ECLI:NL:OGAACMB:2025:51

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
28 april 2025
Publicatiedatum
14 mei 2025
Zaaknummer
AUA202404006 en AUA202404007
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaar tegen feitelijke handeling van de Gouverneur van Aruba inzake knoopepauletten voor ambtenaren

In deze uitspraak van 28 april 2025 beoordeelt het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba de bezwaren van twee klaagsters, werkzaam bij de Dienst Gevangeniswezen Aruba, tegen het nalaten van de Gouverneur van Aruba om hen knoopepauletten uit te reiken die behoren bij hun functie van ploegcommandant. Klaagsters hebben op 14 november 2024 een bezwaarschrift ingediend, omdat zij zich benadeeld voelen ten opzichte van collega’s die wel de epauletten hebben ontvangen. De Gouverneur heeft echter gesteld dat de klaagsters nog niet definitief zijn aangesteld als ploegcommandant, omdat zij niet voldoen aan de voorwaarden van het aanstellingsbesluit, waaronder het verlagen van hun ziekteverzuim. Tijdens de zitting op 24 februari 2025 zijn de klaagsters niet verschenen, maar hun gemachtigde was wel aanwezig. Het gerecht heeft geconcludeerd dat de bezwaren van klaagsters niet-ontvankelijk zijn, omdat het nalaten om de knoopepauletten uit te reiken geen feitelijke handeling is waartegen bezwaar kan worden gemaakt. De rechter heeft geen aanleiding gezien voor het toekennen van proceskostenvergoeding en heeft de bezwaren van klaagsters afgewezen.

Uitspraak

Uitspraak van 28 april 2025
Gaza nrs. AUA202404006 en AUA202404007

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op de bezwaren in de zin van
de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[Klaagster 1],

[Klaagster 2],
beiden wonend te Aruba,
KLAAGSTERS,
gemachtigde: de advocaat mr. R.P. Lee,
tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. Y.F.M. Kaarsbaan (DWJZ).

INLEIDING

1.1
In deze uitspraak beoordeelt het gerecht de bezwaren van klaagsters gericht tegen een feitelijke nalaten van verweerder, inhoudende dat aan klaagsters – kort gezegd – geen knoopepauletten zijn uitgereikt.
1.2
Klaagsters hebben op 14 november 2024 een bezwaarschrift ingediend bij het gerecht.
1.3
Verweerder heeft op 17 januari 2025 producties ingediend.
1.4
Het gerecht heeft de beide zaken gevoegd behandeld ter zitting van 24 februari 2025. Klaagsters zijn daar niet verschenen. Wel is verschenen hun gemachtigde. Verweerder zich heeft laten vertegenwoordigen door de gemachtigde voornoemd.
1.5
De uitspraak in beide zaken is vervolgens bepaald op vandaag.

BEOORDELING

2. Het gerecht is van oordeel dat de bezwaren van klaagsters niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard en legt hierna dit oordeel uit.
Wat is van belang om te weten?
3.1
Klaagsters zijn als ambtenaar werkzaam bij de Dienst Gevangeniswezen Aruba (DGwA).
3.2
Bij landsbesluiten van 1 september 2023 heeft verweerder klaagsters met ingang van 1 januari 2021 ingepast in de nieuwe formatiestructuur van de DGwA in de functie van penitentiair inrichtingswerker en klaagsters bevorderd naar schaal 7, dienstjaar 7. Verweerder heeft klaagsters per diezelfde datum ontheven uit die functie en aangesteld als ploegcommandant detentie, onder de voorwaarde dat klaagsters hun ziekteverzuim verlagen c.q. halveren en meewerken aan een ziekteverzuim verbetertraject.
3.3
Klaagsters hebben kennis genomen van een foto waarop enkele collega’s in uniform te zien zijn tijdens een feestelijke gelegenheid. Zij hebben op de foto twee collega’s herkend die net als zijzelf recent tot ploegcommandant zijn benoemd. Deze collega’s dragen op hun overhemd epauletten met een (1) knoop, de onderscheiding behorend bij de functie van ploegcommandant. Aan klaagsters zijn die epauletten niet uitgereikt. Dat stoort klaagsters.
3.4
Bij brief van 27 oktober 2024 hebben klaagsters aan de minister van Justitie en Sociale Zaken verzocht om hun rechtspositie recht te trekken en, net zoals aan de twee collega’s op de foto, knoopepauletten behorende bij de functie van ploegcommandant uit te reiken.
3.5
Bij brief van 18 november 2024 heeft de voorzitter van het managementteam DGwA klaagsters geïnformeerd dat hun benoeming tot ploegcommandant nog niet definitief is, omdat zij nog niet voldoen aan de in het aanstellingsbesluit gestelde voorwaarde.
3.6
Klaagsters hadden inmiddels op 14 november 2024 een bezwaarschrift ingediend bij het gerecht.
Wat is het standpunt van klaagsters?
4. Klaagsters menen dat verweerder, door aan hen niet de knoopepauletten uit te reiken die horen bij de functie van ploegcommandant, in strijd handelt met verschillende algemene beginselen van behoorlijk bestuur, met name het gelijkheids-, motiverings-, zorgvuldigheids-, rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel. Klaagsters stellen dat zij op de werkvloer herkent moeten worden als zijnde ploegcommandant, zodat er in crisissituaties geen discussie kan ontstaan over hun leidinggevende positie.
Wat is het standpunt van verweerder?
5. Verweerder heeft zich ter zitting primair op het standpunt gesteld dat geen sprake is van een voor bezwaar vatbare handeling als bedoeld in artikel 35 van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak, zodat de bezwaren van klaagsters niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. Subsidiair stelt verweerder zich op het standpunt dat klaagsters nog geen recht hebben op uitreiking van de knoopepauletten, omdat zij nog niet definitief zijn aangesteld als ploegcommandant. Dat zal pas gebeuren als aan de voorwaarde voor definitieve plaatsing is voldaan. En zover is het nog niet. Daarvoor is het ziekteverzuim van klaagsters nog (veel) te hoog. Dat klaagsters nog niet definitief tot ploegcommandant zijn benoemd blijkt ook uit het feit dat zij nog het salaris behorend bij de functie van penitentiair inrichtingswerker (schaal 7) ontvangen en niet dat van ploegcommandant (schaal 8). Tevens is aangevoerd dat de situatie van klaagsters niet gelijk is aan die van de twee collega’s op de foto, omdat die collega’s onvoorwaardelijk als ploegcommandant zijn benoemd, terwijl klaagsters voorwaardelijk zijn benoemd. Als het ziekteverzuimtraject er toe leidt dat het ziekteverzuim van klaagsters substantieel lager wordt, dan zullen klaagsters definitief tot ploegcommandant worden benoemd en zullen ook aan hen knoopepauletten worden uitgereikt op een feestelijke bijeenkomst.
De ontvankelijkheid van het bezwaar
6. Het gerecht moet eerst de vraag beantwoorden of klaagsters in hun bezwaren kunnen worden ontvangen.
6.1
Waartegen door ambtenaren bij de ambtenarenrechter bezwaar kan worden gemaakt, is geregeld in de wet. Voor zover hier relevant bepaalt artikel 35, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) dat een bezwaarschrift kan worden ingediend ter zake handelingen of weigeringen (te handelen) ten aanzien van een ambtenaar als zodanig.
6.2
Het gerecht begrijpt het standpunt van klaagsters over de bestreden handeling uiteindelijk aldus dat NIET bezwaar wordt gemaakt tegen de zich in het dossier bevindende foto met daarop de twee collega’s, en ook NIET tegen de feitelijke handeling dat aan die twee collega’s epauletten zijn uitgereikt, maar WEL tegen het nalaten (ook) aan klaagsters de knoopepauletten uit te reiken behorend bij hun functie van ploegcommandant.
6.3
Het gerecht stelt voorop dat de mogelijkheid om als ambtenaar op te komen tegen feitelijke handelingen niet onbeperkt is. Dat kan alleen als die feitelijke handeling van betekenis is voor de rechtspositie van de ambtenaar. Klaagsters hebben het gerecht niet kunnen overtuigen dat het nalaten aan hen epauletten uit te reiken van invloed is op hun rechtspositie. Niet is gebleken van een algemeen verbindend voorschrift omtrent de uitreiking of het mogen dragen van epauletten waar klaagsters rechten aan kunnen ontlenen. Het (nog) niet uitreiken van de door klaagster gewenste epauletten is ook niet van invloed op de functie, schaal en bezoldiging van klaagsters. Die worden namelijk geregeld bij landsbesluit, waartegen bezwaar kan worden gemaakt. Evenmin is gebleken van beleid waaruit volgt dat ploegcommandanten verplicht zijn op de werkvloer een uniform te dragen inclusief de bij hun rang en functie behorende onderscheidingstekens. Ter zitting is gebleken dat ook ploegcommandanten op de werkvloer polo-shirts dragen, zonder onderscheidingstekens.
6.4
Het gerecht komt dan ook tot de conclusie dat het in bezwaar bestreden nalaten om aan klaagsters knoopepauletten uit te reiken niet een feitelijke handeling of de weigering te handelen is, waartegen op grond van de La bezwaar kan worden gemaakt.
6.5
Hieruit volgt dat het gerecht niet toekomt aan bespreking van het subsidiaire standpunt van verweerder. Het gerecht merkt ten overvloede op dat klaagsters ten onrechte geen betekenis toekennen aan het gegeven dat zij voorwaardelijk zijn benoemd tot ploegcommandant, dat de voorwaarde voor een definitieve benoeming nog niet is vervuld, en dat zij daarom op dit moment niet in een gelijke situatie verkeren als de twee collega’s op de foto die onvoorwaardelijk tot ploegcommandant zijn benoemd.

CONCLUSIE

7. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de bezwaren van klaagsters niet-ontvankelijk moeten worden verklaard.
8. Voor het toekennen van een proceskostenvergoeding is geen aanleiding.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart de bezwaren niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is gegeven door mr. B.J. van Ettekoven, rechter in ambtenarenzaken, in samenwerking met mr. drs. A.A. Wever, griffier, en wordt geacht in het openbaar te zijn uitgesproken op maandag, 28 april 2025 in aanwezigheid van de griffier.
Informatie over hoger beroep
Tegen deze uitspraak kunnen alle partijen hoger beroep instellen bij de Raad van Beroep in ambtenarenzaken (RvBAz).
Het hoger beroepschrift moet worden ingediend
binnen 30 dagen:
  • als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: binnen 30 dagen na de dag van de uitspraak;
  • in de andere gevallen: binnen 30 dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
De indiener van het hoger beroep moet in ieder geval:
  • het hoger beroepschrift indienen in tweevoud;
  • een afschrift van deze uitspraak bijvoegen;
  • vermelden waarom hij het niet eens is met de uitspraak (hoger beroepsgronden).
Partijen kunnen gebruik maken van de mogelijkheid om binnen de gegeven hoger beroepstermijn te volstaan met een pro-forma hoger beroepschrift. Dit betekent dat de hoger beroepsgronden op een later moment kunnen worden ingediend.
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.