ECLI:NL:OGAACMB:2025:58

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
7 mei 2025
Publicatiedatum
28 mei 2025
Zaaknummer
AUA202400812
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen afwijzing benoeming en bevordering ambtenaar in functie ploegleider CEA

In deze uitspraak van 7 mei 2025 heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba het bezwaar van klager, een ambtenaar werkzaam bij het Cuerpo Especial Arubano (CEA), gegrond verklaard. Klager had verzocht om benoeming in de functie van ploegleider en bevordering naar schaal 7, maar zijn verzoeken waren eerder afgewezen door de Gouverneur van Aruba. Klager had zijn verzoeken herhaald in verschillende brieven, maar de Gouverneur had deze afgewezen op basis van een advies van het Departamento di Recurso Humano (DRH), dat aangaf dat er een reorganisatie gaande was binnen het CEA en dat klager niet in aanmerking kwam voor de gevraagde functies of een waarnemingstoelage.

Het gerecht oordeelde dat de afwijzing van klagers verzoeken niet voldoende gemotiveerd was. Het feit dat klager sinds 2010 de functie van ploegleider waarnam, zonder dat er een deugdelijke reden was gegeven voor zijn uitsluiting van benoeming, werd als onzorgvuldig en onredelijk beschouwd. Het gerecht stelde vast dat er nog vacatures voor ploegleiders waren en dat klager niet langer aan het lijntje gehouden kon worden. De bestreden beschikking van 14 februari 2024 werd vernietigd, en de Gouverneur werd opgedragen om een nieuwe beslissing te nemen op klagers verzoeken, inclusief de beoordeling van de waarnemingstoelage.

De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering bij beslissingen van het bestuur en de rechten van ambtenaren in het kader van benoemingen en bevorderingen. Klager werd ook in het gelijk gesteld wat betreft de kosten van de procedure, die voor de Gouverneur kwamen te liggen.

Uitspraak

Uitspraak van 7 mei 2025
Gaza nr. AUA202400812

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar in de zin van
de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[Klager],

wonend te Aruba,
KLAGER,
gemachtigde: mr. R.P. Lee,
tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. J.J.S. Poeran (DWJZ).

INLEIDING

1.1
Op 28 april 2014 heeft klager verzocht om hem in de functie van ploegleider te benoemen en hem in die functie te bevorderen naar schaal 7, dan wel om toekenning van een waarnemingstoelage. Dit verzoek heeft klager herhaald bij brieven van 10 april 2019, 30 oktober 2020 en 15 mei 2023.
1.2
In deze uitspraak beoordeelt het gerecht het bezwaar van klager gericht tegen de beschikking van 14 februari 2024 (de bestreden beschikking), waarbij verweerder bovengenoemde verzoeken van klager heeft afgewezen.
1.3
Klager heeft op 12 maart 2024 voornoemd bezwaar ingediend bij het gerecht.
1.4
Verweerder heeft op 21 oktober 2024 producties ingediend.
1.5
Het gerecht heeft het bezwaar behandeld ter zitting van 28 oktober 2024. Klager is verschenen bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
1.6
Hierna is de uitspraak nader bepaald op heden.
BEOORDELING
2.1
Het gerecht is van oordeel dat het bezwaar van klager gegrond is en dat de bestreden beschikking van 14 februari 2024 niet in stand kan blijven.
2.2
Het gerecht legt hierna dit oordeel uit.
Wat zijn de relevante feiten?
3.1
Klager is als ambtenaar werkzaam bij het Cuerpo Especial Arubano (CEA) en geplaatst in de functie van beveiligingsmedewerker. Deze functie is maximaal gewaardeerd op het niveau van schaal 6.
3.2
Klager is met ingang van 1 augustus 2007 bevorderd naar schaal 6.
3.3
Bij brief van 28 april 2014 heeft klager verzocht om hem te benoemen in de functie van ploegleider, hem te bevorderen naar bij die functie behorende schaal 7, dan wel om aan hem een waarnemingstoelage voor de waarneming van de functie van ploegleider toe te kennen.
3.4
Het hoofd van het CEA heeft klager bij brief van 9 mei 2014 bericht dat de functie van ploegleider niet open staat, dat de sollicitatieprocedure tijdelijk is opgeschort en dat zijn sollicitatiebrief in portefeuille wordt gehouden voor het geval de sollicitatieprocedure wordt hervat.
3.5
Bij brieven van 10 april 2019, 30 oktober 2020 en 15 mei 2023 heeft klager zijn verzoek om benoeming en bevordering herhaald. De verzoeken zijn voorgelegd aan het Departamento di Recurso Humano (DRH) voor advies.
3.6
Het DRH heeft verweerder op 5 januari 2024 geadviseerd om:
klager niet te plaatsen in de functie van ploegleider, daar momenteel binnen het CEA een reorganisatie gaande is;
klager niet te bevorderen in een functie van schaal 7, daar betrokkene het maximum van de functie heeft bereikt;
de waarnemingstoelage af te wijzen, daar betrokkene werkzaam is in de functie van beveiligingsmedewerker.
3.7
Bij de bestreden beschikking heeft verweerder conform het advies van het DRH beslist. Hiertegen richt zich het onderhavige bezwaarschrift.
Wat is de reden van verweerder om het verzoek van klager af te wijzen?
4. Aan de bestreden beschikking heeft verweerder ten grondslag gelegd dat het CEA momenteel bezig is met een reorganisatieproces, waarbij aanpassingen zullen worden doorgevoerd binnen de rangenstelselstructuur. Hierdoor zullen enkele functies komen te vervallen, zullen nieuwe functies ontstaan en/of zullen bestaande functies worden aangepast. Daarom worden geen vacatures thans ingevuld totdat de reorganisatie is afgerond. Dit betekent dat klager nu ook niet in de functie van ploegleider kan worden geplaatst. Daarnaast kan klager niet naar schaal 7 worden bevorderd, daar zijn huidige functie op het maximale niveau van schaal 6 is gewaardeerd en hij reeds op 1 augustus 2007 de maximale waardering van die functie heeft bereikt. Gelet op het vorenstaande heeft verweerder besloten dat de verzoeken van klager om benoeming in de functie van ploegleider, om een bevordering naar schaal 7, oftewel toekenning van een waarnemingstoelage thans niet voor inwilliging vatbaar zijn.
Wat is het standpunt van klager?
5. Klager kan zich niet verenigen met de afwijzing van zijn verzoeken, en stelt zich – kort weergegeven – op het standpunt dat hij sinds 2010 onafgebroken de functie van ploegleider waarneemt en dat hij nimmer van zijn leiding heeft vernomen dat hij dit niet naar behoren doet. Hij komt dan ook als eerste in aanmerking om in die functie te worden geplaatst. Klager voert verder aan dat verweerder in de bestreden beschikking niet heeft gemotiveerd waarom hij niet in aanmerking komt voor toekenning van een waarnemingstoelage, terwijl hij reeds 14 jaren de functie van ploegleider waarneemt. De bestreden beschikking is, gelet op het vorenstaande, dan ook in strijd met het motiverings-, zorgvuldigheids-, en vertrouwensbeginsel en kan dan ook niet in stand blijven.
Wat vindt het gerecht?
6. Bij brief van 9 mei 2014 heeft het hoofd van het CEA het verzoek van klager om in de functie van ploegleider te worden benoemd – kort samengevat – tijdelijk aangehouden voor indien de sollicitatieprocedure wordt hervat. Een nadere motivering is aan deze – kort gezegd – afwijzing van het verzoek van klager toen niet gegeven. Het gerecht overweegt hierbij ten overvloede dat het hoofd CEA niet het bevoegd gezag om op het verzoek van klager te beslissen, dat is de gouverneur. Hierna heeft klager zijn verzoek(en) herhaald, en bij bestreden beschikking heeft het bevoegd gezag een afwijzende beslissing hierop genomen. Het gerecht overweegt hierover als volgt.
7.1
Vast staat dat de functie van ploegleider vacant is. Vast staat ook dat klager deze functie in ieder geval reeds vanaf 2010 onafgebroken waarneemt. Het gerecht is van oordeel dat de door verweerder aan de bestreden beschikking ten grondslag gelegde motivering de bestreden weigering niet kan dragen. Daarbij is van belang dat niet aannemelijk is geworden dat verweerder heeft getracht het nodige te doen om deze functie te vervullen. Verweerder heeft nagelaten te motiveren om welke redenen, ondanks zijn langdurige waarneming, benoeming van klager in de functie van ploegleider niet mogelijk was en is. Weliswaar geeft een waarneming geen recht op een benoeming of plaatsing in de functie die wordt waargenomen. Maar als die waarneming zeer langdurig plaatsvindt, zoals in dit geval, en tot tevredenheid van de dienstleiding, dan dienen die omstandigheden te worden betrokken bij een verzoek als dat van klager om benoeming en bevordering. Dat is in dit geval onvoldoende gebeurd. Verder is relevant dat verweerder ter zitting desgevraagd heeft aangegeven dat er momenteel 12 fte’s binnen de huidige formatie van het CEA zijn voor ploegleiders, waarvan 10 fte’s inmiddels zijn vervuld. Kortom, er zijn nog enkele vacatures voor de functie van ploegleider. Het is het gerecht niet duidelijk geworden waarom klager niet voor benoeming in die functie in aanmerking kan komen en de procedure voor hem – ook na 14 jaar – nog ‘on hold’ wordt gezet.
De bestreden weigering is derhalve niet voorzien van een deugdelijke en draagkrachtige motivering en daarmee genomen in strijd met het motiveringsbeginsel.
7.2
Voor wat betreft het standpunt van verweerder dat klager het proces van reorganisatie van de dienst dient af te wachten, geldt het volgende.
Verweerder heeft ter zitting bevestigd dat de reorganisatie in 2018 is gestart, dat de formalisering van de reorganisatie zich in de afrondingsfase bevindt en dat het instellingsbesluit inmiddels zou zijn ondertekend. De volgende stap is dat de functies gewaardeerd zullen worden. Wanneer dat zover is kan op de functies worden gesolliciteerd. Hierna volgt de plaatsingsprocedure. Verweerder heeft aangegeven dat op dat moment ook klager, indien hij aan de functievereisten voldoet, kan solliciteren naar een nieuwe functie. Of en hoeveel vacatures voor de functie van ploegleider na de reorganisatie zullen worden opengesteld, heeft verweerder niet kunnen aangeven. Desgevraagd heeft verweerder geen indicatie kunnen geven van het moment waarop de reorganisatie formeel zal worden afgerond. Ook het tijdpad van de inplaatsing in de nieuwe organisatiestructuur is nog ongewis, aldus steeds verweerder.
Het gerecht ziet hierin onvoldoende reden om te oordelen dat verweerder de verzoeken van klager heeft kunnen weigeren. Vast staat immers dat het proces van reorganisatie van het CEA al vanaf 2018 gaande is, dat wil zeggen ongeveer zes jaar. Sedert het eerste verzoek van klager zijn al ongeveer 10 jaren verstreken. Daar komt bij dat verweerder ook ter zitting geen zicht heeft kunnen bieden op het einde van de reorganisatie van het CEA en de procedure van inplaatsing. Het gerecht is van oordeel dat van klager niet kan worden gevergd nog langer te wachten op een inhoudelijke beoordeling van zijn verzoeken tot benoeming en bevordering. Aldus is het gerecht van oordeel dat het onzorgvuldig en onredelijk is om klager nog langer “aan het lijntje te houden”. Ook om deze reden is de motivering van de bestreden weigering onvoldoende draagkrachtig.
7.3
Ten aanzien van het verzoek van klager om toekenning van een waarnemingstoelage stelt het gerecht vast dat verweerder in de bestreden beschikking niet heeft gemotiveerd waarom klager, ondanks het feit dat hij sinds 2010 de functie van ploegleider waarneemt, niet in aanmerking komt voor een waarnemingstoelage op grond van artikel 26 van de Lma. De bestreden beschikking is derhalve ook op dit punt niet voorzien van een deugdelijke en draagkrachtige motivering.
CONCLUSIE EN GEVOLGEN
8. Gelet op het vorenstaande ziet het gerecht aanleiding het bezwaar gegrond te verklaren. De bestreden beschikking van 14 februari 2024 zal dan ook worden vernietigd. Voor verweerder betekent deze uitspraak dat een nieuwe beslissing moet worden genomen op het verzoek van klager om hem te benoemen in de functie van ploegleider en te bevorderen naar schaal 7. Los daarvan dient verweerder ook te beoordelen of klager in aanmerking komt voor de door hem verzochte waarnemingstoelage.
9. Verweerder zal worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het bezwaar gegrond;
- vernietigt de bestreden beschikking van 14 februari 2024;
- draagt verweerder op een nieuwe beslissing te nemen op het verzoek van klager van 28 april 2014, zoals herhaald bij brieven van 10 april 2019, 30 oktober 2020 en 15 mei 2023, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de door klager voor dit geding gemaakte kosten aan rechtskundige bijstand, begroot op Afl. 1.400,-.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.J. Martijn, rechter in ambtenarenzaken, bijgestaan door mr. drs. A.A. Wever, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op maandag 7 mei 2025 , in aanwezigheid van de griffier.
Informatie over hoger beroep
Tegen deze uitspraak kunnen alle partijen hoger beroep instellen bij de Raad van Beroep in ambtenarenzaken (RvBAz).
Het hoger beroepschrift moet worden ingediend
binnen 30 dagen:
  • als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: binnen 30 dagen na de dag van de uitspraak;
  • in de andere gevallen: binnen 30 dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
De indiener van het hoger beroep moet in ieder geval:
  • het hoger beroepschrift indienen in tweevoud;
  • een afschrift van deze uitspraak bijvoegen;
  • vermelden waarom hij het niet eens is met de uitspraak (hoger beroepsgronden).
Partijen kunnen gebruik maken van de mogelijkheid om binnen de gegeven hoger beroepstermijn te volstaan met een pro-forma hoger beroepschrift. Dit betekent dat de hoger beroepsgronden op een later moment kunnen worden ingediend.
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.