ECLI:NL:OGAACMB:2025:50
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen ongegrondverklaring verzoek om eervol ontslag op grond van de Landsverordening vrijwillige uitdiensttreding
In deze zaak heeft appellant, een ambtenaar werkzaam bij Dienst Sociale Zaken (DSZ) in Aruba, beroep ingesteld tegen de ongegrondverklaring van zijn verzoek om eervol ontslag op basis van de Landsverordening vrijwillige uitdiensttreding (Lvut). De aanvraag voor ontslag werd eerder afgewezen door de Beoordelingscommissie, die oordeelde dat het verlenen van ontslag de continuïteit van de dienstverlening bij de DSZ zou schaden. Appellant voerde aan dat hij niet was gehoord door de bezwaaradviescommissie en dat zijn verzoek in strijd met het gelijkheidsbeginsel was afgewezen, aangezien andere ambtenaren in vergelijkbare situaties wel ontslag hadden gekregen.
De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. Het gerecht oordeelde dat de Beoordelingscommissie terecht had geconcludeerd dat het ontslag van appellant negatieve gevolgen zou hebben voor de bezetting van de dienst, gezien zijn functie, opleiding en ervaring. De rechtbank stelde vast dat de financiële situatie van het Land op dat moment niet toeliet om appellant eervol ontslag te verlenen, en dat de eerdere goedkeuringen van vut-aanvragen aan andere ambtenaren niet relevant waren voor de huidige situatie.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarbij werd benadrukt dat de beslissing van de Beoordelingscommissie in overeenstemming was met de wetgeving en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering op de regel rechtvaardigden. De uitspraak werd gedaan door rechter A.J. Martijn op 28 april 2025.