ECLI:NL:OGAACMB:2025:59

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
21 mei 2025
Publicatiedatum
16 juni 2025
Zaaknummer
AUA202303930
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. drs. S. Lanshage
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het bezwaar van een ambtenaar tegen de plaatsing en bevordering in functie

In deze uitspraak beoordeelt het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba het bezwaar van klaagster, een ambtenaar, tegen de plaatsing in de functie van bibliotheektechnisch medewerker en de bevordering naar adjunct-commies 1ste klasse. Klaagster heeft bezwaar gemaakt tegen het Landsbesluit van 26 oktober 2023, waarin haar plaatsing en bevordering per 1 oktober 2023 zijn vastgesteld. Het Gerecht heeft de zaak behandeld op 20 mei 2024 en opnieuw op 19 februari 2025, waarbij partijen de gelegenheid kregen om tot een oplossing te komen, maar dit niet is gelukt.

Het Gerecht oordeelt dat het bezwaar van klaagster gegrond is, omdat het bestreden Landsbesluit onvoldoende gemotiveerd is. Klaagster is sinds 1 september 1996 ambtenaar en heeft sinds 1 september 2009 de rang van hoofdklerk. Ze heeft de functie van bibliotheektechnisch medewerker catalogus vervuld sinds 1 september 2016, maar haar salarisschaal is niet aangepast. Het Gerecht concludeert dat de plaatsing van klaagster in de functie per 1 september 2016 moet worden gerealiseerd en dat haar bevordering naar adjunct-commies 1ste klasse per 1 oktober 2020 moet plaatsvinden. Het Gerecht vernietigt het bestreden Landsbesluit en verplicht verweerder om binnen drie maanden een nieuwe beslissing te nemen, rekening houdend met deze uitspraak.

Uitspraak

Uitspraak van 12 maart 2025
Gaza nr. AUA202303930

GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar van:

[Klaagster],

wonende in Aruba,
KLAAGSTER,
procederend in persoon,
gericht tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelende in Aruba,
VERWEERDER
gemachtigde: mr. J.J. Poeran (DWJZ).
Inleiding
1.1
In deze uitspraak beoordeelt het Gerecht de plaatsing van klaagster in de functie van bibliotheektechnisch medewerker catalogus per 1 oktober 2023 en de bevordering van klaagster per diezelfde datum naar de rang van adjunct-commies 1ste klasse (schaal 7, dienstjaar 9).
1.2
Deze twee beslissingen heeft verweerder bij Landsbesluit van 26 oktober 2023 (het bestreden Landsbesluit) genomen.
1.3
Tegen het bestreden Landsbesluit heeft klaagster op 8 november 2023 bezwaar gemaakt bij het gerecht.
1.4
Het Gerecht heeft de zaak behandeld op de zitting van 20 mei 2024. Klaagster is in persoon verschenen, vergezeld door haar echtgenoot. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
1.5
Bij email van 22 juli 2024 heeft het Gerecht het onderzoek heropend. Verweerder is in de gelegenheid gesteld om een aantal vragen van het Gerecht te beantwoorden.
1.6
Bij akte van 19 augustus 2024 heeft verweerder de vragen van het Gerecht beantwoord. Klaagster heeft daarop gereageerd bij akte van 4 oktober 2024. Bij deze akte zit een brief van het diensthoofd van klaagster van 19 september 2024.
1.7
Verweerder is in de gelegenheid gesteld om op de brief van het diensthoofd te reageren. Dat heeft verweerder gedaan bij akte van 6 januari 2025.
1.8
Het Gerecht heeft de zaak opnieuw op zitting behandeld op 19 februari 2025. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om te onderzoeken of hun geschil zonder uitspraak van het Gerecht kan worden opgelost. Uit de e-mails van verweerder van 28 februari 2025 en 2 maart 2025 van klaagster leidt het Gerecht af dat het partijen niet is gelukt om tot een oplossing te komen. Het Gerecht heeft tijdens de zitting van 19 februari 2025 bepaald dat in dat geval vandaag uitspraak wordt gedaan.
Beoordeling door het Gerecht
2.1
Het Gerecht beoordeelt de plaatsing en bevordering van klaagster per 1 oktober 2023 aan de hand van de bezwaargronden van klaagster.
2.2
Het Gerecht is van oordeel dat het bezwaar van klaagster gegrond is. Het bezwaar is gegrond omdat het bestreden Landsbesluit over de plaatsing en bevordering van klaagster met ingang van 1 oktober 2023 onvoldoende is gemotiveerd. Het gerecht zal het bestreden Landsbesluit nietig verklaren. Het Gerecht ziet geen aanleiding om de nietigheid voor gedekt te verklaren. Verweerder heeft ook in deze procedure onvoldoende gemotiveerd waarom plaatsing van klaagster in de functie van bibliotheektechnisch medewerker per 1 september 2016, de datum dat klaagster deze werkzaamheden is gaan verrichten, niet mogelijk is. Verder heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd waarom bevordering per 1 oktober 2020 niet mogelijk is.
2.3
Hierna legt het Gerecht dit oordeel uit en welke gevolgen dit heeft.
Wat is relevant om te weten in deze zaak?
3.1
Klaagster is ambtenaar sinds 1 september 1996 en heeft sinds 1 september 2009 de rang van hoofdklerk. Klaagster werkte aanvankelijk in de functie van assistent bibliotheektechnisch medewerker catalogus bij de Openbare Bibliotheek. Deze functie is maximaal gewaardeerd op het niveau van schaal 6. Bij Landsbesluit van 12 april 2016
no. 16 is klaagster met ingang van 1 september 2013 bevorderd naar de rang van adjunct-commies, schaal 6.
3.2
Per 1 september 2016 is klaagster de functie van bibliotheek-technisch medewerker catalogus gaan vervullen, vanwege het met pensioen gaan van een collega. Deze functie is maximaal gewaardeerd op het niveau van schaal 7. Haar salarisschaal is echter ongewijzigd schaal 6 gebleven.
3.3
Het diensthoofd van klaagster heeft op 18 april 2023 en 2 juni 2023 voorstellen gedaan om klaagster te bevorderen naar schaal 7 in de rang van adjunct commies 1ste klasse.
3.4
Bij beschikking van 14 augustus 2023 heeft verweerder klaagster bericht dat het voorstel om haar te bevorderen naar de rang van adjunct-commies 1ste klasse (schaal 7) niet voor inwilliging vatbaar is. In deze beschikking staat dat de functie van bibliotheektechnisch medewerker nog niet formeel is opgenomen c.q. is goedgekeurd in de formatie van de Openbare Bibliotheek.
3.5
Het diensthoofd van klaagster heeft op 8 september 2023 opnieuw een voorstel gedaan om klaagster te bevorderen naar schaal 7 en wel met ingang van 2017.
3.6
Vervolgens heeft verweerder het bestreden Landsbesluit genomen zoals in de inleiding van deze uitspraak vermeld.
Wat is de reden van de beslissing van verweerder?
4.1
Aan het bestreden Landsbesluit heeft verweerder - kort samengevat - het volgende ten grondslag gelegd. Klaagster heeft met ingang van 1 september 2016 tot heden onafgebroken de functie van bibliotheektechnisch medewerker catalogus verricht. Conform de circulaire van 14 december 2022 ([kenmerk 1]) wordt een door de directeur geselecteerde kandidaat die voorgedragen wordt voor het vervullen van een functie met een hogere functiewaardering dan zijn vorige functie, via terbeschikkingstelling voor een periode van 6 maanden proef geplaatst in de functie. In het geval van klaagster beschouwt verweerder de periode waarin klaagster de functie heeft verricht (vanaf 1 september 2016) als de proefperiode als bedoeld in de circulaire. Gelet op de datum van het voorstel van het diensthoofd van klaagster van 8 september 2023 is klaagster per de eerstvolgende maand, dus met ingang van 1 oktober 2023 in de functie van bibliotheektechnisch medewerker catalogus geplaatst en bevorderd naar de rang van adjunct-commies 1ste klasse, schaal 7.
4.2
Tijdens de zittingen en in de na de eerste zitting gewisselde stukken heeft verweerder ten aanzien van de datum van de plaatsing van 1 oktober 2023 toegelicht dat die datum is gekozen omdat pas in het verzoek van 8 september 2023 voor het eerst door het diensthoofd van de bibliotheek te kennen is gegeven dat klaagster intern is overgeplaatst. Na het verstrijken van 7 jaar kan niet gezegd worden dat er een kennelijke bedoeling was om klaagster per 2016 in de functie van bibliotheektechnisch medewerker catalogus te plaatsen. Verder hebben dit soort plaatsingen met terugwerkende kracht grote financiële impact omdat deze plaatsingen (destijds) niet zijn begroot. Ten aanzien van de bevordering heeft verweerder toegelicht dat hij als beleid hanteert dat bevordering pas kan plaatsvinden na zes maanden na een daartoe strekkend verzoek, maar dat in dit geval is gekozen voor 1 maand na het verzoek van 8 september 2023. Daarbij heeft verweerder betrokken dat het diensthoofd van klaagster meerdere verzoeken tot bevordering heeft gedaan.
Wat voert klaagster aan en wat vindt het Gerecht daarvan?
5. Klaagster voert allereerst aan dat het bestreden Landsbesluit onvoldoende is gemotiveerd. Het beleid zoals neergelegd in de circulaire van 14 december 2022 ([kenmerk 1]) is niet op haar van toepassing.
6. Deze bezwaargrond slaagt. Zoals verweerder ook heeft erkend in de akte van
19 augustus 2024 heeft hij het beleid zoals neergelegd in deze circulaire ten onrechte van toepassing geacht op de situatie van klaagster. Reeds hierom is het bezwaar van klaagster gegrond en moet het bestreden Landsbesluit nietig worden verklaard.
7. Het Gerecht ziet geen aanleiding om de nietigheid voor gedekt te verklaren. Daartoe overweegt het Gerecht het volgende ten aanzien van de overige bezwaargronden van klaagster.
8. Klaagster vindt dat zij met ingang van 1 september 2016 geplaatst zou moeten worden in de functie van bibliotheektechnisch medewerker catalogus. Zij verricht dat werk immers per die datum. Zij erkent dat haar bevordering niet per die datum kan plaatsvinden, maar wel per 1 mei 2020. Uitgaande van het eerste en het laatste verzoek van haar diensthoofd van 18 april 2023 respectievelijk 8 september 2023 en het beleid van verweerder over terugwerkende kracht bij bevorderingen, kan bevordering per 1 mei 2020 dan wel 1 oktober 2020 wel gerealiseerd worden.
9. Deze bezwaargrond slaagt. Het Gerecht motiveert dat als volgt.
9.1
Het Gerecht is van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom plaatsing van klaagster in de functie van bibliotheektechnisch medewerker catalogus niet gerealiseerd kan worden per 1 september 2016.
9.1.1
Tussen partijen is niet in geschil dat klaagster de werkzaamheden behorende bij deze functie heeft verricht sinds 1 september 2016. Weliswaar heeft de gemachtigde van verweerder inconsistenties over deze startdatum benoemd, maar de toelichting van klaagster hierover is consistent en verifieerbaar (de pensionering van een in de stukken met naam genoemde collega) en verweerder is in het bestreden Landsbesluit ook van deze datum uitgegaan. Het Gerecht ziet het door de directeur in haar brief van 19 september 2024 genoemde startmoment van september 2017 als kennelijke verschrijving en leest daarin september 2016.
9.1.2
Tussen partijen is ook niet in geschil dat het beleid vastgelegd in de circulaire van 14 december 2022 ([kenmerk 1]) niet op klaagster van toepassing is.
9.1.3
Het diensthoofd van de bibliotheek heeft weliswaar niet eerder een verzoek tot plaatsing gedaan, maar dat maakt niet dat er geen kennelijke bedoeling was van klaagster en het diensthoofd van de bibliotheek om klaagster de functie van bibliotheektechnisch medewerker catalogus te laten vervullen. Die kennelijke bedoeling kan worden afgeleid uit wat klaagster daarover heeft verklaard, wat de directeur van de bibliotheek daarover schrijft in haar brief van 19 september 2024, uit de overlegde salarisspecificaties en uit de door de directeur van de bibliotheek overgelegde personeelslijst waarop bij klaagster deze functie staat vermeld. Verder ligt er nu wel een verzoek, weliswaar tot bevordering, maar verweerder heeft dit verzoek terecht ook opgevat als een verzoek tot plaatsing.
9.1.4
Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, volgt het Gerecht verweerder in dit geval niet in het vermeende financiële risico. Gelet op de pensionering van de in de stukken genoemde collega, die voor DRH verifieerbaar is, het feit dat klaagster ten tijde van die pensionering al lange tijd in de bibliotheek werkzaam was en het feit dat de bibliotheek een relatief kleine organisatie is, ligt het ook in de rede dat klaagster die werkzaamheden van de gepensioneerde collega heeft overgenomen. Er is in ieder geval geen nieuwe functie gecreëerd. Bovendien erkent klaagster dat haar bevordering niet verder terug kan gaan drie maanden voor het verzoek om bevordering. In zoverre is de financiële consequentie ook beperkt.
9.2
Het Gerecht is van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom bevordering niet gerealiseerd kan worden per 1 oktober 2020. Plaatsing kan gerealiseerd worden per 1 september 2016. Klaagster verricht de werkzaamheden in de functie van bibliotheektechnisch medewerker catalogus naar volle tevredenheid van haar leidinggevende. Klaagster erkent dat bevordering niet eerder kan plaatsvinden dan drie jaar voor het gedane verzoek. Gelet hierop is het Gerecht van oordeel dat bevordering van klaagster dient plaats te vinden per 1 oktober 2020. Daarbij gaat het gerecht uit van het laatste verzoek van het diensthoofd van de bibliotheek van 8 september 2023. Pas dat verzoek was volledig en correct onderbouwd.
Conclusie en gevolgen
10. Het Gerecht is van oordeel dat het bestreden Landsbesluit niet deugdelijk is gemotiveerd. Het bezwaar is gegrond en het bestreden Landsbesluit is nietig. Het Gerecht ziet geen aanleiding om de nietigheid voor gedekt te verklaren. Verweerder zal worden opgedragen om binnen drie maanden na dagtekening van deze uitspraak een nieuwe beslissing op het verzoek van klaagster te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Dat betekent dat verweerder in een nieuw Landsbesluit klaagster moet plaatsen in de functie van bibliotheektechnisch medewerker per 1 september 2016 en klaagster moet bevorderen per 1 oktober 2020 naar adjunct-commies 1e klasse (schaal 7).

DE BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het bezwaar gegrond;
- vernietigt het bestreden Landsbesluit van 26 oktober 2023, kenmerk [kenmerk 2];
- bepaalt dat verweerder binnen drie maanden na dagtekening van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen, een nieuwe beslissing neemt op het verzoek van klaagster om haar te bevorderen naar de rang van adjunct-commies 1ste klasse.
Deze beslissing is gegeven door mr. drs. S. Lanshage, rechter in ambtenarenzaken en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 12 maart 2025 in aanwezigheid van de griffier, mr. A. de Cuba.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.