 oktober 2023 heeft klaagster haar bezwaar aangevuld.
Verweerder heeft op 24 november 2023 een contramemorie ingediend.
Het gerecht heeft de zaak behandeld op de zitting van 6 januari 2025. Klaagster is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Wat zijn de relevante feiten?
1. Klaagster was als ambtenaar werkzaam bij de Directie Financiën (DF) in de functie van chef salarisadministratie. Deze functie is maximaal gewaardeerd op het niveau van schaal 11. In het landsbesluit van 15 oktober 2021 no. 1 is klaagster met ingang van 1 september 2007 bevorderd naar de rang van hoofdkommies 1ste klasse (schaal 11, dienstjaar 5).
1.1
Klaagster is inmiddels niet meer werkzaam bij de DF. Zij heeft verweerder op 16 maart 2023 verzocht om met terugwerkende kracht in aanmerking te komen voor dezelfde waardering die bij het Departamento Recurso Humano (DRH) voor haar functie heeft gecreëerd.
1.2
In de bestreden beschikking heeft verweerder dit verzoek afgewezen.
1.3
Klaagster is het hiermee niet eens. Zij stelt dat haar functie in alle opzichten gelijkwaardig is aan de overeenkomstige functie die bestaat bij het DRH en dat die functie bij het DRH hoger is ingeschaald dan de functie die zij bij de DF vervulde. Weliswaar bestaat de functie van chef salarisadministratie niet bij het DRH, maar volgens klaagster is haar functie vergelijkbaar met de Hoofd Shared Service Center bij die dienst. Die functie kent een waardering tot maximaal schaal 13. Door klaagster niet ook schaal 13 toe te kennen, is volgens haar sprake van ongerechtvaardigde ongelijkheid. Daarover gaat deze uitspraak.
Wat vindt het gerecht?
2. Het gerecht geeft klaagster hierin geen gelijk en zal hierna uitleggen hoe het tot dit oordeel komt. Bij de bespreking van het bezwaar zal het gerecht het standpunt van verweerder betrekken.
3. De eerste vraag die voorligt, is hoe het verzoek van klaagster moet worden geduid. Klaagster stelt zich op het standpunt dat de functie die zij heeft bekleed bij de DF achteraf bezien hoger gewaardeerd had moeten worden.
3.1
Als het verzoek moet worden gezien als een algemeen verzoek om de functie van chef salarisadministratie bij de DF hoger te waarderen, dan geldt, zoals verweerder terecht heeft opgemerkt, dat het gerecht hierover geen beslissing kan nemen. Het gerecht verwijst naar de rechtspraak van de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken, bijvoorbeeld de uitspraak van 20 september 2007 (ECLI:NL:ORBANAA:2007:BJ6420), waaruit volgt dat functiewaarderingsbesluiten, mede vanwege hun functie-overstijgend karakter, en de daaraan ten grondslag liggende functie- of organisatiebeschrijvingen op een lijn worden gesteld met besluiten van algemene streking. Daarom kunnen zij, gelet op het bepaalde in artikel 35, vierde lid van de La niet door de ambtenarenrechter worden beoordeeld.
4. Het gerecht merkt het verzoek van klaagster echter niet aan als een algemeen verzoek om een wijziging in de functiewaardering, maar als een verzoek om in haar geval terug te komen van het landsbesluit van 15 oktober 2021 waarin zij is bevorderd naar schaal 11, in die zin dat klaagster daarmee met terugwerkend kracht een hogere inschaling wil bereiken.
4.1
Het gerecht is van oordeel dat klaagster, als zij bevorderd had willen worden naar een hogere schaal, bezwaar had moeten maken tegen het landsbesluit van 15 oktober 2021. Dat heeft zij niet gedaan, zodat in deze procedure van de rechtmatigheid van dit landsbesluit moet worden uitgegaan.
4.2
Volgens vaste rechtspraak is een bestuursorgaan in het algemeen bevoegd om een verzoek om terug te komen op een eerder genomen beschikking inhoudelijk te behandelen en daarbij de oorspronkelijke beschikking in volle omvang te heroverwegen. Als het bestuursorgaan de beschikking handhaaft, kan dit echter niet de weg openen naar een toetsing als betrof het de oorspronkelijke beschikking. Een dergelijke wijze van toetsen zou zich niet verdragen met de dwingendrechtelijke voorgeschreven termijnen voor het instellen van rechtsmiddelen (vergelijk Raad van Beroep in Ambtenarenzaken, 24 februari 2021, ECLI:NL:ORBAACM:2021:9, en 28 juni 2023, ECLI:NL:ORBAACM:2023:53). De ambtenarenrechter moet dan ook de oorspronkelijke beschikking tot uitgangspunt nemen. De beoordeling van een verzoek om terug te komen van deze beschikking vindt plaats op grondslag van de aan dat verzoek ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden. Relevant is of klaagster nieuw gebleken of veranderde omstandigheden heeft aangedragen die maken dat verweerder zou moeten onderzoeken of het eerder genomen besluit voor herziening in aanmerking komt.
4.3
Klaagster heeft gesteld dat haar functie gelijk is aan de bij het DRH bestaande functie Hoofd Shared Service Center en dat deze functie daar hoger is gewaardeerd. Dit is geen nieuw feit of veranderde omstandigheid die ertoe moet leiden dat verweerder opnieuw moet kijken naar de bevordering van klaagster. De bij DRH bestaande functies met bijbehorende waardering, waaronder die van Hoofd Shared Service Center, waren reeds ten tijde van het landsbesluit van 15 oktober 2021 vastgesteld (namelijk al in 2010). Klaagster had dus eerder op de hoogte kunnen zijn van de bezoldigingen die gelden voor medewerkers van het DRH, omdat dit algemeen beschikbare informatie is. Dat klaagster lange tijd niet op haar werk is verschenen vanwege verschillende procedures die zijn gevoerd tussen haar en de DF, maakt dat niet anders. Verweerder heeft in wat klaagster naar voren heeft gebracht geen aanleiding hoeven zien om het eerder genomen landsbesluit te herzien.
4.4
Verweerder heeft overigens betwist dat de functie van klaagster gelijkwaardig is aan de door haar bedoelde functie bij het DRH. De met de functie van chef salarisadministratie bij de DF vergelijkbare functie bij het DRH is die van personeelsspecialist en niet die van Hoofd Shared Service Center. Deze functie is, net als de functie van klaagster, maximaal gewaardeerd in schaal 11. Klaagster heeft dit onvoldoende gemotiveerd weersproken. Nog los van het feit dat wat klaagster heeft aangedragen niet is aan te merken als novum, heeft zij haar stellingen dus ook niet onderbouwd.
5. Het bezwaar van klaagster slaagt niet. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. W.C.E. Winfield, rechter in ambtenarenzaken, bijgestaan door mr. M.E.C. Bakker, griffier, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 februari 2025 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: Binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: Binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.