ECLI:NL:OGAACMB:2025:71

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
30 juni 2025
Publicatiedatum
17 juli 2025
Zaaknummer
AUA202404476
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het bezwaar van een ambtenaar tegen de beslissing van de voorzitter van het managementteam van de Dienst Gevangeniswezen Aruba met betrekking tot de functie van ploegcommandant

In deze uitspraak van 30 juni 2025 beoordeelt het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba het bezwaar van klaagster, een ambtenaar werkzaam bij de Dienst Gevangeniswezen Aruba, tegen de beslissing van de voorzitter van het managementteam om haar niet voor te dragen voor definitieve plaatsing als ploegcommandant. Klaagster had eerder bezwaar gemaakt tegen een landsbesluit van 1 september 2023, waarin voorwaarden waren gesteld aan haar aanstelling. Het gerecht had in een eerdere uitspraak op 30 januari 2025 het bezwaar van klaagster gegrond verklaard, maar de voorwaarden die aan haar waren gesteld, bleken onredelijk en onduidelijk. Klaagster had een hoog ziekteverzuim, wat verweerder als reden aanvoerde om haar niet definitief aan te stellen. Het gerecht oordeelt dat de beslissing van 18 november 2024 onbevoegdelijk is genomen, omdat de gouverneur de uiteindelijke beslissing moet nemen. Het gerecht verklaart het bezwaar gegrond en vernietigt de bestreden beslissing, waarbij verweerder wordt veroordeeld tot betaling van proceskosten aan klaagster.

Uitspraak

Uitspraak van 30 juni 2025
Gaza nr. AUA202404476

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar in de zin van
de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[Klaagster],

wonende te Aruba,
KLAAGSTER,
gemachtigde: mr. R.P. Lee,
tegen:
DE VOORZITTER VAN HET MANAGEMENT TEAM DIENST GEVANGENISWEZEN ARUBA / INSTITUTO CORRECIONAL NACIONAL,
zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. Y.F.M. Kaarsbaan (DWJZ).
Inleiding
1.1
In deze uitspraak beoordeelt het gerecht het bezwaar van klaagster tegen de beslissing van verweerder van 18 november 2024 om klaagster vooralsnog niet voor te dragen voor definitieve plaatsing als ploegcommandant.
1.2
Het gerecht heeft het bezwaar ter zitting van 26 mei 2025 behandeld. Klaagster is verschenen bij haar gemachtigde. Verweerder is verschenen bij zijn gemachtigde.
1.3
De uitspraak is bepaald op vandaag.
Beoordeling door het gerecht
Wat ging er aan deze zaak vooraf?
2.1
Klaagster is als ambtenaar werkzaam bij de Dienst Gevangeniswezen Aruba (DGwA).
2.2
Bij landsbesluit van 1 september 2023, no. 1 heeft de gouverneur klaagster met ingang van 1 januari 2021 ingepast in de nieuwe formatiestructuur van de DGwA in de functie van penitentiair inrichtingswerker en klaagster bevorderd naar schaal 7, dienstjaar 7. Verweerder heeft klaagster per diezelfde datum ontheven uit die functie en aangesteld als ploegcommandant detentie, onder de voorwaarde dat klaagster haar ziekteverzuim verlaagt door mee te werken aan een ziekteverzuim verbetertraject.
2.3
Klaagster heeft tegen het landsbesluit van 1 september 2023 bezwaar gemaakt bij dit gerecht.
2.4
Bij uitspraak van 30 januari 2025 (AUA202303435) heeft het gerecht het bezwaar gegrond verklaard en het landsbesluit van 1 september 2025 vernietigd op de onderdelen III en IV; dat betreft de onderdelen van het besluit waarin de voorwaarden zijn opgenomen. In die uitspraak is – onder meer – het volgende overwogen:
“6 Verweerder heeft op de zitting toegelicht dat klaagster naar aanleiding van de interne bezwaarprocedure alsnog de kans is gegund om te gaan werken als Ploegcommandant in plaats van als Penitentiair inrichtingswerker. Daarbij geldt de voorwaarde dat zij haar ziekteverzuim naar beneden brengt. Het gerecht stelt vast dat de stelling van klaagster dat zij niet eerder is geconfronteerd met haar ziekteverzuim, onjuist is. Uit de gedingstukken blijkt namelijk dat verweerder klaagster heeft aangesproken op haar ziekteverzuim in een brief van 14 augustus 2023. Daarin staat dat klaagster zich in de periode tussen 3 juni 2021 en 20 september 2021 twintig keer heeft ziekgemeld. Verweerder heeft op de zitting toegelicht dat het ziekteverzuimverbetertraject vooral is ingegeven om klaagster een kans te geven bevorderd te worden. Tegelijk moet er wat worden gedaan aan haar ziekteverzuim, dat zo hoog is dat het in de weg staat aan een goede uitoefening van de functie van Ploegcommandant. Ploegcommandanten moeten op de vloer leiding geven. Een hoog ziekteverzuim betekent dat iemand feitelijk ongeschikt is om de functie van Ploegcommandant inhoud te geven, aldus verweerder.
Het ziekteverzuimverbetertraject duurt zes maanden, met een mogelijke verlenging van zes maanden, dus in totaal maximaal twaalf maanden. Dan moet blijken of het ziekteverzuim voldoende is verlaagd om de functie van Ploegcommandant te kunnen waarmaken.
7 Het gerecht oordeelt het, gelet op de door verweerder gegeven toelichting en op het hoge ziekteverzuim van klaagster, niet onredelijk dat verweerder aan de aanstelling in de functie van Ploegcommandant de voorwaarde heeft verbonden dat klaagster meewerkt aan het ziekteverzuimverbetertraject. Het gerecht is echter van oordeel dat verweerder aan het meewerken aan het ziekteverzuimverbetertraject niet die andere voorwaarde heeft kunnen koppelen, namelijk dat het meewerken moet leiden tot een verlaging van het ziekteverzuim percentage. Ten eerste omdat medewerking aan een verzuimverbetertraject geen garantie inhoudt dat het verzuimpercentage wordt verlaagd. En ten tweede omdat voor klaagster onvoldoende duidelijk is met hoeveel procent haar ziekteverzuim moet zijn verlaagd om terugplaatsing naar de functie van Penitentiair inrichtingswerker te voorkomen. Dit onderdeel van de voorwaarde is daarmee rechtsonzeker. Het gerecht ziet hierin aanleiding de onderdelen III. en IV. van het bestreden landsbesluit te vernietigen.”
2.5
Klaagster heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld. Deze zaak staat geregistreerd onder nummer AUA2025H00031. Het hoger beroep richt zich niet tegen de gegrondverklaring van het bezwaar door het gerecht waar het de voorwaarden betreft, maar tegen het oordeel van het gerecht over de weigering klaagster per 1 januari 2021 te bevorderen naar schaal 8 en per 1 januari 2023 naar schaal 9.
2.6
Klaagster heeft kennis genomen van een foto waarop enkele collega’s in uniform te zien zijn tijdens een feestelijke gelegenheid. Zij heeft op de foto twee collega’s herkend die net als zijzelf recent tot ploegcommandant zijn benoemd. Deze collega’s dragen op hun overhemd epauletten met een (1) knoop, de onderscheiding behorend bij de functie van ploegcommandant. Aan klaagster zijn die epauletten niet uitgereikt. Dat stoort klaagster.
2.7
Bij brief van 27 oktober 2024 heeft klaagster aan de minister van Justitie en Sociale Zaken verzocht om haar rechtspositie recht te trekken en, net zoals aan de twee collega’s op de foto, knoopepauletten behorende bij de functie van ploegcommandant uit te reiken.
2.8
Bij uitspraak van 28 april 2025 (AUA202404007) heeft het gerecht het bezwaar van klaagster tegen de uitreiking van knoopepauletten aan twee collega’s niet-ontvankelijk verklaard. Daarin is het volgende overwogen: “Het gerecht merkt ten overvloede op dat klaagsters ten onrechte geen betekenis toekennen aan het gegeven dat zij voorwaardelijk zijn benoemd tot ploegcommandant, dat de voorwaarde voor een definitieve benoeming nog niet is vervuld, en dat zij daarom op dit moment niet in een gelijke situatie verkeren als de twee collega’s op de foto die onvoorwaardelijk tot ploegcommandant zijn benoemd.”
2.9
Klaagster heeft bij brief van 7 november 2024 verweerder verzocht om haar voor te dragen aan de Minister van Justitie voor (definitieve) plaatsing in de functie van ploegcommandant (schaal 8) met uitreiking van de bijbehorende epauletten met een knoop.
2.1
Bij bestreden brief van 18 november 2024 heeft de voorzitter van het managementteam DGwA klaagster geïnformeerd dat zij nog niet definitief kan worden geplaatst in de functie van ploegcommandant, omdat zij nog niet voldoet aan de in het inplaatsingsbesluit gestelde voorwaarden. Dit omdat haar ziekteverzuim in de periode van 1 september 2022 tot en met 31 augustus 2023 24.11% bedroeg, terwijl het ziekteverzuimpercentage van 1 september 2023 tot en met 31 augustus 2024 52,46% bedroeg. Daarbij is vermeld dat klaagster nogmaals zes maanden de tijd krijgt om aan de gestelde voorwaarden te voldoen voor halvering van haar ziekteverzuim. Indien zij na het verstrijken van deze zes maanden haar ziekteverzuim niet heeft gehalveerd, zal zij worden teruggeplaatst in de functie van penitentiair inrichtingswerker.
2.11
Het bezwaar van klaagster is gericht tegen de brief van 18 november 2024. De gronden van bezwaar zijn aangevuld en gewijzigd bij akte van 26 mei 2025.
Wat is het standpunt van verweerder?
3. Verweerder stelt zich primair op het standpunt dat het gerecht niet bevoegd is te oordelen op het bezwaar, omdat de mededeling in de brief van 18 november 2024 niet is een voor bezwaar vatbare beslissing als bedoeld in artikel 35 Landsverordening ambtenarenrechtspraak. Subsidiair stelt verweerder zich op het standpunt dat klaagster nog niet definitief kan worden geplaatst in de functie van ploegcommandant, omdat zij nog niet voldoet aan de in het inplaatsingsbesluit gestelde voorwaarden. Dit omdat haar ziekteverzuim in de periode van 1 september 2022 tot en met 31 augustus 2023 24,11% bedroeg, terwijl het ziekteverzuimpercentage van 1 september 2023 tot en met 31 augustus 2024 52,46% bedroeg. Volgens verweerder is het ziekteverzuim van klaagster dusdanig hoog dat het in de weg staat aan een goede uitoefening van de functie van ploegcommandant, een executieve functie waarbij op de werkvloer van de inrichting leiding moet worden gegeven. Gelet op het landsbesluit van 1 september 2023 en het daarin opgenomen ziekteverzuimtraject zou klaagster thans al teruggeplaatst moeten worden in de functie van penitentiair inrichtingswerker. Verweerder heeft klaagster echter nogmaals in de gelegenheid willen stellen aan de voorwaarden voor definitieve plaatsing te voldoen. Klaagster krijgt daarom nogmaals zes maanden de tijd om het ziekteverzuimtraject met te volgen. Dat is een extra kans en in het voordeel van klaagster. Indien na het verstrijken van deze zes maanden haar ziekteverzuim onverhoopt niet naar een acceptabel niveau is verlaagd, zal zij worden teruggeplaatst in de functie van penitentiair inrichtingswerker.
Wat is het standpunt van klaagster?
4. Klaagster meent dat de brief van 18 november 2024 wel een voor bezwaar vatbare beslissing bevat. Zij betoogt primair dat de voorwaarden verbonden aan het landsbesluit van 1 september 2023 haar niet kunnen worden tegengeworpen, omdat die door het gerecht in de uitspraak van 30 januari 2025 zijn vernietigd. Subsidiair betoogt klaagster dat de voorwaarden die aan haar worden gesteld kennelijk onredelijk en bezwarend zijn. Klaagster is langdurig arbeidsongeschikt en heeft een operatie ondergaan. Zij bevindt zich nog steeds in een periode van herstel van haar operatie en dus van arbeidsongeschiktheid wegens ziekte, die maakt dat zij thans nog niet kan hervatten. De gestelde voorwaarden zijn voor klaagster onhaalbaar en mogen haar niet worden tegengeworpen. Klaagster meent dat zij, gelijk haar collega’s, voorgedragen moet worden voor definitieve plaatsing in de functie van ploegcommandant (schaal 8) en met uitreiking van de bijbehorende epauletten met een knoop.
De bevoegdheid van het gerecht
5.1
Op grond van artikel 35 Landsverordening ambtenarenrechtspraak kan bij het gerecht een bezwaarschrift worden ingediend ter zake van beschikkingen, handelingen of weigeringen ten aanzien van de ambtenaar als zodanig.
5.2
Het gerecht is van oordeel dat de beslissing om klaagster vooralsnog niet in aanmerking te brengen voor definitieve benoeming als ploegcommandant in combinatie met de verlenging van het ziekteverzuimtraject met zes maanden moet worden aangemerkt als een beslissing met ambtelijk rechtsgevolg. Anders dan verweerder heeft betoogd, ziet het gerecht de bestreden beslissing niet als een mededeling van louter feitelijke aard dan wel een mededeling van interpretatie/uitvoering van het landsbesluit van 1 september 2023. Daarbij is van belang dat de constatering dat klaagster (nog) niet aan de gestelde voorwaarden voldoet een (nadere) beoordeling in de tijd inhoudt met als gevolg dat zij niet in aanmerking wordt gebracht voor definitieve plaatsing in de functie van ploegcommandant. Dit heeft voor klaagster rechtsgevolgen ten aanzien van salariëring en het mogen dragen van onderscheidingstekens. Een andersluidend standpunt zou betekenen dat ook bij herhaalde mededeling dat klaagster niet voldoet aan de gestelde voorwaarden klaagster haar bezwaren niet aan de ambtenarenrechter zou kunnen voorleggen. Uit oogpunt van rechtsbescherming kan die conclusie niet worden aanvaard. Tegen de bestreden beslissing kan dan ook bezwaar worden gemaakt bij de ambtenarenrechter. Het gerecht is bevoegd op het bezwaar te oordelen.
De bevoegdheid van verweerder
6.1
De bevoegdheid tot inplaatsing van klaagster in de nieuwe formatiestructuur van de DGwA berust bij de Gouverneur. Klaagster is bij Landsbesluit voorwaardelijk ingeplaatst. De beslissing om de voorwaardelijke plaatsing te continueren, en klaagster niet voor te dragen voor definitieve inplaatsing als ploegcommandant, moet ook door de Gouverneur worden genomen, al dan niet op voorstel van de voorzitter van het managementteam.
Hoe moet het verder?
7.1
Dat betekent dat de bestreden beslissing onbevoegdelijk is genomen en nietig moet worden verklaard. De gouverneur zal alsnog een beslissing moeten nemen naar aanleiding van het verzoek van klaagster van 7 november 2024.
7.2
De gouverneur dient daarbij te betrekken dat de voorwaarden verbonden aan het landsbesluit van 1 september 2023 zijn vernietigd in de uitspraak van het gerecht van 30 januari 2025. Het is aan de gouverneur om eerst aan de aanstelling van klaagster in de functie van ploegcommandant alsnog voorwaarden te verbinden. Die voorwaarden dienen concreet en rechtszeker te zijn. Daarna dient de gouverneur te beslissen op het verzoek van klaagster van 7 november 2024 en daarbij te betrekken het actuele ziekteverzuim van klaagster. Uitgaande van het hoge ziekteverzuim van klaagster ten tijde van de beslissing van 18 november 2024 is het gerecht van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat klaagster toen (nog) niet voldeed aan de te stellen voorwaarden voor definitieve aanstelling in de functie van ploegcommandant. Klaagster was in november 2024 onverhoopt nog niet in staat full time de executieve functie van ploegcommandant te vervullen.
Conclusie
8.1
Omdat de bestreden beslissing onbevoegdelijk is genomen, zal deze nietig worden verklaard. De gouverneur zal alsnog een beslissing moeten nemen naar aanleiding van het verzoek van klaagster van 7 november 2024 met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
8.2
Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden verwezen.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het bezwaar gegrond;
- verklaart de bestreden beslissing van 18 november 2024 nietig;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de door klaagster voor dit geding gemaakte kosten aan rechtskundige bijstand, begroot op Afl. 1.400,-.
Deze beslissing is gegeven door mr. B.J. van Ettekoven, rechter in ambtenarenzaken, bijgestaan door M.R. de Cuba, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 30 juni 2025, in tegenwoordigheid van de griffier.
Informatie over hoger beroep
Tegen deze uitspraak kunnen alle partijen hoger beroep instellen bij de Raad van Beroep in ambtenarenzaken (RvBAz).
Het hoger beroepschrift moet worden ingediend
binnen 30 dagen:
  • als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: binnen 30 dagen na de dag van de uitspraak;
  • in de andere gevallen: binnen 30 dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
De indiener van het hoger beroep moet in ieder geval:
  • het hoger beroepschrift indienen in tweevoud;
  • een afschrift van deze uitspraak bijvoegen;
  • vermelden waarom hij het niet eens is met de uitspraak (hoger beroepsgronden).
Partijen kunnen gebruik maken van de mogelijkheid om binnen de gegeven hoger beroepstermijn te volstaan met een pro-forma hoger beroepschrift. Dit betekent dat de hoger beroepsgronden op een later moment kunnen worden ingediend.
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.